Halfweg de berg ontmoet ik een panter, die me naar de oever van
een vijver geleidt. Hij toont me zijn spiegelbeeld, en zegt: ‘Schilder
nu maar’. Ik zet me aan het werk, maar een lichte bries komt op en
rimpelt het wateroppervlak, waardoor de mengeling ontstaat van
een luipaard, een lynx, een los, een wilde kat en een kat zonder meer.