maal niet kon betalen, maar je kent me, voor minder doe ik het niet - voor meer helaas wel is nu gebleken. De tijd die we op het vreselijke eiland doorbrachten waarvan ik de naam niet mag noemen omdat je anders kotsneigingen krijgt, de nachten waarin we alleen maar gamba's hebben gegeten en - alweer - champagne dronken, de avonden waarop we zo dronken werden dat die taxichauffeur ons niet mee wilde nemen, waarop we urenlang films keken, weggestopt onder de dekens, soms rillend van de kou, de dozen bonbons die ik voor je haalde en bijna altijd helemaal zelf opat. Ik herinner je er maar even aan.
Als het goed is zijn je sproetjes nu wereldberoemd, je knieën ook, je haren die niet echt van jou waren maar uit India kwamen, je platte billen die opeens toch heel aardig waren in een spijkerbroek. De keer dat we naar een film gingen en zo moesten lachen dat we weggestuurd werden door de suppoost die weer zo om ons tweeën moest lachen dat hijzelf de bioscoop uitgegooid werd, de keer dat je vertelde dat eigenlijk alle honden mannen waren of was het nou dat alle mannen honden waren?
Behalve ik, zei je.
Ik was geen hond, ik was de liefste die je ooit had gehad, ik was het einde en het begin in een zin, ik was voor jou een geluk waar je maar moeilijk mee om kon gaan. Dat is wat je zei.
Ik zei vaak dat ik je miste, jij zei dan: ‘Waarom mis je me, ik ben er toch?’
Maar ik miste je meteen nadat ik mijn eerste leugens aan je had verkondigd, die leugens die volgens jou je hele leven verpest hebben (ik blijf dat, sorry dat ik het zeg, overdreven vinden), die eigenlijk meteen al het einde van onze relatie betekenden. Ik wist dat al, vanaf dat eerste moment moest ik dat onder ogen zien.
Je zei dat je niet met opzet die kandelaar naar mijn hoofd heb gegooid, dat geloof ik. Ik vertel je dat ik niet met kwade bedoelingen de hele boel bij elkaar gelogen heb. Ik was bang voor mezelf, voor de werkelijkheid en uiteindelijk bang voor jou. Als je in een droom leeft en iemand die op wil blazen dan huil je eerst, als je tranen gedroogd zijn zie je alles al iets positiever, en na een paar weken lach je om die tranen. Ik lach al heel lang niet meer, ik leef een teruggetrokken leven, ik ben niet meer degene die ik was, maar ik wil die persoon ook niet meer zijn, die persoon is op reis gegaan om niet meer terug te keren, zijn gangen zijn trouwens niet te traceren, mocht je het in je hoofd halen. Heb je mijn naam al uit je ring laten weghalen?
Gehuild heb ik toen ik een sok van jou vond in een verhuisdoos, tussen mijn honderd paar sokken (ja ik heb ze nog steeds, en ze zijn nog altijd door