| |
| |
| |
Nieuwe uitgaven en vertalingen.
De Wonderen der Vóórwereld. Eene populaire beschrijving van de geschiedenis der schepping door Dr. W.F.A. Zimmermann. Naar de 32ste Duitsche uitgave bewerkt door H. Heukels. - Rotterdam, D. Bolle.
De gunstige meening, die door mij over deze populaire beschrijving van de scheppingsgeschiedenis der aarde, bij de voorloopige aankondiging der eerste aflevering in De Tijdspiegel van Juni jl., werd uitgesproken, heeft zich bij de lezing van het thans volledig verschenen werk in het algemeen bevestigd.
Toch moet ik thans de opmerking maken, dat sommige gedeelten van het werk ons wel wat al te zeer herinneren aan het feit, dat wij hier de vertaling van een geschrift vóór ons hebben, dat reeds vóór geruimen tijd werd samengesteld. Wel is waar beleeft het Duitsche werk thans zijn 32sten druk, doch in sommige opzichten heeft het niet voldoende de noodzakelijke verjongingskuur ondergaan.
De beschrijving van sommige onderwerpen en in het bijzonder van die, welke betrekking hebben op het vulkanisme en de aardbevingen, bepaalt zich bijna uitsluitend tot berichten, die dagteekenen van de eerste helft der tegenwoordige eeuw en dus wel eenigszins als verouderd mogen beschouwd worden, terwijl van de gebeurtenissen uit den nieuweren tijd op dit gebied zoogoed als niets vermeld wordt.
Dat is te meer te betreuren, omdat die verschijnselen juist in de laatste twintig jaren veel nauwkeuriger onderzocht zijn en vooral de oorzaken ijverig bestudeerd werden, zoodat daarover dientengevolge een geheel nieuw licht is opgegaan.
Wel treffen wij in het werk zeer uitvoerige beschrijvingen aan van de vulkanen in Amerika en van berichten over hunne uitbarstingen, welke reeds uit den tijd van Humboldt dagteekenen. De Europeesche vulkanen worden echter niet slechts zeer in het kort besproken, doch de nieuwere gebeurtenissen op het gebied der vulkanen en aardbevingen in ons werelddeel en in den Indischen Archipel worden zelfs geheel met stilzwijgen voorbijgegaan.
Zoo vinden wij in het geheel geene melding gemaakt van de nieuwere vulkanische gebeurtenissen in Italië, op Ischia, in Andalusië en, wat den Indischen Archipel betreft, inzonderheid van de uitbarsting van Krakatau in Augustus 1883.
De studie van deze laatste vooral heeft onze kennis aangaande die verschijnselen aanmerkelijk verrijkt en mocht dus wel eene nadere bespreking vinden, te meer, daar in de eerste plaats onze vaderlandsche geleerden zich daarbij verdienstelijk gemaakt hebben.
Terwijl verder in het werk uitvoerig gesproken wordt over de vulkanische
| |
| |
nevels, die, eene eeuw geleden, in 1783 bij eene uitbarsting der vulkanen op IJsland werden waargenomen, alsmede over de aschregens en hemelverschijnselen, die daarvan het gevolg waren, wordt over de merkwaardige schemeringsverschijnselen en over de aschregens van Krakatau in 1883 een volledig stilzwijgen bewaard.
Overigens kan ik echter met lof gewagen van de wijze, waarop de merkwaardigste geologische onderwerpen in het werk zijn behandeld en die theorieën, welke ook thans nog hare actualiteit geheel hebben behouden, hare verklaring vinden. Voor den leek is uit dit werk, hoewel het niet altijd rekening houdt met de nieuwste uitkomsten der wetenschap, toch zeer veel te leeren en het is in bevattelijken stijl geschreven.
In het eerste gedeelte vindt men een uitstekend overzicht van de verschillende hypothesen aangaande het ontstaan der organismen op de aarde en van de kenmerken van overeenkomst en verschil tusschen de plantaardige en dierlijke wezens. Slechts voor zoover die uiteenzetting zich op chemisch gebied beweegt, zooals op bl. 69-71, is zij niet boven bedenking verheven en ook de chemische voorstellingen lijden weder eenigermate aan de kwalen des ouderdoms.
Zoo zijn de benamingen der chemische verbindingen en de verklaring van hare onderlinge werking nog geheel en al op de dualistische leest geschoeid, waarmede de wetenschap reeds sedert een dertigtal jaren voorgoed afgerekend heeft, en wordt het aantal chemische elementen nog slechts op 65 gesteld. Eene bepaalde onjuistheid begaat de schrijver echter bij het gebruik der woorden organisch en anorganisch in plaats van georganiseerd en niet-georganiseerd. Eene organische stof behoeft daarom nog niet georganiseerd, d.i. bewerktuigd, te zijn, zooals b.v. de rietsuiker, die wel van organische samenstelling, doch overigens een onbewerktuigd lichaam is.
In het werk komt verder eene zeer goede beschrijving voor van de verschillende fossiele plant- en diervormen in de achtereenvolgende perioden der aardgeschiedenis en, in verband daarmede, van de vroegere toestanden op de aarde en de wijzigingen, die hare oppervlakte in den loop der tijden heeft ondergaan.
Belangwekkend en, hoewel niet nieuw, toch nog steeds actueel zijn de beschouwingen over de uitkomsten van de vergelijkende anatomie der diervormen uit de secundaire periode, zooals den Ichthyosaurus, Plesiosaurus, Pterodactylus, enz. Bekend is het, dat men uit de resultaten van dit onderzoek en zelfs uit de in den weeken bodem achtergelaten voetsporen van vele dezer dieren besluiten heeft kunnen trekken aangaande de levenswijze, de voedingsstoffen, de uitwendige levensomstandigheden, enz. van deze geweldige monsters uit den voortijd, die wellicht millioenen jaren geleden de aarde bevolkten.
Interessant voor ieder, die zich eenigszins eene voorstelling wenscht te vormen van de vóórhistorische toestanden op de aarde, is het uitvoerige overzicht van de vele uitgestorven reusachtige zoogdieren en vogels uit de tertiaire en diluviale formaties, wier levenswijze uit de gevonden overblijfselen afgeleid wordt en waaruit de oudste geslachtslijst voor onze tegenwoordige diersoorten, die van deze uitgestorven vormen afstammen, wordt samengesteld.
Hoewel zij niet bepaald tot de voorwereld behooren, mag men toch de beschouwingen over de tegenwoordige vormen der aardoppervlakte, als in zeer
| |
| |
nauw verband staande met het onderwerp, van zeer groot gewicht achten. De schrijver geeft ons daarin een belangrijk hoofdstuk van de physische aardrijkskunde met eene duidelijke beschrijving van hoogland, laagland, bergland, enz. en van de geographische toestanden in verschillende streken der aarde.
Het genoemde moge voldoende zijn, om aan te toonen, dat het werk van Zimmermann tal van wetenswaardige zaken bevat, die op zeer onderhoudende wijze beschreven zijn.
De vertaling is over 't algemeen juist en vloeiend. Eene enkele onjuistheid trof ik aan, o.a. op blz. 337, waar gesproken wordt van roggensteenen, terwijl het Duitsche Rogenstein beteekent: kuitsteen, naar het eigenaardige korrelige, veel op vischkuit gelijkende uiterlijk van dien steen, hetgeen ook door den wetenschappelijken naam oölieth wordt uitgedrukt.
Vele figuren, o.a. die op bl. 42, 43, 97, 98, 152, 360, 414, enz., kunnen niet bepaald op schoonheid bogen.
Zutphen, 9 Februari 1893.
Dr. A.J.C. Snijders.
| |
De geschiedenis van David Grieve, door Mrs. Humphry Ward. Uit het Engelsch door Suze van Cleeff, 3 dln. - Haarlem, de Erven F. Bohn.
Dat een boek, door de schrijfster van Robert Elsmere uitgegeven, een niet onbelangrijk geschrift moet zijn, zal ieder toestemmen, die met haar talent van schrijven is bekend geworden.
De geschiedenis van David Grieve is niet die van een romanheld, wiens avontuurlijke lotgevallen met de noodige intriges de aandacht boeien, maar eene geleidelijke geschiedenis van iemand, die door langzame verstandsontwikkeling en karaktervorming een man van beteekenis geworden is.
David's ouderlooze jeugd, onder de opvoedende verzorging gesteld van eene baatzuchtige en hardvochtig-nijdige tante en haar niet ongevoeligen, maar schroomvalligen en door haar geheel beheerschten echtgenoot, gepijnigd vaak door de plagerij van zijne ondeugende kleine zuster, met wie hij zijn nederig lot als schapenhoeder deelde, kon met recht droevig genoemd worden, te meer, omdat hem op allerlei wijze belet werd, aan zijne ingeschapen weetgierigheid voedsel te geven.
David's levensgeschiedenis wordt in vier afdeelingen met groote, maar niet onbelangrijke uitvoerigheid beschreven. Zij houden in: zijne kindsheid; zijne jongelingsjaren; den storm en strijd in zijn leven, en zijn rijperen leeftijd.
Wat er van een schamelen knaap met aanleg en geestkracht door eigen oefening en volhardenden ijver geworden is, tot welk eene hoogte hij het in zijn lievelingsvak, den boekhandel, gebracht heeft, niet slechts als handelsman, maar ook als deskundig boekbeoordeelaar en letterkundig medewerker, trots alle hinderpalen, die hij uit den weg moest ruimen, en de levenszorgen, waaraan hij het hoofd moest bieden, wordt ons in dit boek in 't breede vermeld. In zijn veelbewogen leven had hij tegen menigen storm te worstelen en als gevoelvol, hartstochtelijk ijveraar menigen strijd te voeren. De lijdensweg, dien hij vaak moest betreden, kon hem niet afvoeren van het groote doel zijns levens: zelfoefening, niet alleen op het gebied van kennis en wetenschap, maar ook op dat van godsdienst en zedelijkheid. Boven alle geloofsverdeeldheid tusschen Methodisten, Secularisten, Non-Conformisten en zoovele
| |
| |
andere ‘isten’ nog in Engeland - die niet weinig bevorderlijk zijn aan zoovele overgangen tot de Roomsche kerk - wist hij zich te verheffen, omdat hij niet gekneld was in het dwangbuis van het steile confessionalisme en hij, na ernstig onderzoek, dien helderen blik verkregen had in den godsdienst, door den grooten Menschenzoon gepredikt, waardoor zijn geloof bevestigd en de rust van zijn hart verkregen werd.
Gevoelde hij met dankbaarheid, dat hij zooveel goeds ontvangen had uit Gods vaderhand, hij trachtte daaraan te beantwoorden, door echt Christelijk-sociale middelen aan te wenden tot verbetering van het lot zijner talrijke onderhoorigen en werklieden in zijn boekhandel en zijne op groote schaal uitgebreide drukkerij. Had hij veel ontvangen, hij wilde ook veel geven.
't Spreekt vanzelf, dat we van alles, wat in dit uitgebreide werk van Mrs. Ward voorkomt: van de personen, die erin optreden; van de velerlei toestanden, die erin geschetst worden, zooals b.v. het Parijsche kunstenaarsleven, de lotgevallen en het rampzalig uiteinde van David's schoone, maar lichtzinnige zuster e.a., in een kort bestek geene eenigszins voldoende melding kunnen maken, maar onopgemerkt kunnen wij niet laten de uitgebreide literarische kennis der schrijfster en haar tact, om levens- en maatschappelijke toestanden in verschillende vormen te schetsen, die van haar helder inzicht in en krachtige overtuiging van wat waar en goed is, het bewijs leveren.
H.
| |
Juffertje Doeniet. Roman van W. Heimburg, vertaling van Hermina, 1 dl. - Arnhem, P. Gouda Quint.
Juffertje Doeniet bevat een verhaal, dat alles behalve nieuw is: de geschiedenis van een onbegrepen kind, dat eerst het geluk tot zich ziet komen, wanneer haar edel karakter alle verzoeking, om het een handje te helpen, om haar te bereiken, heeft weerstaan; maar al mogen het verhaal en zelfs de handelingen van vele der optredende personen herinneringen opwekken aan werken van andere schrijvers, toch gaat van Juffertje Doeniet eene zeldzame bekoring uit. Juffertje Doeniet zelf toch is zoo uitstekend geteekend, hare geslotenheid zoo goed gemotiveerd; want waar zij als kind, bij een weinig liefde, zich geheel zou hebben gegeven, leerde ze, steeds afgestooten, haar gevoel opsluiten, zoodat men haar ten slotte voor ongevoelig hield.
Met hoevelen gaat het niet zoo in de werkelijke wereld? Zijn het wellicht de besten, die steeds woorden vol edel gevoel op de lippen hebben, of missen niet velen, die het zoo goed kunnen zeggen, juist alle gevoel? Niet geheel ten onrechte zeiden de oude Hollanders reeds: Holle vaten bommen het hardst.
Wij bevelen gaarne de lezing van Juffertje Doeniet aan.
G.
| |
De familie Milner of de diamantdelvers aan Vaalrivier. Naar het Engelsch door Fred. H. Olland, 1 dl. - Leiden, A.W. Sijthoff.
Wie ons iets vertelt van Zuid-Afrika, zijne bewoners en hun leven en werken, kan reeds vooruit op vele aandachtige lezers rekenen, lezers, die geneigd zijn, om het onderwerp veel aan de inkleeding te vergeven. De familie Milner, waarin vorm en inhoud op eenige kleine uitzonderingen na elkander op de
| |
| |
gelukkigste wijs aanvullen, zal dus zeker voor zeer velen een welkom boek zijn. De wijze, waarop de schrijfster de familie Milner dwingt naar de Kaap en verder naar de delverijen te gaan, is verre van nieuw en eveneens is het blijven van het steeds verarmende gezin veeleer in het belang van de schrijfster dan in dat van het gezin. De auteur kan ons daardoor meer bijzonderheden mededeelen, dan indien zij de Milners had laten vertrekken, toen het nog tijd was; maar dergelijke opmerkingen maakt men eerst, wanneer men het boek achtereen heeft verslonden. Voor onze jongens moet het werk een kostelijk cadeau zijn.
G.
| |
Tor Hedberg. Karr, vertaald door Una, 1 dl. - Edam, J.M. Roldanus Cz.
Wat eene ongehuwde moeder te wachten heeft, wat het leven in de meeste gevallen voor haar kind brengt, het is reeds tallooze malen op evenveel wijzen verhaald, maar zeker zelden aangrijpender dan in Karr. Het moge Karr in het leven naar den schijn goedgaan, althans na zijne eerste struikelingen, de in zijne jeugd opgenomen indrukken maken, dat zijn innerlijk leven steeds even somber, even onverkwikkelijk is; hij blijft steeds alleen. Somber is daardoor het boek zeer zeker, maar het dwingt den lezer tot nadenken over de groote problemen des levens en spoort hem aan, zichzelf rein te houden. Meesterlijk heeft Hedberg den gemoedstoestand van den armen knaap beschreven, als de verzoeking hem te sterk wordt, om zich op zijn vader te wreken, en even schoon is later de verwijdering geschetst tusschen Karr en diens kind. Wij bevelen dit werk gaarne aan.
G.
| |
De Zondenbok. Naar het Engelsch van Hall Caine door Jeanne Huygens, 2 dln. - Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon.
Marokko trekt op het oogenblik weder juist aller blikken, zoodat velen gaarne naar een werk zullen grijpen, dat een kijkje in de toestanden en zeden van dat rijk geeft, en dat doet deze roman op uitstekende wijs. Het verhaal, de lotgevallen inhoudende van Israël ben Oliël, de rechterhand als het ware van een dier voor geene enkele euveldaad terugdeinzende gouverneurs, aan welke Sultan Abd-er-Rahman de gelegenheid gaf, om zijn volk uit te zuigen, is slechts de draad, die de vele verdienstelijke schilderingen van land en volk, zeden en gewoonten in Marokko bijeenhoudt. De hoofdzaak ligt, ook voor den schrijver blijkens zijn voorwoord, in het bekendmaken van de knevelarijen, uitzuigerijen en andere onrechtmatige daden, die in Marokko gewoonte mogen zijn, maar in naam der menschelijkheid reeds lang hadden behooren te zijn onmogelijk gemaakt.
Met de hoop des schrijvers, dat de mogendheden hun onderlingen naijver en hunne hebzucht ten opzichte van Marokko eindelijk eens ter zijde stellen en aan de schandelijke handelingen, die hij beschrijft, een einde maken mogen, vereenigen wij ons gaarne. Mogen velen zijn werk ter hand nemen en door de lezing opgewekt worden, om eene publieke opinie in dien zin te doen ontstaan.
G.
|
|