Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 11
(1989)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De functie van codewisseling in rechterlijke hoorzittingen in Duitsland
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingEen opvallend kenmerk in gesprekken tussen rechters en terbeschikkinggestelden in Duitsland is de codewisseling tussen standaardtaal en dialekt. Deze codewisseling wordt in de meeste gevallen alleen door de rechter in praktijk gebracht. Hij kan omschakelen van standaardtaal met vaktaalelementen naar dialekt en andersom. De terbeschikkinggestelden beschikken zeker als produktief taalgebruiker, slechts overeen code: het dialekt. Op het eerste gezicht lijkt codewisseling een heel plausibele strategie: De rechter past zich in een door vele regels omgeven communicatiegebeurtenis aan aan de mogelijkheden van de terbeschikkinggestelde. Op die manier kan de communicatie, in dit geval toch al niet eenvoudig, worden vergemakkelijkt. Bij nader inzien rijst echter de vraag waarom de rechter überhaupt van code wisselt en niet alles in dialekt doet. Wordt hij door zijn rol of door de juridische contekst belemmerd? Of verschaft codewisseling hem een manipulatiemogelijkheid in de gespreksvoering? Een nieuwe functie dus voor codewisseling in institutionele gesprekken? Deze vragen zullen in dit artikel worden verhelderd. Om deze vragen te kunnen behandelen volgt eerst een uiteenzetting van de institutionele context van een rechterlijke hoorzitting (2). Vervolgens volgt een beschrijving van een normatief model van de gesprekken. Vergelijking van dit model met de wijze waarop de rechter een aantal van de te verrichten taalhandelingen uitvoert, laat zien dat de rechter een formele en expliciete handelwijze afwisselt met een meer informele en impliciete. Deze afwisseling wordt verklaard tegen de institutionele achtergrond van de hoorzitting (3). De afwisseling formeel/informeel komt ook tot uitdrukking in de gebruikte taal, waarin van een voortdurende codewisseling sprake is. Voor één gesprek worden de functies van de codewisseling beschreven. Tenslotte volgt een interpretatie van de functie van de hier beschreven codewisselingen tegen de achtergrond van de literatuur over de functies van codewisseling (4). Het onderzoek is gebaseerd op de opname van vijftien gesprekken in 1978 in Beieren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De institutionele context van een rechterlijke hoorzittingDe richterliche Anhörung (rechterlijke hoorzitting) in Duitsland valt in grote lijnen te vergelijken met het zogenaamde verlengingsgesprek in Nederland. Dit is het gesprek dat de rechter jaarlijks met een terbeschikkinggestelde voert als onderdeel van een procedure, Prüfungsverfahren genaamd, die moet leiden tot een beslissing over een eventueel ontslag uit de psychiatrische kliniek waarin hij gedwongen is opgenomen. Deze procedure wordt gestart door de Staatsanwaltschaft (openbaar ministerie). Deze vraagt de leiding van de psychiatrische kliniek waar de terbeschikkinggestelde verblijft, om een advies. Aan de hand van het gegeven advies bepaalt de Staatsanwaltschaft een standpunt, doet een voorstel aan de rechter en vraagt om een beslissing over ontslag. De rechter verzoekt de kliniek om de terbeschikkinggestelde voor te leiden, hoort de terbeschikkinggestelde en documenteert zijn relevant geachte uitspraken in een verslag. Vervolgens neemt de rechter een beslissing, legt deze vast en deelt deze aan de betrokkenen mee. De hoorzitting heeft de vorm van een gesprek tussen een van de drie aanwezige rechters van een zogenaamde ‘Strafvollstreckungskammer’ en de terbeschikkinggestelde. Naast de rechters is er ook nog een griffier aanwezig, die het door de rechter gedicteerde verslag in steno opneemt en het na de zitting uitwerkt. De lengte van de opgenomen gesprekken varieerde van plm. 8 tot plm. 20 minuten. De hoorzittingen hebben twee doelen: (1) informatie verwerven die voor de rechter gezien de te nemen beslissing belangrijk is en (2) verlenen van rechterlijk gehoor, een grondrecht voor ieder over wie wordt geoordeeld. Dit laatste verklaart ook het feit dat het hier om een mondeling onderdeel gaat van een overigens schriftelijke procedure. Commentatoren (bv. Schäfer 1976) beklemtonen hierbij dat het voor de terbeschikkinggestelde nu gemakkelijker is zich onbevangen te uiten dan bij een totaal schriftelijke procedure. Ook voor de rechter is het beter dat hij degene ziet over wie hij een besluit neemt. Hoofdthema van de hoorzitting is de eventuele vrijlating van de terbeschikkinggestelde. Als subthema's noemt Schäfer (1976):
Verder zijn er nog een aantal kenmerken van deze gesprekken die moeten worden vermeld. (1) Het verplichte karakter van het gesprek. Beide gesprekspartners zijn, of ze willen of niet, verplicht dit gesprek te voeren. Ze kunnen er zich niet aan onttrekken op straffe van sancties. De rechter behoort zijn functie uit te oefenen en zich aan de vastgestelde procedure te houden. De terbeschikkinggestelde moet worden gehoord en als hij weigert, dan is hij zo mogelijk nog kanslozer dan hij al was. (2) Het machtsoverwicht van de rechter. De rechter is gespreksleider en heeft het initiatief. Hij is de vertegenwoordiger van de rechterlijke macht. Het spreekt vanzelf dat hij tijdens de zitting vaak naar de wet en de vroegere behandeling van de zaak verwijst. Hij beschikt over een uitgebreid dossier van zijn gesprekspartner, terwijl de terbeschikkinggestelde hooguit de naam van de rechter kent. De rechter is bekend met wetten en procedures, de terbeschikkinggestelde in de meeste gevallen niet. De terbeschikkinggestelde is tenslotte naast deelnemer ook onderwerp van gesprek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(3) Grote belangentegenstellingen. De terbeschikkinggestelde wil in verreweg de meeste gevallen ontslag, terwijl de rechter in de meeste gevallen al weet dat dit niet mogelijk zal zijn. Niettemin is het de plicht van de rechter om het gesprek in goede banen te leiden. Daarbij wil hij voorkomen de terbeschikkinggestelde te beledigen of belachelijk te maken, en een klimaat bevorderen, waarin hij de uiteindelijke beslissing gemakkelijker zal accepteren. Hier ligt ook het grote probleem van de hoorzittingen. Voor de terbeschikkinggestelde ziet het er naar uit alsof hij met een kans op succes voor zijn invrijheidstelling kan pleiten, terwijl het op grond van psychiatrisch rapport voor de rechter in verreweg de meeste gevallen al vaststaat dat dit niet mogelijk zal zijn. De terbeschikkinggestelde kan eigenlijk geen kant uit. Hij kan zich coöperatief opstellen. In dat geval stemt hij in met het psychiatrisch rapport en is het vanzelfsprekend dat hij blijft. Hij kan zich ook verzetten. En in dat geval is het duidelijk dat hij geen inzicht heeft in zijn eigen situatie en moet hij ook blijven. De rechter beschikt niet over de mogelijkheden deze dubbele impasse te doorbreken. (4) Schijn van communicatieve legitimiteit. Al zijn de belangentegenstellingen nog zo groot en is er nauwelijks een basis voor coöperatie, toch moet het gesprek worden gevoerd. In het algemeen stelt de rechter dan ook alles in het werk om de schijn van communicatieve legitimiteit staande te houden en het dwangmatige van de communicatie te versluieren. Hier staan hem twee strategieën ter beschikking: (1) een beroep op wetten en regelingen waaraan ook hij is onderworpen; (2) een minder formele en minder expliciete gespreksvoering. Deze vier kenmerken geven het gesprek het karakter van dwangcommunicatie, een gesprekstype dat het eerst door Schütze (1975, pp. 813-851) en voor Nederlandse situaties ook door Bal (1988) is beschreven. Het komt voor in verhoren, verplichte adviezen, examens en in sommige interviews. Dit dwangmatige karakter van het gesprek bemoeilijkt de gespreksvoering al aanzienlijk. Maar dit is nog niet alles, er zijn meer bemoeilijkende factoren. Beide gespreksvoerders kennen elkaar niet en hebben elkaar nooit gezien. Ook kan het door de toestand waarin de terbeschikkinggestelde verkeert, vaak nog moeilijker worden om hoe dan ook tot een geordend gesprek te komen. De situatie is nu voldoende beschreven, om de taalhandeling richterliche Anhörung zelf aan een nader onderzoek te onderwerpen. Dit is nodig om het juiste kader aan te geven, waarbinnen de codewisseling functioneert. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Het gesprek zelfBij institutionele gesprekken is het mogelijk om op grond van gegevens uit wetten, regelingen, aanwijzingen op formulieren die het gesprek begeleiden, opmerkingen van de rechter, enzovoort, een globaal gespreksmodel af te leiden volgens welk de rechter idealiter te werk moet gaan. Een dergelijk model wordt nu eerst gepresenteerd. Vervolgens wordt voor drie verplichte deelhandelingen bekeken in hoeverre ze in de gesprekken worden gerealiseerd. Tenslotte wordt een poging gedaan om tot een verklaring van de afwijkingen te komen. Volgens de Duitse wet (Strafprozessordnung, § 454) valt de hoorzitting te beschouwen als een gelegenheid die de terbeschikkinggestelde krijgt een verklaring af te leggen over zijn eventuele invrijheidstelling, welke verklaring door de rechter in ontvangst moet worden genomen en vastgelegd. Hier draait het om. Deze gelegenheid wordt ingebed in een gesprek dat globaal genomen de volgende vorm heeft.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al deze handelingen houden taalhandelingen in, waarvan het de moeite waard is na te gaan of ze inderdaad plaatsvinden. Nu is dit geen eenvoudige zaak. Het zou eenvoudig zijn als de rechter van een uiterst formeel standpunt uitging en elke vereiste taalhandeling ook expliciet zou noemen, hetzij door te verrichten handeling met evenveel woorden te benoemen, hetzij door de handeling met evenveel woorden te verrichten. Dit gebeurt lang niet altijd. Voor enige taalhandelingen wordt hier aangegeven in hoeverre ze expliciet worden verricht. Het gaat om de handelingen (2) het doel van de hoorzitting uiteenzetten, (4) uitnodigen tot het afleggen van een verklaring, en (6) de inhoud van het psychiatrisch rapport meedelen.
(1) Het doel van de hoorzitting verklaren. Het doel van de hoorzitting wordt in geen van de 15 hoorzittingen expliciet verklaard. Twee keer wordt het doel van de hele procedure uiteengezet en in één van die gevallen wordt ook het verband van de hoorzitting met de rest van de procedure beschreven, bijvoorbeeldGa naar eind2: die Grundlage für unsere Prü fung/ob Sie entlassen werden können oder nicht eh ist einmal das Urteil eh zum anderen/eine gutachterliche Stellungnahme/die wir/vor jedem Prüfungstermin vom Nervenkrankenhaus einholen/und/ das/was Sie uns heute/sagen [Hermann 13-17]. Dan zijn er nog vijf gevallen waarin de rechter via een soort leergesprek, door vragen stellen waarop hij zelf het antwoord al weet, tracht te achterhalen, in hoeverre de terbeschikkinggestelde inzicht heeft in de situatie, wat een aanloop zou kunnen zijn voor een uiteenzetting van het doel. In géén van de vijf gevallen komt hij er echter nog aan toe.
(2) Uitnodigen tot het afleggen van een verklaring. Wanneer het doel van de hoorzitting niet met evenveel woorden wordt genoemd, dan is het te behandelen hoofdthema: de eventuele vrijlating van de terbeschikkinggestelde een belangrijke kandidaat om aan de orde te stellen. De rechter dient dit te doen door de terbeschikkinggestelde op een of andere manier in de gelegenheid te stellen een verklaring af te leggen. In vier van de vijftien gevallen vraagt de rechter inderdaad naar het standpunt van de terbeschikkinggestelde over een eventueel ontslag. Een voorbeeld: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R. ja Hen Pilz was meinen Sie denn wollen Sie hier bleiben oder meinen Sie daß mir Sie entlassen könnten? Daarnaast kan deze vraag op een impliciete manier worden gesteld, namelijk door te vragen naar de vervulling van mogelijke voorwaarden voor vrijlating, zoals vragen naar genezing, gedrag in de kliniek, familieomstandigheden, vooruitzichten op werk en toekomstplannen. Via een conversatie over een van deze thema's wordt het hoofdthema ‘mogelijk ontslag’ toch aan de orde gesteld. Dit gebeurt negen keer. Als zo'n conversatie niet tot succes leidt, kan de rechter alsnog de hoofdvraag expliciet aan de orde stellen: R. nun/zunachst/wie/beurteilen Sie Ihre Lage wie fühlen Sie sich Herr Hermann? In de vier overige hoorzittingen stelt de rechter geen enkele vraag in deze richting.
(3) De inhoud van het psychiatrisch rapport mededelen. In alle gevallen doet de rechter mededelingen over de inhoud van het psychiatrisch rapport. Dat kan in verscheidene graden van formaliteit gebeuren. Twee uitersten zijn: R. mhmh.. jetzt muß ich Sie/da mit dem Gutachten von Herrn Neumüller bekanntmachen der meint nämlich/das insgesamt gsehen/keine wesentliche Besserung bei Ihnen/bisher eingetreten ist en R. der Arzt meint halt daß des no net geht | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een belangrijk kenmerk van formele aankondiging is het feit dat de rechter de te verrichten taalhandeling met evenveel woorden noemt (‘bekanntmachen’ in het eerste voorbeeld). Dit komt in drie van de vijftien gevallen voor. Andere kenmerken van formele aankondiging zijn: de vermelding van de opstellers van het rapport (13 maal), de vermelding van de datum (4 maal), de vermelding van de ondertekening (9 maal), het woordelijk citeren (5 maal), het gebruik van formele taal (1 maal), het gebruik van standaardtaal (13 maal). De bekendmaking kan afhankelijk van de graad van formaliteit ook impliciet gebeuren via een conversatie, waarin een ondergeschikt thema aan de orde wordt gesteld; bijvoorbeeld door te vragen naar de bekendheid met de betreffende arts: R. kennen Sie an Doktor Ludwig und an Doktor Förster? Dit komt twee keer voor, terwijl in vijf andere gevallen in een soort tussenconversatie naar de bekendheid met de arts wordt gevraagd. De rechter kan hiermee de bedoeling hebben na te gaan of de terbeschikkinggestelde überhaupt nog weet wie zijn behandelende arts is. Een andere manier om het psychiatrisch rapport impliciet aan de orde te stellen is die waarop feiten uit het psychiatrisch rapport ter sprake gebracht worden, overigens zonder daarbij te vermelden dat het om een feit uit het psychiatrisch rapport gaat, bijvoorbeeld: R. ja und wie schaut's zur Zeit mit 'm Alkohol aus? Het is in dergelijke gevallen niet steeds duidelijk wat de bedoelingen van de rechter zijn. Brengt hij met opzet zonder enige aankondiging feiten uit het psychiatrisch rapport ter sprake, om te zien hoe de terbeschikkinggestelde reageert en om na te gaan of zijn kijk op de zaak overeenkomt met de bevindingen uit het rapport? Wil hij als dat niet het geval is een mogelijkheid hebben om de terbeschikkinggestelde te confronteren met een uitspraak uit het rapport. In acht gevallen treden er confrontaties met het voorafgaande op over onderwerpen waartoe de rechter het initiatief heeft genomen. In de zeven overige gevallen maakt de rechter melding van de inhoud van het rapport zonder een zichtbare samenhang met het voorafgaande.
De vraag is nu: Waarom voeren de rechters deze gesprekken zoals ze ze voeren; met andere woorden waarom wisselen ze een formele en expliciete aanpak af met een informele en impliciete aanpak? De minder formele en wat impliciete aanpak van het gesprek kan verschillende gronden hebben.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De twee eerste verklaringen behoeven geen nadere toelichting. De derde verklaring blijkt uit een vergelijking van informatie uit een hoorzitting, die uit het protocol en die in de argumentatie van het uiteindelijke besluit. Voor één hoorzitting was deze inderdaad beschikbaar. We laten hier enige citaten volgen. De citaten betreffen steeds het inzicht van de terbeschikkinggestelde in zijn ziekte. Het eerste is uit het psychiatrisch rapport: Bei den Og. liegt ein Schwachsinn mittleren Grades (Imbecillität) mit Charakterstörung (Psychopathie) und Neigung zu unberechenbare Handlungen vor. Während der bisherigen Behandlung ist noch keine wesentliche Besserung eingetreten. Herr O. ist auch krankheitsuneinsichtig. Het tweede is uit de hoorzitting: R. Bei Ihnen eh beurteilt sich diese eh diese Sachlage moch etwas anders Herr Ort.. weil Sie nach der..... Begutachtung/der/Anstaltsarzte... krank sind.... man nennt die Krankheit.. Het derde is uit het protocol: Er erklärte hierauf: [...] Die Krankheit die mir aus dem Gutachten des Anstaltarztes Dr. Ludwig vom 29.3.1978 genannt wird, ist mir in ihrem Wesen und ihrer Auswirkung unbekannt. Uit deze citaten wordt duidelijk dat de rechter, in dit geval op een wel extreem primitieve wijze, de stelling van het psychiatrisch rapport beproeft door er op een dubbelzinnigeGa naar eind3 manier in een informele sfeer een vraag over te stellen. Het simpele, maar strikt genomen ook dubbelzinnige, ‘neen’, is dan voldoende om zijn uitspraak in het protocol te formaliseren. De conclusie ligt nu voor de hand dat het gesprek tussen rechter en terbeschikkinggestelde wat losjes wordt gevoerd. Weliswaar kan er uit allerlei wetten, regelingen, gewoonten enzovoort een gespreksmodel worden afgeleid. Maar in de gespreksvoering zelf springt de rechter wat gemakkelijk met dit model om in die zin dat hij de formele en expliciete aanpak afwisselt met een informele en impliciete. Hiervoor zijn een aantal gronden aangevoerd, die precies passen in de karakterisering van dwangcommunicatie die de hoorzittingen in paragraaf 2 hebben gekregen, namelijk een bijna onbeperkte macht van de rechter, die gepaard gaat met een versluieringstactiek, die die machtsuitoefening moet verhullen. De versluiering lijkt hier bovendien een verdere functie te hebben, namelijk als verstrikkingsstrategie van de rechter, om zo voor de terbeschikkinggestelde tot een rechtvaardiging of bevestiging van het psychiatrisch rapport te komen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 CodewisselingDe wisseling tussen formeel en informeel komt ook in het taalgebruik tot uiting. In de inleiding is al gewezen op de codewisseling bij de rechter tussen standaardtaal met juridische vaktaalelementen en dialekt (Beiers), die de rechters in de meeste gevallen hanteren. Het ligt voor de hand om de functie van codewisseling binnen de tot nog toe beschreven context aan een nader onderzoek te onderwerpen. De gekozen taktieken van de rechter kunnen dan nauwkeurig worden gelokaliseerd. In de literatuur duikt het begrip codewisseling voor het eerst op rond het jaar 1970. Blom en Gumperz (1971) ontdekken in een gemeentehuis in een kustplaats in Zuid-Noorwegen, dat bezoekers van het gemeentehuis standaardtaal spreken, maar dat ze op dialekt overschakelen, zo gauw ze het over andere onderwerpen, bijvoorbeeld familieaangelegenheden gaan hebben. Voor dialektsprekers is dit een tamelijk vertrouwd fenomeen, maar tot dan toe had het nog nooit de systematische aandacht van taalkundigen gekregen. Het is met name Gumperz' verdienste geweest dat hij heeft aangetoond, dat codewisseling niet alleen werd toegepast als de situatie veranderde, bijvoorbeeld als iemand van een andere groep aan het gesprek ging deelnemen, maar dat codewisseling ook binnen eenzelfde communicatiesituatie voorkwam en daar bepaalde functies kon hebben (Gumperz 1982). Die functies kunnen van stilistische of pragmatische aard zijn (Grosjean 1982, p. 145 e.v. en Giesbers 1986, p. 117); ze kunnen ook van belang zijn voor de vormgeving van interpersoonlijke relaties (Scotton, 1983). Welke functie heeft nu codewisseling in de rechterlijke hoorzitting? Hiertoe heb ik een hoorzitting, die van Karl Ort, waar het onderscheid formeel/informeel het meest opvallend was aan een nader onderzoek onderworpen. De twee codes die in de hoorzitting worden gebruikt betreffen het standaard-Duits en het Beiers. De rechter beheerst beide varianten aktief en passief. Karl Ort beheerst het standaard-Duits alleen passief en het Beiers passief en aktief. Dit leidt er toe dat Karl Ort de standaard-variant ongetwijfeld als zij-code zal ervaren en het Beiers als wij-code. De meer formele gedeelten hebben nog een idiolektisch kenmerk, namelijk een soort dikteerintonatie die gekenmerkt wordt door het stokken van de intonatie op de plaatsen die in het transcript met ‘/’ zijn aangegeven en vele pauzes in de formulering. De betreffende passages krijgen daardoor iets van een monoloog. De in de hoorzitting van Karl Ort ontdekte codewisselingen betreffen bij de wisselingen van standaardtaal naar dialekt de volgende functies van pragmatische en stilistische aard (Een ‘#’ betekent een plaats van codewisseling.):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De functies van codewisseling van dialekt naar standaardtaal zijn:
Blijft nu de vraag naar de verklaring van het taalgedrag van de rechter. Wat verklaart zijn behoefte om steeds te wisselen van code? In de eerste plaats is het de situatie van een rechtbankzitting zelf, die het gebruik van standaardtaal als de meest voor de handliggende of ongemarkeerde code voorschrijft. De institutionele context vraagt om de standaardcode. De rechter wil die enerzijds aanhouden; anderzijds wordt hij door de beperkte communicatiemogelijkheden van zijn gesprekspartner genoodzaakt zich in dialekt uit te drukken, dus de voor die situatie gemarkeerde code. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behalve een stilistische en pragmatische functie heeft codewisseling ook een functie in de vormgeving van de interpersoonlijke relatie. Het is met name Scotton geweest die hierop de aandacht gevestigd heeft (Scotton 1983). In navolging van Brown en Levinson (1980, p. 60) beweert ze dat het samenwerkingsbeginsel van Grice (1975) alleen de inhoud van de conversatie betreft. Het verklaart niet, waarom er zoveel manieren zijn om hetzelfde te zeggen waaruit sprekers vaak bewust kiezen. De oplossing voor dit probleem is de aanvaarding van een onderhandelingsbeginsel, dat verklaart dat sprekers behoefte hebben aan dergelijke keuzen, om daarmee tegelijkertijd te kunnen onderhandelen over hun onderlinge sociale relaties. Evenals uit het samenwerkingsbeginsel vloeien ook uit dit onderhandelingsbeginsel volgens Scotton een aantal maximes voort.
Binnen de context van deze theorie zouden het ongemarkeerdheidsmaxime en het meervoudige-identiteitsmaxime de codewisseling van dialekt naar standaardtaal kunnen verklaren. De ongemarkeerdheidsmaxime verklaart het feit dat de rechter bij het stilvallen van het gesprek en bij de introductie van een nieuw thema, waartoe de procedure hem verplicht, weer terugkeert naar de standaardcode. Hij geeft daarmee dan aan dat het gesprek in het kader van de door de institutie voorgeschreven regelingen voortgang moet vinden en dat de rechter verantwoordelijk is voor de voortgang van het gesprek. Het meervoudige-identiteitsmaxime verklaart het feit dat de rechter niet alleen gesprekspartner is, die enig begrip voor de gehoorde kan opbrengen, maar binnen de institutie ook een aantal rollen heeft te vervullen, bijvoorbeeld die van rechter en gespreksleider. Het eerbiedigingsmaxime en het virtuositeitsmaxime verklaren de overgang van standaardtaal naar dialekt. Volgens het eerbiedigingsmaxime moet de rechter zich aanpassen aan de code van de terbeschikkinggestelde, omdat hij van deze wat gedaan moet krijgen. Hij moet hem op een of andere manier een standpunt zien te ontfutselen. De wet schrijft immers voor dat de rechter dient te beslissen op grond van de standpunten van o.a. de terbeschikkinggestelde. In die zin is hij afhankelijk van de gehoorde. Het virtuositeitsmaxime treedt eveneens in werking. De rechter beheerst wel het dialekt, terwijl de gehoorde de ongemarkeerde code, de standaardtaal, niet beheerst. Dit brengt de rechter ertoe het dialekt te hanteren. In de codewisseling komt het dwangmatige van de communicatie extra tot uitdrukking. Door het gebruik van standaardtaal erkent de rechter de institutie, waardoor het gesprek wordt geregeld; door het gebruik van het dialekt de noodzaak om met de gehoorde in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kontakt te treden. Wanneer het kontakt mislukt of vastloopt, is er steeds weer de standaardcode om de rechter uit de impasse te helpen. Hij gaat dan voor korte tijd als in een monoloog verder. Wanneer het kontakt weer hersteld moet worden, dan is er het dialekt om dit te realiseren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|