algemene flauwheid bevangen waren en meenden dat je er toch alleen maar gezanik mee kon krijgen; of alleen maar zouden willen zeggen dat de heersende morele zelfgenoegzaamheid hun onverkwikkelijk voorkomt; of zelfs alleen maar dat het hun verdriet te horen dat Nederlanders, met Duitsers, de beste emigranten van west- Europa zijn, in een handomdraai aangepast en nooit een traan voor hun oude vaderland?
Wij weten daar niet veel van. Er is op dat punt een soort wijsheid gegroeid die maar uit één principe bestaat, namelijk dat niets toch ooit enig verschil maakt. Waarom zouden wij van de gangbare mening afwijken? Waarom zouden wij uitzoeken wie er van de gangbare mening afwijken? Wat is daar allemaal zo interessant aan? Zolang bijna niemand op die vragen antwoord kan geven, blijven de machten der inertie onverzettelijk.
*
Eén ding kan in ieder geval gezegd worden. Degenen die van mening zijn dat je niet zomaar de orde in een kantoor met fabrieksruimte moet verstoren, hebben gelijk. Niemand kan zeggen wat voor belang daarmee gediend zou worden dat maar bij benadering zo essentieel is als de welvaart. Men kan zich beklagen dat men niet tot een onderontwikkelde natie behoort: daar immers is de welvaart het wonderbaarlijke visioen van de toekomst, terwijl wij in west-Europa niets anders te doen hebben dan hem zo'n beetje onderhouden, en hopen. dat hij er nog iets beter op wordt; maar wie zich dan verveelt, moet maar aan iets anders denken. De godsdienst, zeggen sommigen: die moet nieuw ondervonden worden. Helaas is daar onvoldoende aanleiding toe, in een welvarende maatschappij die het leven nuttigt met theelepeltjes. God wordt gezocht uit nood, niet uit gemak. Wie God wil, moet zijn hoop richten op de atoombom: dan zul je eens wat anders zien.
Meer maatschappelijke broederschap wordt door anderen aanbevolen. Opnieuw staat de welvaart in de weg. Een gevoel van broederschap komt tot stand bij samenwerking naar een bepaald doel, en wat hebben wij voor gemeenschappelijk doel? Er is er helemaal geen, en let wel dat het ook maar romantiek is, dat gebabbel over vroeger toen het er wel was, of over later als het er zeker zal zijn.
*
Objektief gesproken is nergens behoefte aan. Objektief gesproken is er niet eens een kwestie van verveling aan de orde. De afgemeten maatschappij zonder doel beantwoordt precies aan de wensen van waarschijnlijk de meerderheid van zijn leden. Wij moeten wel onderscheiden dat het juist pogingen zijn om er meer leven in te brengen die hen vervelen: dat geeft allemaal last en lawaai, en kost nog geld ook. Inderdaad is het enige bezwaar dat ik ooit heb kunnen vinden tegen de glasharde ontkenning van de vervelendheid van het gewone leven, die de Nederlandse samenleving mede haar unieke karakter heeft gegeven, dat zij tot verveling stemt over alle dingen die niet gewoon zijn: de kunsten, de grillen van het hart, de vrijheden van de verbeelding, de aanslagen van de intelligentie. Ik zou zeggen, met een tamelijk nonchalante precisie, dat de mate waarin men gevoelig is voor die niet gewone dingen, evenredig is met die waarin men de verveling van het gewone leven ondervindt. Laat de precisie desnoods weg, en houd alleen een slordige correlatie over: die lijkt mij onbetwistbaar.
Hier wordt nu het idee van de wederzijdse verveling in zijn volle schoonheid zichtbaar. Als ik alleen kan zeggen dat ik iemand vervelend vind, of een samenleving vervelend vind, is er verder niets te beginnen, want nooit zal ik een van beide overtuigen dat het hun lonen zal als zij minder vervelend voor mij worden; zij zouden alleen betogen dat zij wel andere dingen te doen hebben. Ik verstoot hen uit het ware leven, en blijf troosteloos achter, want wat heb ik aan een waar leven zonder mensen? Ik kan alleen Ach en O zeggen, en B. kon zelfs overgeven.
Vinden zij mij daarentegen hunnerzijds ook vervelend, dan blijft deze frustratie achterwege en wordt de ervaring veel begrijpelijker. De ware oorzaak van verveling is niet dat het ons aan gezelligheid ontbreekt of aan amusementen of aan geestelijk leven; hij is dat wij ons bezig moeten houden met een visie van het leven die voor ons niet aannemelijk is, te groot, te klein, te licht, te zwaar, of wat dan ook. Wanneer wij onszelf vervelen, is de zaak niet anders: wat kon minder te verwonderen zijn dan dat wij de termen van onze eigen levensopvatting niet aannemelijk vinden? De meest vervelende anderen zijn ook juist degenen die onze eigen overwonnen of nog niet helemaal overwonnen standpunten vertegenwoordigen; vandaar de intense verveling die ouders kan bevangen wanneer zij hun kinderen in de eerste stadia van de volwassenheid aan moeten horen.
Het onderscheid tussen hen die door gewone en hen die door ongewone dingen verveeld worden blijkt dan veel te eenvoudig te zijn voor individuele toepassing. De praktijk kent alleen overgangsvormen, zodat twee liefhebbers van ongewone dingen elkaar danig kunnen vervelen, en opluchting kunnen vinden bij verstokte vereerders van de gewoonheid. Wie had kunnen verwachten dat ik verveeld zou worden door het werk van Pirandello, en C. door dat van Molière? Onze verveling geeft met de grootst mogelijke nauwkeurigheid de grenzen van onze persoonlijkheid aan.
Het is dus een naïeve en onbruikbare gedachte dat wij de verveling om ons heen, die algemeen objektief vastgesteld wordt, zouden kunnen lenigen door de ongewone gedachten uit te dragen die ons vervullen. De objektieve verveling is niet anders dan de som van de partikuliere vervelingen, en het enige wat wij kunnen doen door onze ideeën te verspreiden is integendeel die partikuliere vervelingen te bevorderen.
*
Het lijkt mij dat hiermee inderdaad een taak gesteld is. Verveling, zoals meen ik Kierkegaard ook zei, is de bodem waaruit alle ideeën en initiatieven gegroeid zijn. Wanneer wij in Nederland meer ideeën en initiatieven willen zien, moeten wij beginnen met het publiek stelselmatig te vervelen, dat wil zeggen zoveel mogelijk van onze ideeën bekend te maken. Sommigen zullen instemmen, velen volharden in het schouderophalen; maar het kan niet anders of op den duur zal de hartstochtelijke verveling enkelen te machtig worden, en dan begint het lieve leven.
De litteratuur zal bij deze onder-