Hieraan zal de zinsnede ‘middellijk of onmiddellijk’ toegevoegd worden, om duidelijk te maken wat de uiterste grenzen zijn, aldus de minister van Kerkelijk Recht, Hirsch Ballin.
Deze uiterste grens is het opzettelijke beledigen van andermans geloofsovertuiging, een grens dus die gelijke tred houdt met de groeistuipen die menig christen of moslim in z'ntenen heeft... Och arme jongens toch! Deed 't pijn toen men fronste bij de sexuele voorkeuren van Mohammed? Begonnen de schoenen te knellen toen men het eten van de hostie voor een kannibalistische gewoonte hield? Voelde 't als een likdoorn aan toen de ongelooflijke slechtheid van het Opperwezen aan de kaak gesteld werd?
Hela, wat nu? Is dat artikel 147sr die uit de dood herrijst? Jawel, al heet hij voortaan 137c. 't Zal wel ijdelheid zijn.
De gevolgen van zijn er niet minder om, zijn werkelijk waar verrukkelijk... Rechtszalen zullen vijf keer per dag overspoeld worden met moslims die zich gekrenkt voelen. In het gedrang raakt een pastoor die een oordeel eist over de goddelijkheid van Mohammed, zijn brevier kwijt. Een nieuwsgierige jood veegt er zijn voeten aan af. Mag hij trouwens door één deur met de rest? En moet Luther niet alsnog gedaagd worden voor zijn kritiek op de Paus? Bij dit soort vragen zitten de rechters met de handen in het haar, terwijl intussen de advocaat van de duivel onder het beklaagdenbankje kruipt en op zijn gemak een sinasappel pelt.
Dit zal ons niet bespaard blijven, jubelen de liefhebbers van Nederlands toneel, zo gewend aan kluchten.
Ook het debat over godslastering heeft veel weg van een klucht, uitgevoerd door stijve harken.
In 2004 liet toenmalig minister van Justitie, Piet Hein Donner, per brief aan de tweede kamer weten, ‘dat de mogelijkheden voor verruiming van de strafbaarstelling voor belediging en godslastering worden onderzocht.’
Kennelijk was de minister druk met kiezels rapen, zodat hij de rots waarop hij stond niet zag. Hoe anders verklaart men een dergelijke passage in een brief die geschreven werd om de tweede kamer te informeren over de moord op de cineast Theo van Gogh?
Daags later, op het cda-congres te Utrecht, las Malle Pietje opnieuw uit eigen werk voor en beweerde dat mensen niet tot in het diepst van hun overtuiging beledigd mogen worden. Kamerleden, van wie niemand het bestaan vermoedde, schreeuwden moord en brand en dienden zelfs een motie in om het verbod op godslastering te schrappen. Toen dit niet lukte, dienden zij een motie van wantrouwen in. Het zou niet de laatste