Tirade. Jaargang 45 (nrs. 388-392)(2001)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] J. Eijkelboom Gedichten De equilibrist Hij blijft nog op twee wielen overeind, trekt staande als een maraboe in 't morgenlicht zijn sokken aan, al wordt hij 's middags soms zijn eigen poppenspeler die aan onzichtbare draadjes schokkerig zijn schouders rechttrekt bij de benadering van een voorname vrouw [pagina 195] [p. 195] Het paar Houden ze zich aan elkaar overeind? Hoe dan dat onstuitbare te duiden van hoe zij voortgaan, voetje voor voetje weliswaar, maar vastberaden. Al wordt dat weer gelogenstraft door haar verdwaalde glimlach waarnaast zijn fonkelnieuw gebit het late zonlicht evenaart. Hij heeft voor haar nog alles over: haar tasje bungelt aan zijn ontzaggelijke hand. [pagina 196] [p. 196] Een tel of zes Misschien is dit het laatste dat zal blijven: flarden landschap meestal niet thuis te brengen maar autonoom van helderheid. Platanen in hun blote bast langs een herkende weg - maar waar, waar ook alweer - in een bestoofde hitte die lijkt op ongevraagd geluk, zich zomaar in den vreemde thuis te voelen, en dat bewaard voor wel een tel of zes, zeg zeven. [pagina 197] [p. 197] De merwede We moeten het er maar mee doen, Richard, met dit gelijkmatige water, deze vertraagde snelweg. De schipper in zijn verstelbare fauteuil draait allang geen rad meer in 't rond, verheft zich hydraulisch boven kisten als huizen, ziet de restanten riet over het hoofd waartussen wij in voorwereldlijke kano's soms scholen voor onweer of om degene die voor ons zat gelegenheid te geven het hoofd in onze ontvankelijke schoot te leggen; de dronkenschap van gekneusde biezen die je dan overviel. O, take me to the water, bring me to the river, opnieuw en opnieuw. Vorige Volgende