| |
| |
| |
Nieuwe uitgaven en vertalingen.
Over Alcoholismus, door Dr. Pierre F. Spaink, speciaal-arts voor zenuwziekten te Apeldoorn. - Amsterdam, J.H. en G. van Heteren, 1892.
Opnieuw is de literatuur over de alcoholquaestie verrijkt met eene brochure, die ditmaal blijkbaar niet slechts geschreven is door een uitnemend deskundige, den speciaal-arts voor zenuwziekten Dr. Spaink, doch waarin ook - wat niet van alle geschriften over dit onderwerp kan getuigd worden - het vraagstuk op zeer onpartijdige wijze besproken wordt.
De schrijver heeft zich, bij de beoordeeling van de nuttige en schadelijke invloeden van den alcohol, op een volkomen objectief standpunt geplaatst en de meeningen, die daaromtrent door verschillende schrijvers vermeld zijn, op zeer volledige wijze, doch in een kort bestek bijeengebracht, zoowel op het gebied der physiologie en pathologie als op dat van de geschiedenis.
Uit deze gegevens wordt dan door Dr. Spaink het besluit getrokken, dat smartgewaarwording als de naaste aanleiding tot het gebruik van alcohol moet aangemerkt worden, en daarop berusten de door hem als voornaamste middelen ter bestrijding, aanbevolen therapie en prophylaxe van het misbruik.
Deze wijze van behandeling van het onderwerp eischt, zooals vanzelf spreekt, het raadplegen eener uitgebreide literatuur en de schrijver heeft daarbij blijken gegeven van eene niet alledaagsche belezenheid en van eene grondige studie van het vraagstuk.
In de eerste hoofdstukken wordt een zeer volledig overzicht gegeven van de literatuur aangaande de lichamelijke en geestelijke ziekteverschijnselen, door het alcoholmisbruik teweeggebracht. Dit gedeelte, hoewel uit een wetenschappelijk en medisch oogpunt van zeer veel belang, is, uit den aard der zaak, voor den leek eenigszins zwaar te verteren en de lange lijst van ziekten, die hier opgesomd worden, is wel in staat, om den niet-deskundigen lezer kippevel te bezorgen, niet slechts door afschuw voor het onnoemelijk aantal kwalen, die den drinker bedreigen, doch niet minder door de vele, voor den leek, barbaarsche uitdrukkingen en namen. Toch kon die opsomming als inleiding niet gemist worden.
Bij dit gedeelte moet ik alleen opmerken, dat op blz. 26 de meening vermeld wordt, dat vermoeienissen en een ruw klimaat beter verdragen worden, als geene alcoholische dranken genoten worden, doch dat daarbij ontbreken de uitspraken van vele andere geleerden, ook door mij vroeger in dit tijdschrift medegedeeld (De Tijdspiegel, 1891, blz. 412 en 413), dat een matig alcoholgebruik juist bij krachtige lichaamsinspanning of groote koude gunstig werkt.
Ook kan ik niet geheel instemmen met de conclusies, welke Dr. Spaink ten aanzien der sterftekans trekt uit de statistieken der levensverzekering- | |
| |
maatschappijen. De statistieken van den levensduur kunnen wel bewijzen, dat misbruik ongunstig op de levenskansen werkt, doch het is zeer gewaagd, daaruit eene vergelijking op te maken tusschen den levensduur van afschaffers en dien van ‘matige’ drinkers, om de eenvoudige reden, dat het begrip ‘matig’ zeer relatief en rekbaar is. In de afdeeling ‘matige drinkers’ zullen ook vele verbruikers voorkomen, die wel geene bepaalde dronkaards zijn, doch van de ‘matigheid’ toch eene ruimere opvatting hebben en bij welken het gebruik zeer tot ‘misbruik’ nadert. De cijfers zouden alleen dan waarde hebben, als bij de levensverzekeringmaatschappijen eene afzonderlijke afdeeling bestond voor hen, die eene bepaalde, doch zeer matige hoeveelheid alcohol per week of die b.v. alleen matige hoeveelheden wijn en bier nuttigen.
Overigens kan ik mij echter volkomen met de conclusies van den schrijver vereenigen, dat smartgevoel, honger, sociale nooden, enz. de hoofdoorzaken van het drankmisbruik zijn en dat de genezing van het kwaad niet kan gezocht worden in verbod of afschaffing, doch geleid moet worden in de richting, door den schrijver aangegeven: verbetering van den materieelen en intellectueelen toestand van het volk.
Dit wordt door Dr. Spaink in de eerste plaats afgeleid uit een uitnemend en zeer belangwekkend historisch overzicht en uit tal van aanhalingen van oudere en nieuwere schrijvers over de oorzaken en de gevolgen der dronkenschap. Het doel, dat de schrijver daarmede beoogt, is: uit de historie aan te toonen, dat smart, leed, pijn, verveling, enz. ten allen tijde door de meest verschillende schrijvers worden vermeld als aanleiding tot het alcoholmisbruik. Ook op physiologische gronden wordt dit gevoelen nader uiteengezet.
Aan de toepassing der afschaffing of geheel-onthouding tot genezing van dronkaards wordt door Dr. Spaink geene groote waarde gehecht. Mogen enkelen door die bemoeiingen van hunne heillooze gewoonte teruggebracht of van de neiging tot misbruik weerhouden worden, zoo is eene rationeele genezing toch slechts mogelijk in daartoe ingerichte gestichten, want de dronkaard is een zieke en zijne ziekte eischt eene bepaald voorgeschreven behandeling (blz. 70 en 71).
Ook de schrijver acht overigens voor iemand, die zich weet te beheerschen (blz. 76), het gebruik van een enkel glas bier of wijn niet per se nadeelig, zoo hem dat niet door zijn medicus verboden is. Groote waarde wordt daarbij ook door hem gehecht aan de zuiverheid van alcoholische dranken.
De middelen tot voorkoming van het misbruik moeten, ook volgens den schrijver (blz. 73-75), evenals vroeger door mij in verschillende opstellen werd aangetoond, in hoofdzaak omvatten: verspreiding van meerdere beschaving en nuttige kennis, ook aangaande de voedingsleer en de gevolgen van het alcoholmisbruik; verbetering van het onderwijs en van de voeding voor het volk, zorg voor gezonde woningen, bevordering van het gebruik van gezonde volksdranken, oprichting van volkskoffiehuizen en, van staatswege, behalve wetten op het vergunningsrecht, enz. zorg voor de zuiverheid der alcoholica.
Deze korte vermelding van de vele belangrijke onderwerpen, in de brochure beknopt en zakelijk behandeld, moge voldoende zijn, om den lezer de kennismaking daarmede zeer aan te bevelen. Voor ieder, die in de alcoholquaestie belangstelt, - en wie doet dat tegenwoordig niet? - is het aangekondigde werkje de lezing overwaard.
Zutfen, 11 November 1892.
Dr. A.J.C. Snijders.
| |
| |
| |
Heidehof. Naar het Duitsch (Frau Sorge) van Hermann Sudermann door L. Holwerda. 1 dl. - Amsterdam, P.N. van Kampen en Zn.
Zoo vroolijk en dartel Jolande's Bruiloft is beschreven, zoo ernstig is Heidehof.
Frau Sorge is de sprekende Duitsche titel, die voortreffelijk den inhoud karakteriseert.
Paul Meyhöfer wordt geboren op het oogenblik, dat zijne ouders de reeds lang met angst verbeide slag van het verlies van hun vermogen treft ten gevolge van dwaze speculatiën van den vader. Een vroolijk kind is de jongen niet en zijne vreugdelooze jeugd, onder zorg en kommer doorgebracht, is niet geschikt, om hem vroolijker te maken; maar de tegenspoed doet hem toch iets goed: zij leert hem den kamp met het leven moedig strijden en staalt zijne krachten, zoodat hij over allerlei ellende, ten gevolge van de dwaasheden van zijn vader, de roekeloosheid van zijne broeders en de lichtzinnigheid zijner zusters, de overwinning behaalt.
In Heidehof voelt men het werkelijke leven kloppen; alle handelende personen zijn menschen van vleesch en bloed; de gebeurtenissen liggen in het gebied der waarschijnlijkheid.
Wij bevelen de lezing van harte aan.
G.
| |
Rudyard Kipling. Uit de bergen, vertaald door Guillette Willeumier. 1 dl. - Amsterdam, S.L. van Looy, H. Gerlings.
Er gaat van de veertig verhalen, onder den titel Uit de bergen verschenen, eene zeldzame bekoring uit.
Welk eene kunst, om zóó de werkelijkheid weer te geven. Met de grootste soberheid zijn de toetsen aangebracht en desniettegenstaande, of misschien juist daardoor, staan de personen, die de schrijver ons voorstelt, vol leven en beweging voor ons. Rudyard Kipling beschikt over bijzondere gaven: naast groote juistheid van teekening en soberheid van uitdrukking staat bij hem eene merkwaardige veelzijdigheid. Maar waarom zouden wij nog langer stilstaan bij de verdiensten van een schrijver, die reeds bij het gansche lezende publiek bekend is en wiens werken dus geene aanbeveling meer behoeven? Wij wenschen ten slotte onze hulde te brengen aan Mej. Willeumier, die de zeer moeilijke taak, om het werk in onze taal over te brengen, met groot talent heeft vervuld. Inderdaad, een zwaar en een goed werk, dat goed gedaan is.
G.
| |
Van niet tot iet. Naar het Engelsch van Bret Harte door S.J. Andriessen. 1 dl. - Amsterdam, Wilms en Co.
Iedereen heeft natuurlijk reeds meermalen in meer of minder gelukte beschrijvingen gelezen, hoe het in Californië placht toe te gaan en hoe spoedig men aldaar onder zekere omstandigheden fortuin kon maken, maar gaarne zal men het toch nog eens lezen van Bret Harte, van wien men weet, dat hij het land en de menschen zoo door en door kent en beide reeds ontelbare malen op uitstekende wijs beschreef.
Men zal Van niet tot iet niet een van zijne beste verhalen noemen; daarvoor handelen sommigen der personen te vreemd, om niet te zeggen onwaarschijnlijk; maar de wijze, waarop de hoofdpersoon, de winkelier Harkutt, toen hij rijk geworden was, deftiger Harcourt geheeten, aan zijn rijkdom komt, en hoe dat in deze nieuwe maatschappij den man als het ware tot een nieuwen
| |
| |
mensch maakt, wordt zoo levendig beschreven, dat men gevoelt hier te doen te hebben met iets, wat werkelijk gebeurd is, en wellicht komen de handelingen van de kinderen van Harcourt en de overige personen juist hierom eenigszins onwaarschijnlijk voor, omdat zij, scheppingen der verbeelding, vastgehaakt zijn aan eene ware geschiedenis. Maar Van niet tot iet verdient gelezen te worden, al was het alleen maar om de geschiedenis van den jongen Harkutt en den ondergang van de nieuwe stad met de fortuinen van al deze nieuwe rijken.
G.
| |
Bijna weggemoffeld. Door R.L. Stevenson. Uit het Engelsch door A.J. van Dragt. 1 dl. - Gorinchem, J. Noodwijn en Zoon.
Wat kan voor onze jongens een geschikter geschenk wezen dan het verhaal van de lotgevallen van David Balfour, die door een vrekkigen oom, wien hij voor het rustig bezit van een landgoed in den weg staat, eerst bijna vermoord en dan aan boord van een voor West-Indië bestemd schip overgebracht is, om als slaaf op de plaats van bestemming te worden verkocht, eene bestemming, die hij natuurlijk niet bereikt, maar waarvoor hij in ruil allerlei gevaarlijke avonturen krijgt te doorstaan? Flinke jongens zullen met groot genot de avonturen aan boord lezen en de dapperheid bewonderen van den bekenden Man Breck, den uit Schotland verbannen Jacobiet, die toch telkens, met het levensgevaar spottend, naar de Hooglanden terugkeert en die nu de oorzaak wordt, dat de jonge Balfour zich dwars door het geheele Hoogland door de Engelsche troepen moet laten najagen.
De tallooze gevaren van den tocht en de wonderlijke personen, waarmede de jeugdige vluchteling in aanraking komt, zijn met groote nauwgezetheid beschreven en geven menigen belangwekkenden indruk van de toestanden in het Schotland dier dagen.
Wij bevelen het boek gaarne aan.
G.
| |
Het verdwenen testament door Joanna Malmberg. 1 dl. - Dordrecht, J.P. Revers.
Een beeldschoon meisje met een allerliefst karakter, oogappel dan ook van hare moeder en lievelinge en pleegkind van een schatrijken, kinderloozen oom, is de hoofdpersoon van Het verdwenen testament, wie men, in plaats van hetgeen met haar in den roman gebeurt, al heel weinig verdriet in het leven zou voorspellen. Doch de schrijfster heeft het ons anders beschikt. Hoe zoetelijk de roman ook overigens is, de heldin krijgt eene aardige hoeveelheid leed te dragen, alvorens de deugd bekroond en de ondeugd gestraft wordt.
De arme schoone dan wordt gehaat door hare zuster, omdat zij waarschijnlijk meer van de erfenis van oomlief zal krijgen dan deze lieve jongedame, die daarom alle gelegenheden te baat neemt, om haar het een of ander leed te berokkenen. Voorts leggen een jeugdige adellijke losbol en diens papa hunne baronnenkroontjes aan de voeten der schoone, wanneer het testament van oom verdwenen is, zoodat de familie een toestand van betrekkelijke armoede te gemoet gaat, en Louisa meent zich juist te moeten opofferen voor de familie, als op het geschikte oogenblik het testament gevonden wordt en de heldin een voor deze wereld bijna al te braven notariszoon kan gelukkig maken, waarna eene zoo algemeene deugdvermeerdering ontstaat, dat zelfs de nijdige zuster teerhartig wordt.
Ieder rechtgeaard lezer zal natuurlijk verheugd zijn over zooveel beloonde
| |
| |
braafheid en over de zoo juiste maat van straffen, die aan de onverbeterlijken onder de optredende personen worden uitgedeeld, maar waarschijnlijk zal het hem toch gaan als ons en zal hij meenen, dat het in de wereld niet precies zoo pleegt toe te gaan.
G.
| |
Zuster May. Naar het Engelsch van Mrs. S.C. Wynne, door Cornelia van den Broek. 1 dl. - Arnhem, P. Gouda Quint.
Wie als May Warnecliffe en Thorwald Challoner twaalf jaar lang van elkander verwijderd zijn gehouden door de tyrannie van een rijken bloedverwant en elkander trouw zijn gebleven, niettegenstaande ze al dien tijd niets van elkander hoorden dan de groeten, die de onhebbelijke oude heer hun elk jaar van elkander overbracht, verdienden inderdaad gelukkig met elkander te worden - als althans de liefde zich onder dergelijke omstandigheden even gemakkelijk laat bewaren als de trouw.
Het leven van May Warnecliffe, eerst als verzorgster van hare zuster in het groote Londen en daarna als bewoonster van een klein buitenverblijf, waarvan zij toevallig erfgename is geworden in het babbelachtige Kelvydon; steeds hare liefde koesterende en zich vleiende met de hoop op de komst van den zoolang verwachten minnaar, is met groot talent geschreven. Men voelt als het ware de ontgoocheling steeds nader komen. De schrandere Miss Hocke, het geweten van Kelvydon, had haar al lang voorspeld, maar alleen een eenigszins droomerig vrouwtje als May kon om zulk eene futiele reden, als zij daarvoor heeft, met eigen hand haar levensgeluk afbreken.
Zuster May is een zeer lezenswaardig boek, dat overvloeit van menschkundige opmerkingen, in een zeer boeienden vorm medegedeeld.
G.
| |
Radu en Vorst Demeter. Uit het Duitsch van Mite Kremnitz met een voorwoord van F. Smit Kleine. 1 dl. - Amsterdam, P.N. van Kampen en Zn.
‘De Rumeenen, die Mite Kremnitz teekent, behooren tot de hoogste kringen en het gaat niet aan eene geheele natie - een nijver, taai landbouwersras en eene werkzame burgerij - aansprakelijk te stellen voor de demoralisatie van eene enkele kaste.’ Deze woorden uit de voorrede, door Smit Kleine voor het tweetal verhalen geschreven, die dit boek vullen, wijzen juist aan, wat ons tegenstond bij de lezing van deze novellen. Wanneer het waar is, - en wij nemen het gaarne aan - dat Mite Kremnitz deze Balkan-Franschen (de Rumenen) door en door kent, dan zagen we liever, dat ze ons het ongedemoraliseerde deel schetste dan de diep verdorven hoogere standen, die èn in Radu èn in Vorst Demeter de stof leveren voor hoogst talentvol geschreven, maar weerzinwekkende historiën van echtbreuk, echtscheiding, huwelijken zonder liefde, etc.
Daarbij, deze kant van het karakter dezer volken is zoo bekend, dat de beschrijving ervan niet erg belangwekkend mag genoemd worden.
Had Mite Kremnitz ons het leven en denken der lagere standen beschreven, vooral der boeren, hun worstelen en strijden voor hunne nationaliteit en het zoeken naar oeconomische en politieke vrijheid, dan zouden naar haar werk velen met belangstelling hebben gegrepen, die het nu, naar wij hopen, zullen laten liggen.
G.
|
|