bij het uitspreken er van niet zonder genoegen is aangehoord, wij achten, na de lezing zijner voordrachten, hare uitgave in druk genoegzaam gerechtvaardigd.
Het thema ‘uit het dagelijksch leven’ is goed gevarieerd, zoodat het ons als we het telkens terugvinden blijft bezighouden.
Wij treffen veel waars, veel schoons en geestigs in deze schetsen aan. Het ontbreekt niet aan menschkundige opmerkingen belangrijke, soms geniale aanmerkingen. Er zit leven en ziel in. Ze zijn niet ontbloot van humor en luim, zoodat het: ridendo dicere verum quid vetat? hier meer dan eens kan worden toegepast.
In ‘eene tentoonstelling van oudheden uit de 19de eeuw’, door den schrijver in zijne verbeelding nà 300 jaren bezocht, vinden we over de kleederdracht, huismeubelen en sieraden; over kunst en hare waardeering; over het krijgswezen en daarmede in verband staande persoonlijke dapperheid en moed; over machinerie, decoratiën en litteratuur uit de 19de eeuw, onder veel ironie, veel waarheid gezegd. De auteur spaart zijn tijd niet en geeft hem menigen pikanten zet. Zoo, om slechts iets te noemen, waar hij van de kunst sprekende, het om haar zelfs wille betreurt, dat zij op het punt van naamgezag zoo bekrompen en kleingeestig was, of over de bespottelijke jacht op decoraties den staf breekt en een feit in herinnering brengt van een schoolmeester op een dorp in Limburg, die bij het heerschen eener zeer gevaarlijke epidemie met de edelste zelfverloochening en de grootste heldhaftigheid zijn hulp verleende, waartoe anderen, door angst overmeesterd, zich onbekwaam gevoelden. Hij redde veler leven. Een zilveren medaille was het loon voor zijn moed. Had hij, vraagt V.H. in den strijd even velen gedood, als hij nu het leven redde - wat dan?
Worden de gebreken, de dwaasheden en zonden der 19de eeuw op de tentoonstelling in 2174 ten toon gesteld, hare deugden, hare werken der liefde vinden er ook eene haar toekomende plaats.
‘Eene reunie’ is een genrestukje, dat breed gepenseeld en fijn uitgewerkt is. Er ligt een waas van frischheid over. De natuur is gevolgd zonder stijf kopiewerk te zijn. Wij achten deze niet de minst goed gelukte schets.
‘Uit de gedenkschriften van een bankbiljet’ zouden wij menig voorbeeld kunnen bijbrengen van fijne opmerkingen van den schrijver. Het blijkt ook uit deze schets, dat hij in de wereld rondgekeken en goed uit zijn oogen gezien heeft. Of er door de oprichters van weduwenfondsen wel altijd aan het belang der weduwen gedacht wordt? Quaeritur. ‘De directeur-acteur’ is iemand die zijn tijd begrijpt, en, hoe de geest des tijds ook gesteld, of hoe ongesteld hij ook is, met zijn tijd medegaat. De ‘begrafeniskosten’ geven stof tot een aandoenlijk verhaal, dat door zijn eenvoudigheid roert en treft. Het bankbiljet, door de bevende hand der tachtigjarige weduwe met een traan bevochtigd voor haar begrafenis weggelegd, geeft gereede aanleiding tot de opmerking,