sprak reeds van niets nieuws onder de zon, en hoeveel schrijvers zouden nooit de pen hebben opgevat, als zij geen oude gebeurtenissen op nieuw mochten onder handen nemen! Het hangt maar af van de wijze hoe men het doet. En zeide ik reeds, dat de vorm van dit verhaal niet oorspronkelijk is, nu de inhoud dit evenmin mag heeten, volgt hieruit, dat de uitgever aan de schrijfster een slechten dienst bewees met zijn ‘oorspronkelijk’ op den omslag. Dit geldt ook van dat ‘uit den tegenwoordigen tijd’. Met kleine wijzigingen zou het geheele drama even goed, zelfs beter in een vroeger tijd te plaatsen zijn geweest, toen zulke kasteelen, vazallen, transacties tusschen vaders en toekomstige schoonzoons, attachés van legatie, die willekeurig komen en gaan, duels enz. meer van hun tijd waren. Had de schrijfster wat zij vertelt, een beetje bekort, als inleiding gebruikt en haar verhaal ná dat duel begonnen, zij had de stof gevonden voor een zielkundig drama dat altijd nieuw blijft. De strijd der jonge weduwe met zich zelve, of zij den moordenaar van haar echtgenoot zou huwen of niet, zou reeds belangstelling genoeg hebben ingeboezemd, en de invloed dien de ‘wereld’ hierop uitoefenen kon, van oneindig veel meer gewicht zijn geweest dan wat die wereld tot nu toe had gezegd of gedaan.
Wat de schrijfster met haar ‘Voor het oog der wereld’ eigenlijk heeft willen zeggen, is mij niet duidelijk geworden. Dat Mathilde voor het oog van anderen gelukkig is terwijl zij in 't verborgene lijdt, is te banaal om er een titel van te maken. Dit is met honderd duizend menschen het geval. Maar wat dit voor de verkeerd beoordeelde afdeed, zie ik niet in. Zij heeft met die ‘wereld’, in casu de Haagsche groote wereld, niets uit te staan, dan dat zij er toe behoort en er zich in beweegt. Niet die wereld, maar haar onvoorzichtige, weinig edelmoedige aanbidder, de jaloersche malloot, die haar verdacht maakt, en haar ergdenkende heer gemaal brengen haar in 't ongeluk. De Haagsche wereld weet nergens van; eerst na het noodlottige duel zal zij er zich mee bemoeid hebben. Daarom zou ook eerst dàn voor de op haar kasteel zittende burgtvrouwe het echt dramatische aangevangen zijn en dit het onderwerp hebben kunnen leveren voor een belangrijken roman. Nu is het geheel slechts eene episode uit het leven eener onge Haagsche dame uit de hoogere kringen, die ons verklaart om welke reden Mathilde, barones van Beersel geboren Walkert, als jeugdige weduwe, eenzaam en verlaten op haar oud kasteel in Gelderland zit te treuren. Als de schrijfster de pen weder opvatten en het leven van hare Mathilde verder verhalen wil, geef ik haar den welgemeenden raad, eerst nog wat beter het leven en de menschen te bestudeeren en vooral eene betere moraal te raadplegen. Hare karakters laten zich allen besturen door de moraal, welke aan die Haagsche wereld, welke zij beschrijft, wordt toegekend. Mathilde zelve staat er iets boven, hoewel ook zij groot gevaar zou hebben geloopen, als haar Arthur