Tirade. Jaargang 50 (nrs. 412-416)(2006)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Wim Hofman Zomer. Episode uit een jeugd. a. Het was een stoffige zomer. b. Het kwam door de bedwantsen. c. Het werden zweren. Je moet ook niet krabben, zei mijn zus. Het was ver naar het dennenbos. Ten minste acht kilometer lopen. Miljoenen vliegen vlogen daar in wanorde rond. Ze wegslaan. Ze wilden steeds in onze buurt zijn, aan onze lippen likken, in onze ogen zitten. Ze wegslaan. Ze wegslaan hielp niet. Onze hond blafte naar zijn eigen schaduw, en hapte naar de vliegen. Hij was donkerder dan zijn schaduw. Zus liep op blote voeten. Mieren staken in een slordige rij het pad over. Ze kropen op een hagedis. Hij was misschien verlamd door ontelbare drupjes mierenzuur. Zenuwpezen. Een stuk staart was er al af. Het was nergens te bekennen. Zus droeg een vleeskleurige bh. Jij gaat in een vennetje, zei ze. Daar zitten verse bloedzuigers in. [pagina 25] [p. 25] Die zijn goed voor je benen. Vanavond doe ik er pleisters op. Aan de hemel stond een vleeskleurige zon. Ik liep een vennetje in. Het donkergrijze water kwam net niet tot aan mijn knieën. De hond holde door het water, stond opeens stil om te drinken. Ik dacht aan de vliegen die nu rondzwommen in maagwater. Ik bewoog mijn tenen in de zachte modder op de bodem. Ik wachtte op de bloedzuigers. En keek of de zon al zakte. Nee. Hij wachtte net als ik. Een kinderzomer duurt een eeuwigheid. Vorige Volgende