| |
| |
| |
Staatkunde en geschiedenis.
Geschiedenis van den dag.
Het nieuwe parlementaire jaar.
Het parlementaire jaar is reeds aangevangen; in schier alle landen zijn de Kamers geopend en aan den arbeid. Het kan zijn nut hebben in 't kort den stand der zaken in de voornaamste rijken na te gaan; veel van 't geen straks zal gebeuren of niet geschieden, zal daardoor beter begrepen kunnen worden.
Beginnen wij met het land, dat steeds en nog tot model dient van een constitutioneelen Staat, met Engeland. Indien wij den tegenwoordigen premier zelf om inlichting vroegen, of het aanstaande parlementaire jaar veel belangrijks zal opleveren, zou hij de eerste zijn om een ontkennend antwoord te geven. Immers, Disraeli heeft, zonderling genoeg, zijn betrekking aanvaard met de belofte, dat er weinig of niets door hem zou worden verricht; de liberalen, zoo sprak hij, hebben te hard gestookt in de laatste jaren en het is goed om 't wat kalmer aan te leggen; anders derailleeren we nog. En de openbare meening stelde Disraeli in het gelijk; de meerderheid der kiezers was en bleef van oordeel dat het conserveeren vooreerst geraden was, en niets is er gebeurd sedert het optreden van Disraeli dat de meening zou kunnen wettigen, dat de meerderheid der kiezers van gevoelen is veranderd; hier en daar hadden verkiezingen plaats, maar zij bleven over 't geheel een conservatief karakter behouden. Voor den vorm zal dus hoogstwaarschijnlijk het liberale voorstel weder in het Lagerhuis worden ingediend om het stemrecht uit te breiden tot de bewoners van het platteland, terwijl de Ieren opnieuw het Engelsche non possumus zullen uitlokken door hun eisch van de oprichting van een zelfstandig Iersch parlement. Voor conservatieve uitvindingen van den premier behoeft men overigens niet bang te zijn; Disraeli verraadt nergens het geheim daarvan te bezitten. Trouwens, wie zal hem dat ten kwade duiden; met de groote hervormingen, die in de laatste jaren hebben
| |
| |
plaats gehad, hebben ook de conservatieven genoegen genomen, zoodat men hier evenals elders het verschijnsel opmerkt, dat het onderscheid tusschen liberalen en conservatieven verdwijnt, tenzij de laatsten zouden willen beweren, dat zij recht hebben op den naam van zelfstandige partij, wanneer zij het tijdperk van natuurlijke rust aanvullen na de periode van groote beweging.
Dat de tijd nog ver af is voor de liberalen om de teugels van het bewind te aanvaarden, moet men niet alleen opmaken uit de tegenwoordige gezindheid der kiezers, maar ook uit de houding van het hoofd der liberale partij, den heer Gladstone. Den 29sten der volgende maand wordt deze 64 jaar - Disraeli gaat den 21sten dier maand in zijn 71ste - een leeftijd, weinig geschikt om hervormende ideeën te doen ontkiemen, terwijl men verlegen staat, wanneer het er op aankomt mannen aan te wijzen, geschikt om hem op te volgen. Gladstone heeft zich in den laatsten tijd behalve aan zijn Homerische studiën, meer gewijd aan de Ultramontaansche quaestie en in zijn bekende geschriften de staatsgevaarlijkheid van het Vaticanisme betoogd, waardoor hij nog meer rees in de achting der Duitschers dan in die van zijn eigen partij. Werd de overtuiging van Gladstone op dit punt door de meerderheid zijner landgenooten gedeeld, zij zou zich overeenkomstig het volkskarakter meer krachtdadig hebben geuit. Vooreerst is het niet waarschijnlijk dat òf de Regeering, òf de leden van het Parlement het initiatief zullen nemen voor wetten of maatregelen in den geest der Duitsche kerkelijke politiek. Men bepaalt zich voorloopig tot meetings en ontlast daarmee het geweten van het volbrengen van een onafwijsbaren plicht. Engeland is wellicht ook te vormelijk kerkelijk, dan dat de Ultramontanen hier veel afdoende bestrijding te wachten hebben.
Ook ten opzichte van de buitenlandsche staatkunde vertoont de Engelsche horizon slechts eenige lichte wolkjes, die meer tot versiering dienen dan dat zij storm voorspellen. Turkije's rampspoeden drukken niet alleen de Engelsche beurzen maar ook de Engelsche harten, en menige Brit droomt nog altijd van den Noordschen beer in Konstantinopel. Voeg daarbij den steeds onzekeren toestand van Indië, met de uit Middel-Azië steeds voortdringende Russen, dan kan men zich voorstellen, dat het een bij het ander in vroeger dagen John Bull reeds op de achterste beenen zou hebben doen staan. Tegenwoordig evenwel worden die zaken kalmer opgenomen. Beloofde Disraeli bij zijn optreden, dat in de buitenlandsche staatkunde meer energie zou worden getoond, hij heeft die belofte niet gestand gedaan. Trouwens, hij volgt daarmee nog de verstandigste partij; tempora mutantur et... wat kan Engeland tegen het drie Keizersverbond. Men troost zich, - de vrees in 't hart, - met de algemeene phrase, dat het Keizersverbond de vrede is, en wil niet zien dat onder de drie Keizers langs vredelievenden weg veranderingen kunnen tot stand komen in het Oos- | |
| |
ten, die zeker niet strooken met het belang van Engeland. Overigens geeft het Engelsche Parlement straks gelegenheid om nationale gevoelens te uiten en het Engelsch papier om desnoodig dreigende nota's te schrijven.
Meer dan naar de naaste toekomst van Engéland wordt onze nieuwsgierigheid geprikkeld door hetgeen het Belgische parlementaire jaar zal opleveren. Men zou dat land tegenwoordig tot de groote Mogendheden kunnen rekenen, wanneer wij het belang van den strijd, die daar gestreden wordt, tot maatstaf moeten nemen; België is, om zoo te zeggen, een model-Staat; daar voert een Ultramontaansch Ministerie het bewind en nam aanvankelijk niet ongunstig geslaagde proeven van staatkunde; de census werd verlaagd en dank zij den steun der minder ontwikkelde kiezers, wist men een behoorlijke meerderheid in de Kamer te verkrijgen. De groote heilige hervormingen, die beloofd en bezworen werden vóor de komst aan de Regeering, zijn echter achterwege gebleven: wat de militaire lasten betreft, deed het Ministerie juist het tegenovergestelde van hetgeen het den kiezers had toegezegd; men bezweek voor de gebiedende eischen der werkelijkheid, liet den schijn van de gehate moderne instellingen bestaan, om in het verborgen de clericalen in de hand te werken, die, wetend dat zij rekenen konden op den steun der hooge Regeering, nog onbeschaamder optraden en rusteloos voortwoelden. Juist die onbeschaamdheid echter verbitterde de tegenpartij en de hartstochtelijkheid, waarmee liberalen en clericalen elkander bestrijden, is nergens zoo groot als in België; vooral in het Noorden des lands, bij de Vlaamsche bevolking, werden de oude traditiën verlevendigd en de straatliedjes van Geus en Paap voerden nu en dan tot vechtpartijen, - de weerspiegeling van de inwendige woede en wellicht de droevige profetie der toekomst. De partijen staan in België zoo heftig tegenover elkander, dat aan geen transactie meer is te denken; òf de eene òf de andere partij moet de zege behalen en behouden; nu zijn echter in den laatsten tijd de kansen der liberalen gerezen; de laatste gemeenteraadsverkiezingen, al wonnen de clericalen een paar plaatsen, deden de
vruchten zien van de vereeniging der liberalen en hun moed om den strijd tegen het Ultramontanisme met volle kracht te strijden. Onmogelijk is het niet, dat de clericale meerderheid derhalve straks in de Kamer wordt verdrongen om plaats te maken voor een liberale; dan zegeviert het recht van den sterkste en men heeft tegenmaatregelen te wachten: herziening der kieswet en zoo mogelijk het wringen van het onderwijs uit de handen der geestelijkheid. Zal dit kunnen geschieden zonder de wet des lands, de openbare orde in gevaar te brengen?
De komst van de liberalen aan het bewind, hetzij bij de eerstvolgende Kamerverkiezing, hetzij later, wordt waarschijnlijk gemaakt door de verdeeldheid, die onder de clericalen begint te ontstaan. Ook ten
| |
| |
opzichte van de buitenlandsche staatkunde, heeft het clericale Ministerie moeten inbinden en op verzoek van de Duitsche Regeering de bisschoppen intoomen. En dat juist grieft de ijverigen onder de geloovigen; openlijk, zoowel binnen- als buitenslands is de Regeering verplicht den schijn en soms meer dan dat, aan te nemen van neutraliteit ten opzichte van de gelooven, en de Syllabusmannen zijn van oordeel, dat de tijd gekomen is om meer vijandig op te treden tegen de moderne staatsinstellingen. Men krijgt dus tweeërlei soort van clericalen: de volbloed, die met het hoofd tegen den ijzeren muur des tijds willen inrennen en met de lessen van den wijzen onfeilbaren Paus door dik en dun gaan, en zij, die toch altijd nog rekening houden met den eisch des tijds en van oordeel zijn, dat men 't langzaam moet aanleggen en de Syllabus-appelen niet zoo heet gegeten behoeven te worden als zij gebraden zijn. Wanneer de liberalen met beleid handelen, de eendracht onder de partij van den vooruitgang toeneemt, moeten zij weldra de door verdeeldheid geteisterde veste innemen. Dat de Kamer werd geopend zonder troonrede, wordt gehouden voor een bewijs van gevoel van zwakheid bij het clericale Kabinet, en België kan dus een hoogst belangrijk jaar te gemoet gaan.
De strijd in België en de kamp in Frankrijk, uiterlijk verschillend, heeft meer overeenkomst dan wel schijnt; het clericalisme treedt in Frankrijk meer vermomd op, of liever - want die uitdrukking is te sterk, - het draagt er andere namen; in den vorm van het legitimisme verschijnen de echte geloovigen op het tooneel, terwijl men hij de Bonapartisten en Orleanisten en Mac-Mahonisten dikwerf niet weet of het clericalisme met overtuiging wordt aangekleefd, of als mom gebruikt om met behulp der Ultramontaansche factie lievelingsdenkbeelden op politiek gebied te verwezenlijken; wellicht is beiden het geval, in dien zin dat dit slechts persoonlijke verschillen zijn onder de partij. Zeker is 't dat het vereenigingspunt van de verschillende politieke fracties der rechterzijde samenvalt met dat van de clericalen: vijandschap, haat tegen de republiek en tegen de republikeinen. Rome is, zooals men weet, op het punt van den regeeringsvorm zoo moeilijk niet; het heeft een natuurlijke neiging om zich voor het absolutisme te verklaren, maar richt zijn voorliefde in de practijk naar de Regeering, die de Kerk het meeste voordeel belooft en dan heeft het Vaticaan van de legitimisten, Bonapartisten of Orleanisten altijd meer te wachten dan van de republikeinen. 't Kan verkeeren, is 't ook hier. Was de republiek niet dikwerf geneigd om de clericalen meer toe te staan dan de monarchie, juist om zich tegen de monarchalen te verdedigen? Heeft de voorlaatste Republiek den Paus niet te Rome teruggebracht? hebben de Republikeinen van '48, Thiers in de voorhoede, niet meegewerkt om de prachtige onderwijswet te verkrijgen, waarmee het opkomend geslacht werd overgeleverd aan de
| |
| |
beulshanden der geestelijkheid? 't Kan verkeeren. Meer nog de eigenaardige groepeering der partijen dan wel gegronde overtuiging heeft den naam van republikein synoniem gemaakt met anti-clericaal. Kort na den oorlog met Duitschland meende men dat het Ultramontanisme mede een wapen zou zijn in den strijd tegen Pruisen, en Thiers had er zeker ooren naar om langs dien weg het gedroomde evenwicht van Europa, d.w.z. in gewoon Hollandsch overgebracht: het overwicht van Frankrijk door middel van verbonden te herstellen.
De goden wilden het nu anders; weldra bleek dat er, vereenigd met de Ultramontanen, in de hoogere politiek geen zaken waren te doen, omdat het Vaticaan het bij alle Regeeringen verbruid heeft en door zijn hooge eischen allen tegen zich in het harnas gejaagd. De tijden van het Heilig Verbond, de reactie op de tronen aaneengesloten, zijn voorbij en de Keizers staan niet meer als vroeger tegenover, maar aan de zijde van het volk in het streven naar ontwikkeling en vooruitgang. Zoo vatte langzamerhand in de politieke wereld het denkbeeld wortel, dat de Ultramontaan een bondgenoot is, die compromitteert; wanneer Frankrijk de hand reikte aan het Vaticaan, verloor het de laatste sympathiën van Europa, ook die van het land, dat het droeve Frankrijk in zijn ongeluk het langst trouw is gebleven, omdat het er 't meest aan verdiende, - van Engeland. De steun van het Ultramontanisme werd derhalve prijs gegeven, zoowel om buiten- als om binnenlandsche redenen en sinds geruimen tijd predikt het orgaan van Thiers, de Bien public dat de eischen van het Ultramontanisme gevaarlijk zijn voor geheel Europa, maar in de gegeven omstandigheden voor Frankrijk in het bijzonder. Meer eerlijk en meer naar overtuiging trad Gambetta op tegen de clericalen; in een tijd toen het gevaarlijk was om het ultramontanisme aan te vallen, omdat men dat doende verdacht kon worden van Duitsche sympathieën, heeft zijn orgaan, de ‘République Française’, de anti-clericale vaan ruiterlijk ontplooid en betoogd dat de omarming van het Ultramontanisme Frankrijks geestelijke dood moest zijn. Juist daardoor wordt aan de aanstaande verkiezingen het karakter gegeven van den strijd voor of tegen het clericalisme.
Die verkiezingen zullen, zooals men weet, hoogstwaarschijnlijk plaats hebben in het begin van het volgend jaar. En wat zal de uitslag wezen? 't Spreekt van zelf dat men daarover slechts kan spreken met meer of mindere waarschijnlijkheid, want bij een zoo licht beweeglijk volk als het Fransche staat men bloot voor allerlei verrassingen. Ware de vroegere wijze van stemmen, bij departement, - scrutin de liste, zeggen de Franschen, omdat er gestemd wordt over een aantal afgevaardigden tegelijk, tegenover de arrondissements-stemming, scrutin uninominal, waarbij verdeeling in districten, zoodat de kiezers slechts éen afgevaardigde benoemen - behouden, dan ware een republikeinsche meerderheid in de nieuwe Nationale schier zeker ge- | |
| |
weest. Kan men bij de arrondissements-stemming niet met nog grootere zekerheid een dusgenaamd conservatieve meerderheid voorspellen? In theorie heeft de arrondissements-stemming veel voor boven de departements-stemming; worden er een aantal afgevaardigden benoemd voor een geheel departement, of zooals wij zouden zeggen, voor een geheele provincie, dan stemmen de kiezers meestal over hun geheel onbekende personen; deze wijze van verkiezen is uiterst geschikt voor kiesmanoeuvres; de verkiezing is hier kneedbaar als de volksstemming of het plebiscit; zoodra de kiezer verplicht wordt zijn oordeel uit te spreken over hem geheel onbekende personen, maakt men van de verkiezingen als een blindemannetjesspel Naarmate de kiesdistricten kleiner worden, ontstaat de mogelijkheid, dat er zelfstandig gekozen wordt, al is 't niet altijd met oordeel des onderscheids, - dit hangt af van de mate van ontwikkeling. Maar er staat een ander nadeel tegenover; maakt men de verkiezingen lokaal, dan stelt men den uitslag veelal in handen van de personen, die in het gewone maatschappelijk leven den meesten invloed uitoefenen en dit is op het platteland, dat veel talrijker is dan de steden, vooral de groote steden,
- de maire en de geestelijke, de burgemeester en de pastoor. De groote steden zijn, zooals men weet, bijna zonder uitzondering zeer liberaal in Frankrijk; zij zonden steeds radicale afgevaardigden naar het Parlement; worden nu ook de groote steden verdeeld in districten, die elk éen afgevaardigde benoemen, dan zullen de groote steden even zoovele conservatieve afgevaardigden zenden als er aristocratische kwartieren zijn. Niet zoozeer omdat de arrondissements-stemming een minder zuivere volksvertegenwoordiging moet geven, maar omdat het radicalisme voor een goed deel in de steden gebroken wordt, waren de republikeinen tegen de arrondissements-stemming. Daarbij zou men kunnen beweren, dat 't met de quaestie van de departements- of arrondissements-stemming eigenlijk dus staat, dat de invloed van de politieke raddraaiers nu zal worden vervangen door den invloed van den maire en den geestelijke. Waar de invloed van den eerste het overwicht heeft, daar verkrijgt men licht door middel van de vermomde officieele candidaturen een regeeringsgezinde meerderheid; is dit met den pastoor het geval, dan heeft men straks een groote clericale partij in de Kamer. Zooals de toestand van Frankrijk op dit oogenblik is, werken beiden, èn maire èn pastoor voor het afvaardigen van clericalen. Zal nu de republikeinsche partij door haar eendracht, door haar ijver, door haar organisatie met goed gevolg tegen deze voor haar ongunstige omstandigheden kunnen oproeien? 't Is mogelijk, maar ook waarschijnlijk? Is het Ultramontanisme in de laatste jaren geen geduchte macht in Frankrijk geworden? En naast de Ultramontanen staat een meerendeels Bonapartistisch gezind ambtenaren-personeel, dat zijn sporen reeds verdiend heeft in den gulden tijd van Napoleon III.
| |
| |
Bij de aldus verkozen Kamer van afgevaardigden verkrijgt men een Senaat, die, uit getrapte verkiezingen voortgekomen, er op is aangelegd om een meerderheid te geven in den geest van het tegenwoordige bewind, dat nog nooit zijn anti-republikeinsch en daarmee tevens zijn clericaal karakter heeft verloochend. Sommigen houden - en op grond van de geschiedenis niet ten onrechte - de republiek in Frankrijk voor een overgangsphase, die eindigen zal met de herstelling van het keizerrijk. Maar ook in dat geval is een verandering van regeeringsbeginsel, - het meer- of min vermomde verbond met de clericalen, - niet waarschijnlijk, en zoo voert de geschiedenis van Frankrijk tot de belangrijke vraag: zal dit land, het land van Voltaire, het land van de revolutie van '89, geclericaliseerd kunnen worden? Een van twee: de omarming van het Ultramontanisme zal het rijk begaafde volk verstikken, of het zal op een gegeven oogenblik als door een elektrieken schok opgeschrikt, opvliegen en den beul van zich afwerpen en hem vertreden. Indien Frankrijk nog de kracht heeft voor een omwenteling, mogen wij dit voor het meest waarschijnlijke einde houden van de tegenwoordige orde van zaken. Immers, wie kan zich voorstellen dat Frankrijk zich blijvend onteeren zal door slippendrager te worden van Rome? Wellicht komt de omwenteling echter niet zóo spoedig, dat wij haar reeds in rekening moeten brengen bij de gebeurtenissen van het volgende parlementaire jaar.
Geen land dat zich zoo geduldig schikt in politieke veranderingen als Spanje. Het heeft met Frankrijk gemeen, dat het weldra in bezit zal komen van een nieuwe Kamer van afgevaardigden, waarmee over de naaste toekomst wordt beslist. In welken geest de verkiezingen zullen uitvallen voor de nieuwe Cortes, is hier veel gemakkelijker te zeggen, want de regeering of duidelijker, de partij die aan het bewind is, maakt de verkiezingen; vandaar dat Spanje in de laatste jaren clericale, monarchale, republikeinsche volksvertegenwoordigingen had, en zich zelfs kon beroemen ook nog soorten te hebben van deze verschillende partijschakeeringen. In de eerste dagen na de terugkomst van koning Alphonso was de verwachting van de toekomst des lands gunstiger dan op dit oogenblik. De grootendeels Duitsche opvoeding van den koning maakte hem onvatbaar om aan den leiband te loopen van de Ultramontanen; er is ook nog niet éen bewijs dat Alphonso zijn heil uit Rome verwacht. Als constitutioneel vorst heeft hij zich echter onthouden van overwegenden invloed uit te oefenen op den loop der zaken; veel meer moet hiervoor verantwoordelijk worden gesteld de eenigen tijd geleden afgetreden president-Minister Canovas del Castillo, van wiens werkzaamheid zooveel voor het door omwentelingen geteisterde land afhing. Dit karakter boezemde vertrouwen in; eertijds behoorde Canovas del Castillo mede tot de ‘liberale Unie’, d.i. tot de in 1865 opgerichte vereeniging van alle liberale fracties, die zich ge- | |
| |
meenschappelijke bestrijding van de reactie ten doel stelde. Toen de omwenteling kwam, Koningin Isabella werd verdreven, bleef Canovas met een kleine fractie liberalen monarchaal; in geen enkel Ministerie onder Amadeo of de daarop gevolgde republiek en de militaire dictatuur had hij zitting. Vandaar dat hij de aangewezen man was om een regeering samen te stellen na de terugkomst van Alphonso. Het bleek echter spoedig dat Canovas zijn liberale
beginselen vergeten of verleerd had. In plaats van een beroep te doen op de gematigd liberalen en zich van hun steun te verzekeren, zocht hij zijn bondgenooten onder de Moderados, de ‘gematigden’, die echter hun naam ten onrechte dragen, zooals zoovele partijen, en juister bestempeld worden met den naam van Ultramontanen.
Men moge de verandering van Canovas betreuren, onverklaarbaar is zij niet; de omwenteling heeft aan het liberale een geheel ander karakter gegeven; terwijl bij hen, die met den stroom des tijds meegingen, de radicale kleur op den voorgrond trad, moest in gelijke mate de republiek met het alles vernielende federalisme bij de liberalen, die bleven staan waar zij waren, een reactie doen ontstaan, die hen voorbeschikt maakte om steun te zoeken bij de rechterzijde. Een eigenlijk gezegd conservatieve partij bestond in Spanje evenmin als elders; de Moderados waren echter alleen te winnen, wanneer hun uitgebreide concessies werden gedaan; herstelling van het Concordaat van '51, waarbij in Spanje geen andere kerk wordt geduld dan de Katholieke, was o.a. hun eisch. En ook daartoe leende zich Canovas. Geschiedde dit uit overtuiging bij het voormalig lid der liberale Unie? 't Is moeilijk aan te nemen; waarschijnlijker is 't dat Canovas meende de Ultramontanen te kunnen gebruiken en onnoozel genoeg was om niet tijdig in te zien, dat hij gebruikt werd.
Eerzucht prikkelde Canovas om de stichter te worden van een nieuwe partij, die naar hem zou worden genoemd, de Canovistische; wanneer eenmaal door middel van deze nieuwe partij een vaste orde van zaken was gevestigd, kon Canovas zooveel van de liberalen toegang verleenen, als hij in het belang zijner zaak dienstig achtte. Dat dit plan niet zoo geheel in de lucht hing als ons dit op een afstand schijnt, blijkt uit het feit, dat een veertigtal liberalen, leden van de zoogenaamde constitutioneele of Sagastistische partij, zich bij hem voegden. Met deze liberalen, versterkt door zijn oude getrouwen aan den éenen, en de Moderados of Ultramontanen aan den anderen kant, moest de grondslag worden gezocht voor een nieuwe constitutie. De heeren zijn 't er nog niet over eens geworden en zullen dat ook wel niet. Canovas, die tot dat soort van liberalen schijnt te behooren, die de clericale partij voor niet zoo schadelijk of gevaarlijk houden, was in zijn concessies aan het Vaticaan te ver gegaan; hij had de ‘Katholieke eenheid’, d.i. het uitsluitend bestaan van de Katholieke kerk in Spanje toegegeven en moest aftreden, toen hij werd uitgenoodigd
| |
| |
om zijn belofte gestand te doen. Toch is Canovas ook onder het Ministerie Jovellar, dat bij het Vaticaan eerst de kastanjes uit het vuur moest halen en op de geloofsconcessie terugkomen, de ziel gebleven van de regeering, of zooals wij het juister zouden kunnen noemen, van het partijgescharrel. Men spreekt van den 14den December, den dag van den terugkeer van Alphonso, als het tijdstip, waarop het besluit tot het uitschrijven der verkiezingen zal worden gepubliceerd, maar het staat er voor het oogenblik nog niet naar, dat aan dit voornemen gevolg zal kunnen worden gegeven. Men moet in Spanje eerst weten wie de verkiezingen zal leiden, m.a.w. wie de nieuwe Kamer zal maken; Canovas heeft zich vastgeknoeid; aan den eenen kant staan de Ultramontanen met hun onverbiddelijke eischen, in hun non possumus door het Vaticaan gesteund, aan den anderen vindt men de overgegane constitutioneele Sagastisten, die de nieuwe compagnieschap verlaten, zoodra aan de staatsburgerlijke vrijheid, met de omwenteling ingevoerd, afbreuk wordt gedaan. Sagasta, de van oudsbekende intrigant, staat gereed, aan het hoofd der constitutioneele partij, om op te treden, zoodra Canovas zijn hopeloos werk opgeeft. Als vereenigingspunt van de liberalen met uitsluiting van de radicalen en republikeinen, is de constitutioneele partij voor het oogenblik sterk en op de partijvergadering, die dezer dagen te Madrid is gehouden, waren afgevaardigden uit alle provinciën des lands verschenen. Met erkenning van de monarchie onder Alphonso verklaarde men de constitutie der omwenteling tot grondslag en weigerde de pas veroverde moderne vrijheden aan de Ultramontanen prijs te geven. Wordt aan deze partij geen aandeel gegeven in de regeering, dan zal zij aan de verkiezingen geen deel nemen en de nieuwe Kamer dood verklaren, als vertegenwoordigende slechts een paar fracties.
Oppervlakkig schijnt het gemakkelijk uit dit labyrinth te geraken; Canovas heeft slechts het verbond met de Moderados op te zeggen en met zijn zoogenaamde liberalen de hand te reiken aan Sagasta en de zijnen, maar zoo redeneerend rekent men buiten het karakter van een Spaansch staatsman: Canovas zou Canovas en Sagasta zou Sagasta niet zijn, indien het hun alleen te doen was om het belang van hun land, van hun partij; hun eerzucht is veel grooter dan hun vaderlandsliefde en beiden zijn bereid een goed deel van hun overtuiging op te offeren, wanneer dit slechts het middel is om het gezag uitsluitend aan zich te brengen.
Zulk een politieke demoralisatie is geen uitsluitend Spaansche ziekte; de ziekte is te Madrid alleen te gemakkelijker te diagnosticeeren. Onder deze omstandigheden zou het te gewaagd zijn omtrent het tijdstip der verkiezingen, omtrent de samenstelling van de nieuwe Cortes zich te wagen aan voorspellingen, even gewaagd als iets te voorzeggen van het einde van den Carlistischen burgeroorlog of den opstand op Cuba.
| |
| |
Aan gezond partijleven is ook in Italië gebrek en daarom vallen de beslissingen der Kamer meestal buiten berekening. Het tegenwoordige Ministerie Minghetti is echter bijzonder gelukkig; dank zij de maatregelen van zijn voorganger, gaat de financiele toestand vooruit, zoodat de herstelling van het evenwicht op de begrooting niet langer een onbereikbaar ideaal behoeft te zijn. Niet onmogelijk dat juist die gunstige toestand het leven van het Kabinet rekt, want reden van bestaan heeft het in zich zelf niet. De laatste ministercrisis - in Juli '73 - ontstond voornamelijk door de oppositie van de linkerzijde, verbonden met eenige ontevreden heterogene elementen van de andere fractiën; toch verkreeg de linkerzijde niets bij het verdeelen van den buit. In de nieuwe Kamer, die het vorige jaar werd gekozen, verkreeg de regeeringspartij of rechterzijde wel de meerderheid - men begrootte naar een ruwe berekening 284 rechterzijde, en 216 linkerzijde - maar onder die meerderheid bevonden zich sommige weinig betrouwbare bestanddeelen en soms werd Minghetti met slechts enkele stemmen gered. Een nieuwe partijvorming is thans in wording, waarbij het gematigde deel der linkerzijde zich zal afscheiden van de radicalen en met een deel der rechterzijde, ook wel centrum genoemd, een gematigd liberale partij oprichten. Zonder twijfel zou dit een belangrijke stap zijn op den goeden weg. Of de nieuwe partijvorming echter een definitieve zal zijn, of zij krachtig genoeg zal wezen om de teugels van het bewind over te nemen, zal de tijd moeten leeren; het provincialisme speelt in het Italiaansche Parlement een groote rol, omdat de eenheid wel is geproclameerd, maar het volk nog niet tot een geheel is versmolten; daarvoor is tijd noodig, en in Italië meer tijd dan elders, omdat de volksaard in Noord en Zuid veel verschilt, een gevolg van de verschillende volksstammen, waaruit het volk is geworden.
Van een volksvertegenwoordiging in den vollen zin kan in Italië eerst sprake zijn, wanneer de clericalen aan de verkiezingen deelnemen, en dit tijdstip schijnt niet ver meer af. De Paus heeft vroeger wel gezegd: Nè elettori, nè eletti, maar dat geschiedde alleen omdat de clericalen in den warmen nationalen tijd een slecht figuur zouden maken; overal waar de kans voor de clericalen gunstig werd, hebben zij zich in den laatsten tijd geroerd bij de verkiezingen. En overal wint ook in Italië het ultramontanisme veld; een geheel net van Katholieke vereenigingen wordt over het gansche land uitgebreid, en wanneer de Paus straks zijn verbod betreffende het deelnemen aan de verkiezingen intrekt, zal de macht der clericalen waarschijnlijk grooter blijken te zijn dan de liberalen wel meenen. Niet dat zij de meerderheid zullen vormen in het eventueel te kiezen Parlement, maar wel kunnen zij daar optreden als een machtige partij, die door zich te verbinden met andere fracties den doorslag kan geven. Men moet niet vergeten dat tot heden slechts éen tiende deel der kiezers aan de stemming heeft deelgenomen.
Dat in Italië, vooral bij een Ministerie uit de rechterzijde, van een
| |
| |
eigenlijk gezegde anti-clericale politiek geen sprake is, is bekend; er zijn invloedrijke leden van de linkerzijde, die zonder voorstanders te zijn van de Duitsche kerkelijke politiek, sommige maatregelen tegen de uitbreiding van het clericalisme, in de eerste plaats tegen het kloosteronderwijs wenschelijk achten. Ook het tegenwoordige Ministerie schijnt van het tot dusver gevolgde beginsel van laissez aller, deftiger uitgedrukt van het: de vrije kerk in den vrijen Staat, wel wat terug te komen. Daar waar de kerkelijke gemeenten haar zelfstandigheid willen handhaven tegen het hooger kerkelijk bestuur, zullen zij niet langer worden tegengewerkt door de Regeering, maar zooveel mogelijk ondersteund; ook wacht men in deze zitting van de Kamer een wetsontwerp, waarbij aan de leeken medewerking wordt verzekerd bij het bestuur der kerkelijke goederen, waarschijnlijk door middel van verkiezing. De hoofdschotel van het parlementaire jaar zal verder bestaan in de uitbreiding van het spoorwegnet en de uitvoering van de plannen van Garibaldi ten opzichte van het droogleggen van de beruchte moerassen bij de Eeuwige stad en de verbetering van den loop van de Tiber, - plannen, die hoe goed ook op zich zelf, den betrekkelijk gunstigen financielen toestand weder dreigen te verstoren. Nemen wij het een bij het ander, dan kunnen wij in Italië wel eens een veel bewogen parlementair leven tegemoet gaan.
Uiterlijk kalm gaan de politieke zaken te Weenen, sedert de staatsmachine gered is door de invoering van de directe verkiezingen voor den Rijksraad, die aan de Duitsche of grondwetspartij op kunstmatige wijze de meerderheid geeft. Ook zorgt het Ministerie Auersperg zooveel mogelijk dat de kalmte bewaard blijft; met name is dit het geval ten opzichte van de clericalen; de Minister Stremayr weet zelfs met de bekende kerkelijke wetten zoo te manoeuvreeren, dat de ultramontanen er geen kwaad van zeggen. Het voornaamste punt in de binnenlandsche staatkunde is voor 't oogenblik de verhouding tot Hongarije; nooit is sedert '67 de betrekking tusschen Weenen en Pesth zoo innig geweest, eenvoudig omdat de Duitschers en de Hongaren tegenwoordig hetzelfde belang hebben; beider suprematie wordt bedreigd door de andere nationaliteiten. Van daar dat de vernieuwing van de tol- en handelsovereenkomst veel minder moeite in zich schijnt te hebben dan men had kunnen verwachten.
Een belangrijke zitting verwacht men in het Hongaarsche Lagerhuis. De verhouding der partijen is daar zeer veranderd. Toen in '67 het Vergelijk met Oostenrijk tot stand kwam, waarbij aan Hongarije geheele zelfstandigheid werd gewaarborgd met uitzondering van het leger en de buitenlandsche vertegenwoordiging, welke voortaan zouden worden geregeld door commissies uit de beide volksvertegenwoordigingen, bekend onder den naam van Delegaties, vond dit Vergelijk bij een aanzienlijk deel van de Hongaren fellen tegenstand; men had zich met
| |
| |
volkomene zelfstandigheid gevleid en wilde alleen een personeele unie met Oostenrijk erkennen, d.w.z. de éenige band, die tusschen Oostenrijk en Hongarije moest bestaan, zou zijn dat de Keizer van Oostenrijk tevens Koning van Hongarije was. De voorstanders van het Vergelijk vormden echter de meerderheid in het Lagerhuis; de ziel hiervan was de edele Franz Deak, die - een zonderling verschijnsel in de parlementaire wereld - steeds weigerde aan de spits der Regeering te staan en als hoofd van zijn partij en als afgevaardigde de leider bleef der politiek. Zoolang Deak krachtig bleef, hield hij zijn volgelingen in toom, maar toen hij oud werd en zwak en minder krachtig deel kon nemen aan de leiding der zaken, bleek het gehalte van zijn volgelingen al te licht te zijn om op den duur een Staat te besturen; in de weinige jaren, dat de Deakisten aan het hoofd gestaan hebben van Hongarije, hebben zij veel geld zoek gemaakt en binnenslands weinig hervormd; men was er slechts op uit om Hongarije het uiterlijk te geven van een groote Mogendheid, zonder te vragen of de middelen van dien aard waren, dat men zich zulk een weelde kon veroorloven; aan het nationale leger, de Honveds, werden schatten verknoeid zonder het bruikbaar te maken, ingeval er werkelijk een oorlog uitbrak; van den Minister van Financiën, met name van Lonyay werden zonderlinge dingen verteld; zeker is het dat deze goed met cijfers wist om te springen; de inkomsten beantwoordden nooit aan de raming, omdat deze was gegrond op een goeden oogst, die niet elk jaar komt, en aangezien de Hongaarsche edelen hun adeldom in de eerste plaats zochten in het niet betalen hunner belastingen. Een partij, die met moeite de meerderheid behoudt in het parlement, is echter gedwongen allerlei consideraties te gebruiken en het gevolg was dat Hongerije elk jaar dieper in de schuld geraakte, zonder zijn inkomsten te vermeerderen. Een berooide schatkist, een gedemoraliseerde regeeringspartij was de slotsom
van de werkzaamheid der Deakisten.
Beter was het gehalte der afgevaardigden onder de oppositie, vooral die onder het linker centrum; deze fractie bestond uit twee onderdeelen, aangevoerd door Ghyczy en Tisza; de weigering om het Vergelijk te erkennen hield hen alleen van de Deakpartij verwijderd. Herhaalde malen was een fusie beproefd, maar telkens waren de onderhandelingen afgesprongen; zoolang Ghyczy en Tisza weigerden het Vergelijk te erkennen, bestonden er onoverkomelijke bezwaren om hen onder de regeeringspartij op te nemen. Of de nood van het vaderland dan wel de gunstige kans om aan het hoofd der regeering te komen, de linkerhoofdmannen heeft bewogen om den tegenstand tegen het Vergelijk te laten varen en dit Vergelijk als voldongen feit te erkennen, - altijd behoudens het beginsel - willen wij in het midden laten; Ghyczy verklaarde zich het eerst bereid om het Vergelijk te erkennen, Tisza volgde later, en nu kwam een fusie tot stand met de Deakpartij, die aldus in een groote liberale partij werd omgezet; het einde van
| |
| |
de fusie is evenwel geweest, dat het linkercentrum het leeuwendeel verkreeg; Tisza is op dit oogenblik president-Minister, terwijl Ghyczy, die als Minister van Financiën zijn intocht deed in de nieuwe liberale partij, president is van het Lagerhuis. Slechts een der vice-presidenten van het Lagerhuis, Joseph Bano is Deakist, de tweede vice-president, Varady, behoort eveneens tot het linker centrum.
De innerlijke zwakheid van de Deakpartij kwam na de fusie nog duidelijker aan het licht; behoudens zeer enkelen verdwenen de mannen, die de grootste rol hadden gespeeld, van 't tooneel, slechts den treurigen indruk van hun naam achterlatend; zoo o.a. Lonyay, die bij de nieuwe ministerieele combinatie niet in aanmerking kwam en trachtte een afzonderlijke fractie te vormen onder de oppositie, maar zijn aanhangers spoedig zag verloopen; een deel sloot zich aan bij de rechterzijde, of liever bij de aanhangers van den voor conservatief verklaarden Sennyey, terwijl de overigen weder bij de Deakisten werden ingelijfd. Lonyay's naam werd spoedig niet meer genoemd.
Toen de fusie beklonken was, werd het Lagerhuis ontbonden; de nieuwe Kamer was zoo zeer in het voordeel van de nieuwe liberale partij, dat het resultaat de Regeering zelf moest verrassen; haar sterkte bedroeg over de driehonderd leden, terwijl de gezamenlijke oppositie slechts over een zeventigtal stemmen kon beschikken, verdeeld over de conservatieven of aanhangers van Sennyey, de linkerzijde en de vertegenwoordigers der niet-Hongaarsche nationaliteiten. Ook in het Hoogerhuis beschikt de Regeering over de meerderheid, zoodat niets haar verhindert om de plannen te verwezenlijken, die onder de vaan der oppositie zijn opgevijzeld als de reddingsplank van den met schipbreuk bedreigden Staat. In de eerste plaats moet er orde komen in de Financieën en Tisza heeft met recht ingezien, dat dit een onmogelijkheid is zonder een doortastenden maatregel; de verschillende schulden moeten geconverteerd worden, een fonds gemaakt om in de behoeften van de schatkist te voorzien, daar de belastingen in een land als Hongarije in geen geval regelmatig inkomen; wanneer daarmee een strenge bezuiniging gepaard gaat, meent Tisza over eenige jaren het evenwicht op de begrooting te zullen herstellen. De financieele reputatie van Hongarije is echter van dien aard, dat voor het oogenblik alleen onder hoogst ongunstige voorwaarden een leening kan worden gesloten; eerst, dus oordeelt Tisza terecht, wanneer Hongarije het bewijs geleverd heeft dat zijn huishouden in goede orde is en het productief vermogen groot genoeg om zijn schulden te betalen, kan het uitvoering geven aan het leeningsplan. Ook wat binnenlandsche hervormingen betreft, denkt de nieuwe Regeering de hand aan den ploeg te slaan, een aantal wetten worden voorbereid. De reeds aangevangen zitting zal weldra het bewijs leveren wat er praktisch uitvoerbaar is. In vergelijking van het wanbestuur van de Deakisten in den laatsten tijd is het optreden van de liberale partij, waarvan het linker centrum de drijvende kracht is,
| |
| |
een groote vooruitgang en er is reden van deze Regeering veel goeds te verwachten. Op dien koop zouden wij echter nog geen deel willen nemen in de ontworpen leening; 't zijn plannen op het papier, die Tisza ontworpen heeft; ze zijn zonder twijfel oprecht en goed gemeend, maar de Hongaren moeten eerst nog het bewijs leveren, dat zij de geschiktheid bezitten om een modernen Staat te grondvesten en op te bouwen. Wanneer men het land wat nauwkeuriger opneemt, dan vertoont het zulk een bonte mengeling, dat de optimistische verwachting spoedig bedaart. De Hongaren vormen de aristocratie van het land, maar een adel die nooit veel besef heeft gehad van het noblesse oblige, maar zijn kracht zoekt in het heer spelen, zonder zich om het belang en de ontwikkeling des lands veel te bekommeren. Daarbij vormen de Hongaren - evenals de Duitschers in Oostenrijk - de minderheid, wanneer men de Slaven en Duitschers bijeenrekent, en men heeft in den laatsten tijd het streven opgemerkt bij de Hongaren om het land in taal en inrichting tot een bepaald Hongaarschen Staat te maken. Er is echter geen reden, waarom de Slaven of Duitschers zich naar de Hongaren zouden richten en zich een nationaliteit laten opdringen, die in geen geval op meerdere ontwikkeling kan bogen. Door het land te willen Magyariseeren moeten de Hongaren botsingen uitlokken, die de innerlijke zwakheid van het land aan den dag brengen.
De meerderheid in het Lagerhuis is groot, maar zij heeft de proef nog niet doorstaan; men vindt 176 nieuwe leden; een verschikking der partijen is dus niet zoo geheel onmogelijk. Reeds spreekt men van den ongunstigen indruk door den president-Minister gemaakt, toen hij dezer dagen aan het Huis meedeelde, dat het wenschelijk was dat met Oostenrijk een nieuwe tol- en handelsovereenkomst werd getroffen, daar de vorming van een afzonderlijk tolgebied niet wenschelijk was voor Hongarije; een Hongaarsche nationale Bank verklaarde de Minister meer voor een economische dan een politieke quaestie. Nu is deze opvatting echter niet nationaal-Hongaarsch en zeker in strijd met hetgeen Tisza als lid der oppositie steeds heeft verkondigd. De parlementaire hemel is dus in Hongarije niet zoo onbewolkt als dit op het eerste gezicht wel schijnt.
De parlementaire werkzaamheden van het Duitsche Rijk laten zich nog moeilijk overzien, daar de thans aangevangen zitting slechts van korten duur kan zijn; na Nieuwjaar toch moeten de verschillende Landdagen bijeenkomen om de begrootingen vast te stellen. Het is derhalve onzeker of behalve de Rijksbegrooting met de twee nieuwe belastingontwerpen, op de beurswaarden en tot verhooging van de moutbelasting, (die hoogst waarschijnlijk zullen worden afgestemd), ook nog zal behandeld worden de aanvulling en wijziging van het strafwetboek. Dit laatste heeft in sommige liberale kringen een onaangenamen indruk gemaakt, omdat men meent dat daardoor de politieke
| |
| |
vrijheid te veel aan banden wordt gelegd; zonder belangrijke wijziging zal dit ontwerp wel niet door den Rijksdag worden goedgekeurd; de Regeering echter, zich ten volle bewust van haar verantwoordelijkheid tegenover de woelingen van radicale democraten en Ultramontanen, zal den kamp niet gemakkelijk opgeven. Men weet echter dat de nationaal-liberalen, die de meerderheid vormen van den Rijksdag, zich in 't eind altijd laten afdingen, wanneer het moet. Men spreekt van een voorjaarszitting, waarin tevens over den tijd van behandeling van de groote rechterlijke wetten zou worden beslist.
Met de kerkelijke politiek is het stil geworden in den laatsten tijd en het schijnt, dat noch de Rijksdag, noch de Pruisische Landdag in dat opzicht iets nieuws zullen brengen. Het plan tot indiening van een wet op het bestuur der bisschoppelijke kerkelijke goederen, tot regeling der processies, die evenals hier zouden worden beperkt binnen de kerken, en eindelijk tot inrichting der algemeene burgerlijke begraafplaatsen schijnt niet zoo spoedig verwezenlijkt te zullen worden. De Ultramontaansche partij is in den laatsten tijd minder woelig. Zij zoekt geen botsingen meer, zooals dit kort na de invoering der kerkelijke wetten het geval was, en het is mogelijk dat de Regeering de betrekkelijke rust ongestoord wil laten om eventueele pogingen tot bemiddeling niet te bemoeilijken, want dat men te Berlijn even sterk naar een modus vivendi verlangt als te Rome, mogen wij voor zeker houden. Het Vaticaan is echter te ver gegaan om terug te kunnen treden en het is waarschijnlijker dat de stilte de voorbode is van een nieuwen storm. Of wil het Zwarte centrum de verkiezingen voor den volgenden Rijksdag afwachten, waarin zij wellicht nog meer leden en zeker met het oog op de wassende sociaal-democratische partij nog meer bondgenooten zal aantreffen?
Veel is er zonder twijfel dat de Duitsche Ultramontanen moedeloos zou kunnen maken; vooral de afloop van den parlementairen strijd in Beieren is voor hen een grievende teleurstelling. Met hoeveel hoop, met hoeveel trots was het oog niet gericht op de patriotten in den Beierschen Landdag? Welke berekeningen waren niet gebouwd op het nieuwe Ultramontaansche Ministerie, dat een bolwerk zou worden tegen Pruisische overheersching! Een scherpe afwijzing van het adres der meerderheid, koninklijke kastijdingen toegediend aan de bisschoppen, - waarlijk, de Ultramontaansche plannen schijnen onder de Duitsche zon niet te kunnen gedijen.
Het kan straks in den Beierschen Landdag nog tot heftige tooneelen komen; de Regeering hoopt dat een paar leden van de meerderheid zullen afvallen, bewogen door een Koninklijk woord en daarmee de meerderheid worden verplaatst. De patriotten hebben echter naar hun eigen getuigenis gezift en gezuiverd, vóor zij ditmaal aan het kiezen gingen en zij maken zich sterk, dat zij een keurbende hebben, waaronder geen afvalligen kunnen voorkomen. Zetten de Ultramonta- | |
| |
nen den strijd voort, dan wordt de begrooting afgestemd en de Regeering verplicht den Landdag te ontbinden. Aangezien de Ultramontanen echter in Beieren numeriek de sterkste zijn, keeren zij waarschijnlijk in dezelfde mate terug. Wellicht ware het beste geweest de zaken haren loop te laten en een clericaal Ministerie aan te stellen, dat na verloop van eenigen tijd zich onmogelijk moest maken zoowel door eigen onkunde als door de onmacht om tegen den modernen stroom op te roeien, - anders dan met phrasen, Vaticaansche molenwiekerij.
Zoo zal ook dit parlementaire jaar, hier minder, daar meer, zijn deel hebben; in sommige landen worden zaken beslist, die in een verre toekomst haar invloed zullen doen gevoelen. Wat men ook van onzen tijd moge zeggen, belangrijk is hij boven vele andere tijdperken in de geschiedenis.
14 November '75.
noorman.
|
|