Tirade. Jaargang 53 (nrs. 427-431)(2009)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Leo Vroman Gedichten Kleiner en kleiner Wij worden steeds kleiner, bij de Hollanders vergeleken; een onvermijdelijk teken dat wij aan verdwijnen lijden terwijl het toch best met ons gaat en met mijn voorlopige gestalte: mijn ledematen doen niet al te dwergachtig met hun formaat, mijn benen passen nog in mijn benen, mijn voeten hangend aan hun kuiten steken toepasselijk naar buiten, mijn knieën zijn nog niet verdwenen in mijn borstkas, en mijn hoofd - natuur of hemel zij geloofd - zakt nog niet mijn keelgat binnen, mijn vingers hangen niet als vinnen aan een bont geschubde bast maar schrijven hierna alvast al of niet gepast nog enige zinnen. Reuzen uit ons moederland bezoeken ons voorzichtig en geven ons eigen spichtig klauwtje de warme hand van een olifant. De zitkamer wordt altijd ruimer na het afscheid en dan, weer alleen, missen we iedereen. Fort Worth, 9 oktober 2009 [pagina 66] [p. 66] Nalatenschappen Bladerende in een boek geschreven door een aanstaand lijk merk ik vaak dat ik niet kijk naar wat ik zoek: ik zoek de aanblik en de stem van haar of hem. Toch, van poëten pas gestorven leven de vruchten ongestoord en als fruitsla onbedorven nog een tijdje voort. Ach als een boom vers is gevallen weten de bladeren nog van niets. Met de gedichten van haast alle dichters is het ook zo iets; maar in een al te oud gedicht gaat het menselijke ten onder, ik zie de rimpels nog maar zonder een gezicht. Telkens tracht ik dan te lezen wat zo dolgraag mooi wou wezen maar zie walgende ten slotte al hun werk naar mij rotten. Kunnen wij de meest geschikte waar men vroeger over snikte niet in leven terug herschrijven en aan het snikken blijven? Fort Worth, 9 november 2009 Vorige Volgende