De Tijdspiegel. Jaargang 50
(1893)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
Nieuwe uitgaven en vertalingen.I. De kunst om niet ziek te worden; door Paul Mantegazza, Professor aan de Universiteit te Florence. Tweede druk.
| |
[pagina 115]
| |
bibliotheek over 't algemeen uitstekend aan de hier genoemde eischen heeft voldaan en met groot succes de op zich genomen taak vervuld, om aan de beginselen der gezondheidsleer meer en meer bekendheid onder en naleving door zijne landgenooten te verzekeren. Mantegazza is een kundig, fijn opmerker, een scherp criticus, een dikwijls geestig en welsprekend woordvoerder. In en buiten zijn vaderland worden zijne geschriften doorgaans hoog gewaardeerd en genieten zij eene welverdiende populariteit. Toch schijnt het mij volkomen waar, dat zijn stijl en de wijze van toelichting der door hem behandelde onderwerpen - naast veel nuttigs en bevattelijks en boeiends - wel eens aan opgeschroefdheid en onvolledigheid mank gaan; dat 's Hoogleeraars uitspraken over allicht nog ietwat betwistbare vraagpunten wel eens te apodictisch klinken; dat niet ieder zijner publicaties over gezondheidsleer even gelukkig geslaagd heeten mag. I. Dit laatste geldt m.i. in meer dan één opzicht van De kunst om niet ziek te worden. Ongetwijfeld ook hier, in een kort bestek, tal van scherpzinnige opmerkingen, nuttige wenken, treffende raadgevingen, met M.'s eigenaardige zeggingskracht uitgesproken. Maar toch..... het boekje bevat te veel en te weinig tevens. In het eerste hoofdstuk betoogt de schrijver op heldere wijze de hooge waarde der voorkoming van ziekte (prophylaxis). In het tweede dringt hij aan op de oefening onzer zintuigen in het juist uit- en inwendig waarnemen van onszelven, in het zorgvuldig toetsen van ons ‘physiek bewustzijn’; liefst met medehulp van een geneesheer. En daarna volgt een hoofdstuk over scrofuleus en tuberculeus lijden, voornamelijk in verband tot de tering (tuberculeuze longtering); met een kort aanhangsel over de tuberculeuze meningitis (hersenvliesontsteking) der kinderen. Dit gedeelte omvat bijna één vierde van het geheele werkje - 16 van nauwelijks 70 bladzijden - en beweegt zich vooral uitvoerig op 't gebied der bacteriologie van eerstgenoemde noodlottige en, helaas! zoo algemeen verspreide ziekte. Verder wordt er niet slechts de prophylaxis der besproken kwalen in behandeld, maar beweegt de schrijver zich zelfs - minder eigenaardig in een hygiënisch geschrift - op medisch terrein. ‘Op gevaar af door eenige artsen van de nieuwe school gesteenigd te worden’, beveelt hij voor hen, die door longtering worden bedreigd, nadrukkelijk het dragen eener fontenel (op de borst) aan en schrijft hij eene melkkuur voor; verder spreekt hij over 't gebruik van ‘kumisz’ - lees: kumys -, levertraan, jodium-praeparaten, enz. Het korte vierde hoofdstuk bepaalt zich daarentegen, na eene inleiding over normale en abnormale bloedmenging, tot de beschouwing van slechts enkele der vele - mede dikwijls hoogst ernstige - ziekten, welke van laatstbedoelde anomalie afhankelijk kunnen zijn: nl. tot de volgens Professor Mantegazza oorzakelijk identische - alle (?) door overmatige vorming van urinezuur in of onvolledige verwijdering daarvan uit het lichaam ontstaande - kwalen: rheumatismus, jicht, graveel en blaassteenlijden. Het vijfde hoofdstuk bevat veel belangrijks over zenuwziekten en krankzinnigheid..... in ‘onze nerveus-schijnheilig-sceptische eeuw; wat natuurlijk eene pessimistische benaming is, eene caricatuur van het beeld, maar toch zeer gelijkend op het origineel’, zegt de schrijver. Ten slotte wordt hier de hersenberoerte herdacht. In 17 bladzijden bespreekt het zesde, laatste hoofdstuk nog vele der meest voorkomende ziekten, waartegen de hedendaagsche wetenschap de | |
[pagina 116]
| |
eene of andere prophylactische behandeling aangeeft. Ook hier over 't algemeen weder veel leerzaams; meer dan één derde evenwel der gebezigde ruimte wordt gevuld door eene beschouwing der dierlijke en plantaardige parasietische ziekten der menschelijke fauna en flora, wier grootere of kleinere individuen, tot onze meerdere of mindere schade, de eer van onze gastvrijheid trachten te genieten en wier micro-organismen bij ‘myriaden’ op of in ons lichaam hun woekerleven zoeken te leiden. Hoe uiterst belangrijk ook, men zou kunnen wenschen, dat de raadgevende bespreking van dit onderwerp zich niet zoo bijna uitsluitend tot het gebied der microphyten had bepaald; maar vooral valt het moeilijk in te zien, welk voorbehoedend nut voor den leek er gelegen kan zijn in eene dorre opsomming, eene afschrikwekkende nomenclatuur van wat zoo al tot de menschelijke parasieten wordt gerekend, zonder noemenswaardig toelichtenden commentaar en die op wetenschappelijk standpunt bovendien niet van onjuistheden vrij te pleiten isGa naar voetnoot(*). Kon mijn bovenstaand oordeel op de aangegeven gronden niet onvoorwaardelijk gunstig zijn: dat over de vertaling is zoo afkeurend mogelijk. Reeds bij de vroegere, hiervoren door mij herinnerde aankondiging ervan in dit tijdschrift werd de meening uitgesproken, dat zij niet door een deskundige kon zijn geschied; ik vereenig mij ten volle daarmede en voeg erbij, dat de toen aangetoonde grove onnauwkeurigheden in deze editie - volgens den titel een tweede druk - leukweg onveranderd zijn gelaten. Het is een door en door slordig stuk werk, die vertaling: op sommige bladzijden - b.v. 55 en 56 - wemelt ze van fouten. 't Zou de moeite van 't lezen niet loonen, deze uitvoerig aan te wijzen; ik bepaal mij tot de opgaaf van slechts enkele: ze liggen maar voor 't grijpen. Bladz. 9. ‘Men denke echter niet dat de leer der hygiene niets met de leer der voorbehoedmiddelen te maken heeft, zooals de meesten vermoeden’; lees: Men bedenke echter dat de voorbehoedende geneeskunst niet identisch is met de gezondheidsleer, gelijk de meesten gelooven. Bladz. 30. ‘Van Scylla in Charybdus’; lees: van Scylla in Charybdis. Bladz. 32. ‘Zoodra men door overerving vrees koestert voor tering’; lees: Zoodra men vrees koestert voor tering door overerving. Overigens zijn deze woorden niet van Maggiorani, maar - gelijk duidelijk wordt gezegd - ‘van den grooten Graves’. Ibidem. ‘Dicta e solo lecte, sive cocto, sine crudo’; lees: Dieta e solo lacte, sive cocto, sive crudo. Bladz. 33. ‘Men drage ook zorg, dat de verschillende uitwerkingen, waarmede het tanden krijgen gewoonlijk gepaard gaat, vermeden worden.’ De door mij vergeleken Duitsche vertaling heeft hier: ‘Man trage dafür Sorge, dass die bösen Wirkungen des Zahnens vermieden werden.’ Bladz. 38. ‘Verminderd of vermeerderd’; lees: verhinderd of verminderd. Bladz. 49. ‘De algemeene paralysis kan aan een langdurigen, door geestelijke zwakte of een manie gekenschetsten ontwikkelingstijd voorafgaan’; lees: Aan de algemeene paralysis kan een langdurige, door geestelijke zwakte of manie gekenmerkte ontwikkelingstijd voorafgaan. | |
[pagina 117]
| |
Bladz. 50. ‘Hersenberoerte.... de grootste aanleiding daartoe is een verscheuring van het hersenvlies’; lees: Hersenberoerte.... de grootste aanleiding daartoe is eene verscheuring der hersenbloedvaten, ten gevolge eener hevige ontaarding hunner wanden. Bladz. 55. ‘Acarus scabiei (dauwworm)’; lees: Sarcoptes scabiei (schurftmijt der menschen). Bladz. 56. ‘Achorion Schönleinii, de schimmel die de schurft voortbrengt’; lees:.... de schimmel, die het hoofdzeer (favus) voortbrengt. Bladz. 57. ‘De vlekkoorst en de typhus’; lees: den vlektyphus en de febris recurrens (‘Rückfallstyphus’). Doch genoeg voor ons doel.... Er zou anders geen eind aan komen. En zulk vertalers-knoeiwerk beleeft een tweeden druk?! II. In vele opzichten vormt Mantegazza's Hygiëne der zintuigen eene gunstige tegenstelling met het zoo even besproken geschrift. Het is een waar genot, den glashelderen en geestigen stijl ervan te leeren kennen, de talrijke vruchten van grondige wetenschap en ruime ervaring te smaken, door den geleerden schrijver in dit kleine boekje aangeboden. Hier treden des schrijvers buitengewone gaven, zijn meesterschap over vorm en inhoud beide weder in het volle licht en doen de populariteit begrijpen, waarin hij zich binnen en buiten zijn vaderland als hygiënisch publicist zoo veelszins mag verheugen. Ik acht het dan ook onnoodig hier in ruimen zin over dit werkje, ontegenzeglijk een der gelukkigst geslaagde uit M.'s Bibliotheek over gezondheidsleer, uit te weiden of de weinige bedenkingen mede te deelen - trouwens van zeer subjectieven aard en daarom van betwistbare beteekenis! -, door mij onder het lezen gemaakt. Ik kan er mij veilig toe bepalen het met den meesten aandrang in veler handen te wenschen, overtuigd van het groote nut, dat het als volksgeschrift, bij algemeene verspreiding, ook ten onzent uit moet oefenen, waar - almede omtrent de diaetetiek der zintuigen - bij 't groote publiek nog zulk eene massa onjuiste begrippen en niet zelden hoogst nadeelige toepassingen daarvan geldig zijn. Deze vertaling - ‘voor Nederland bewerkt’ - is blijkbaar wèl door een deskundige geleverd en het ware te wenschen, dat de uitgever indertijd ook de overzetting van M.'s De kunst om niet ziek te worden aan dezelfde bekwame hand had toevertrouwd. De heer J.A. Vrijheid, arts, die reeds meer deeltjes van M.'s hygiënische bibliotheek in onze taal overbracht, is met zijn arbeid uitmuntend geslaagd. Nu of dan eene enkele drukfout, zeldzaam een klein vlekje (volgens mijne opvatting)... wat kan dat schaden aan 't lofwaardige geheel? Den Haag, Juli 1893. Dr. C.J. Snijder. | |
Door de nevelen heen. Naar het Zweedsch van Mathilde Roos, door Ph. Wijsman, 2 dln. - Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon.De ook bij ons te lande gunstig bekende schrijfster Mathilde Roos heeft in het boven aangekondigde werk, door Ph. Wijsman uitnemend vertaald, een nieuw bewijs gegeven van haar degelijk en boeiend schrijftalent. Door de nevelen heen onderscheidt zich door den ernstigen blik, dien de auteur ons in het menschelijk zieleleven laat slaan. De hoofdpersoon in den roman, de talentvolle predikant Robert Wallner, vertoont ons een fijn uitgewerkt beeld van den moeielijken strijd, dien hij | |
[pagina 118]
| |
had te voeren op geestelijk gebied: den strijd tegen zelfzucht en overprikkelde gevoeligheid. Wij leven met hem in onzen tijd, die op godsdienstig en maatschappelijk gebied onze strijdorganen bezighoudt. Wèl ons, als wij na twijfel en onderzoek en het bewandelen van moeielijke en gevaarvolle paden tot eene oplossing komen, als het deel werd van den moe gestreden, maar triumfeerenden leeraar. De tweede hoofdpersoon is Gabrielle, de dochter van Graaf Barneken, die met hare haar ongenegen stiefmoeder in onmin leefde en met Wallner in het huwelijk treedt. In het huwelijksleven van deze meer wereldsche vrouw met den ernstig-vromen man vallen vaak zeer aandoenlijke scènes voor. In haar laatste samenzijn met haar stervenden echtvriend en na zijn dood heeft er eene gansche omkeering in hare denk- en levenswijze plaats, waardoor zij haar verder leven wijdt aan het uitoefenen van weldadigheid aan behoeftigen en ongelukkigen, in wier schamele woningen zij eene goeddoende en troostende bezoekster is 't Moge waar zijn, wat elders is opgemerkt, dat het talent van Mathilde Roos idealistischer is dan van andere gevierde Noordsche schrijfsters, geen aandachtig en godsdienstig lezer zal haar boek, dat wegens zijne ernstige strekking eene stichtelijke lectuur oplevert, onbevredigd uit de hand leggen. ‘Door de nevelen heen’ - in het licht, worde allen toegewenscht, die in den levensstrijd naar waarheid, maatschappelijken welstand en zielsrust streven. H. | |
‘Ughlu.’ De Finlandsche van Felix Dahn. - Amersfoort, G.J. Slothouwer.De Noordsche legende, door Ph. Wijsman in het Nederlandsch vertaald en door den uitgever op zwaar papier gedrukt, houdt de aandacht van den lezer genoegzaam bezig. Zij is eene tragedie, die vol gevoel en met hartstochtelijke scènes wordt afgespeeld. Ughlu, eene misvormde en onooglijke jonge vrouw, die eene der hoofdrollen vervult en met haar oom een eiland bewoont, dat door schrikwekkende natuurverwoestingen geheel ontvolkt was geworden en waar zij met eigen levensgevaar een uit zee aangespoelden vreemdeling redt, voor wien hare brandende liefde ontwaakt, geeft een beeld te aanschouwen van eene ruwe en toch fijngevoelige, geen misdrijf ontziende en toch zichzelf opofferende hartstochtelijkheid. Voor de kennismaking met de Noordsche mythen geeft dit boek gereede stoffe. H. | |
Sonja Kovalevsky. Persoonlijke Herinneringen van Anna Carlotte Leffler. Naar het Zweedsch door Ph. Wijsman. - Dordrecht, J.P. Revers.De laatste proeven der levensbeschrijving harer overleden vriendin Sonja Kovalevsky kwamen op A.C. Leffler's sterfbed te Stockholm aan, en Ph. Wijsman heeft, volgens de haar door de schrijfster reeds verleende autorisatie, dit laatste werk der begaafde auteur in het Nederlandsch vertolkt. Het was voor Mevrouw Leffler geene gemakkelijke taak eene levensbeschrijving te geven van eene vrouw, die in zoovele opzichten zich onderscheidde van hare natuurgenooten, niet alleen door geleerdheid, maar ook door eene bijzondere levensopvatting en eene phantasie, die dikwijls in het grillige verliep. | |
[pagina 119]
| |
De schrijfster liet dan ook ruim een jaar voorbijgaan, eer zij ertoe besluiten kon, om de herinneringen, die zij aanstonds na Sonja's overlijden begon op te teekenen, uit te geven. Toen zij haar plan tot het geven eener biographie dezer merkwaardige vrouw aan Henrik Ibsen te Christiania mededeelde, was deze juiste beoordeelaar het met haar eens, dat zulk eene biographie niet eene moest zijn in de gewone beteekenis van het woord, maar dat het een onderwerp was, dat dichterlijk moest behandeld worden. En zoo vinden we hier dan eene geheel persoonlijke schets van de eigen opvatting der schrijfster van Sonja's eigenaardige verklaringen omtrent haar zieleleven, die gegrond zijn op het wezen der persoon zelve. Hebben we hier dus te doen met eene subjectieve levensbeschrijving, wij houden ons overtuigd, dat de auteur een geloofwaardigen blik in het zieleleven harer vroeg ontslapen, gevoelvolle en geestrijke vriendin geslagen heeft. H. | |
De Wapensmid. Fantasieën en beelden uit den tijd der Hervorming door Victor Rydberg. Uit het Zweedsch door Mica de Mölezrjev onder toezicht van J.B. Meerkerk, 2 dln. - Amsterdam, Loman & Funke.Victor Rydberg schrijft zelf, blijkens het voorbericht van de hand van den heer Meerkerk, dat De Wapensmid geen historische roman wil zijn in de gewone beteekenis van het woord, en het is dus geene blaam, wanneer wij zeggen, dat het werk daarvan ook niets heeft dan het uiterlijk; het is eene verzameling van beelden uit den tijd der Hervorming, door een romantischen draad tot een geheel samengebonden. Dat die draad is gebruikt, doet evenwel het werk hier en daar een onbeholpen indruk maken, als ware de schrijver van de techniek van het romanschrijven niet volkomen op de hoogte; met andere woorden: de figuren zijn gelukt, de schilderij is het niet. Wie zich eens wil ingeleid zien in de denkbeelden en gebruiken in Zweden ten tijde van de Hervorming, zal in De Wapensmid eene uitstekende gelegenheid vinden, maar daarvoor alleen moet hij het boek nemen, niet als gewone romanlectuur. De verwarring, welke in die lang vervlogen dagen in Zweden heerschte, de zonderling eigen richting, die men zich toen veroorloofde, de strijd der geesten, het dwaze mengsel van heidensch bijgeloof en de toenmaals nieuwe begrippen zijn op heldere, veelal boeiende, hier en daar verheven wijze uiteengezet. De heer Meerkerk twijfelt er niet aan, blijkens zijn voorbericht, ‘of velen ook bij ons te lande zullen het schoone boek verslinden’; wij wenschen hem toe, dat zij het ook zullen lezen. G. | |
Augustin Filon. Violette Merian. Naar het Fransch, 1 dl. - Amsterdam, Loman & Funke.Violette Merian is een naïef boek. Als meisje van nauwelijks zeventien jaar wordt Violette gouvernante bij een meisje, dat men, zooals later blijkt ten onrechte, houdt voor de natuurlijke dochter van een Franschen hertog, en hecht zich zoozeer aan dit niet eens aantrekkelijke kind, dat zij het op eigen kosten opvoedt, wanneer niemand er zich meer om bekommert, de vruchten van haar arbeid opoffert voor dit kind en zelfs haar goeden naam er gedeeltelijk aan waagt. Het brengt den lezer een glim- | |
[pagina 120]
| |
lach op de lippen, wanneer hij ziet, hoe telkens, wanneer het noodig is, de schrijver ervoor zorgt, dat de een of andere edeldenkende man of vrouw Violette te hulp komt, en hij voelt twijfel in zich oprijzen, of in de werkelijke wereld alles wel zoo goed af zou loopen. Maar die tegenstelling doet hier in zekeren zin goed - er zijn in de werkelijke wereld zooveel ellendelingen, die gaarne den goeden naam van een meisje bezwalken, vooral wanneer zij verstoken is van mannelijke hulp, dat de schoone tegenstelling wel eens mag geschilderd worden. Violette Merian heeft ons juist door den naïeven toon zeer geboeid; wij bevelen het werk gaarne aan. G. | |
Satansmotief (Asbeïn) van Ossip Schubin. Uit het Duitsch door Clara. 1 dl. - Amsterdam, Loman & Funke.
|
|