Dit lange korte verhaal van dertig bladzijden omspant een periode van twaalf jaar, maar de tijd is er op een vernuftige manier in elkaar geschoven. Daardoor komt alles beter, want raadselachtiger, tot zijn recht, zodat je dieper de gebeurtenissen en hun ware betekenis in wordt gezogen.
Klassiek is de manier waarop er voorzetten en inlossingen worden gegeven. De ineens illegaal geworden communistische boeken en blaadjes, die Simontje in de plomp moet dumpen als de oorlog is uitgebroken, en het lijk van de ondergedoken oom Hans, dat ook in illegaliteit moet worden afgezonken, vormen op die manier een symbolisch beeld dat onbewust de hele tragedie van de Jodenvervolging verbeeldt. Want wat is absurder dan boeken te water te laten? Boeken verbranden. Net zo absurd als illegaal een lijk afzinken. Of de verbranding van een heel volksdeel. Simon en zijn moeder zien het allemaal onder hun ogen gebeuren. Die wanhoop wordt in het verhaal eerst terloops, maar dan steeds dreigender verbeeld. Dat is met meesterhand gedaan.
Simontje duwt oom Hans in zijn invalidenkar de brug op, oom Hans beveelt hem los te laten. Simon waarschuwt nog dat dat niet mag, maar daar gaat hij al. Oom Hans waagt het erop, als hij geluk heeft, wordt hij overreden door een auto. Maar hij kantelt alleen met kar en al om.
‘Hij had geen letsel opgelopen, maar zweeg en zat, toen we bij hem thuis waren, aan tafel stil voor zich uit te kijken.’
En bijzonder subtiel: oom Hans, die zich door zijn verlamming moeizaam verplaatst in zijn werkkamer als hij daar, vlak na de inval van de Duitsers, met Simon alleen is. ‘“Je wilt zeker wel een sigaret?” vroeg hij en stond op om de doos te zoeken. “Zeg maar waar ze staan, dan pak ik ze wel,” zei ik, maar hij schuifelde naar de hoek van de kamer, waar hij een koperen, lage, vierkante doos van een tafeltje nam. “Lach je?” vroeg hij, de rug naar mij toegewend. “Waarachtig niet” zei ik.’
De scène laat feilloos de machteloosheid voelen. Het ‘Lach je?’ is een intiem moment tussen Simon en oom Hans waarin alles vervat is. De kreupele oom Hans weet het en weet dat Simon het weet: het is allemaal zinloos, hij kan geen kant op, het is afgelopen. Iedereen weet het. Simons moeder gaat met de moed der wanhoop het zwakzinnige Ottootje bezoeken in het Apeldoornse Bos. Gelaten kunnen ‘Hansje’ en tante Jaane niet anders dan uit het raam starend op hun doodvonnis zitten wachten, een Edward Hopperachtig beeld zoals Simon dat waarneemt wanneer hij van straat opkijkt naar de ramen.
Er gebeurt helemaal niets, terwijl het onafwendbare zich voltrekt. Dat is