Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 2
(1897)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 161]
| |
Shakspeare's verzuchtingGa naar voetnoot(1).Als ik vol droevig klagen
ten hemel opwaarts schouw,
niet wetend waar te vragen
naar troost in mijnen rouw,
dan denk ik aan de vrouwe
die mij haar liefde gaf.
O, engel, wees gezegend,
gij kust mijn tranen af.
Voel ik den moed me ontglijden;
wensch ik met sombren lust,
- als 't einde voor mijn lijden -
den vreê der eeuwge rust,
dan beurt mij uwe stemme,
als waar' het, uit mijn graf.
O, engel, wees gezegend,
gij kust mijn tranen af.
Der droefenis of blijheid
had ik een hartlijk lied;
ik dorst naar liefde en vrijheid,
doch naar de glorie niet:Ga naar voetnoot(2)
de schepter van den dichter
was vaak een bedelstaf!Ga naar voetnoot(3)
Ik zing voor u, o engel,
gij kust mijn tranen af.
| |
[pagina 162]
| |
'k Heb niemand opgehemeld,
en niemand ziet naar mij;
waar men met gunsten wemelt
daar ga ik, koel, voorbij.
En word ik doodgezwegen
als een verdiende straf,
toch lacht me een engel tegen
en kust mijn tranen af!
Blijf steeds aan mijne zijde,
o, vrouwe naar mijn hart;
wees gij, ten allen tijde,
mijn troosteres der smart.
Dat jeugd en roem m'ontvlieden
als schim of ijdel kaf:
blijf gij mij steeds getrouwe,
en kus mijn' tranen af.
Hendrik Van Eyck. |
|