liërs in hun eigen land. De Franschen hebben dat ingezien en leggen zich nu beter op terrein-kennis toe dan vroeger, overtuigd als zij zijn, dat de Duitschers hun daarin ver vooruit waren, en dat deze van die kennis zeer goed partij getrokken hebben.
Tot voor eenige jaren werd de aardrijkskunde in de scholen van ons land zeer stiefmoederlijk behandeld, terwijl de leerlingen als bij de haren tot de aardrijkskundige les moesten gesleurd worden. Die tegenzin was het gevolg van de slechte methode in 't onderwijs. Wij herinneren ons nog het memoriseeren van de namen der 86 departementen van Frankrijk en meer van die hersenbrekende toeren aan de schoolbank.
Daarin is gelukkig eenige verbetering gekomen. De aardrijkskunde begint langzamerhand tot haar recht te komen. Eenige mannen hebben zich hare ellende aangetrokken, en de oprichting van het Aardrijkskundig genootschap is de aanvankelijke vrucht hunner pogingen. Nog onlangs hebben zij 't onzen Minister van Binnenlandsche Zaken doen hooren:
1o. ‘Aan de Aardrijkskunde komt, op haar tegenwoordig standpunt bij het onderwijs, bepaald ook bij het hooger onderwijs, eene ruime, zelfstandige plaats toe.
2o. Als zelfstandige plaats behoort zij, zooals ook door de Regeering is voorgesteld, onder de leervakken der Hoogeschool; het is echter bepaald noodig, dat voor haar afzonderlijke leerstoelen worden bestemd.
3o. Afzonderlijk onderwijs in de aardrijkskunde mag aan de gymnasiën, althans in de vier of vijf hoogste klassen van den voorgestelden zevenjarigen cursus, niet worden gemist.’
Zoo kan er leven komen ook in deze vaak doodsche brouwerij; zoo wordt ze wakker geschud uit haren doodslaap, of liever, zoo wordt er leven gegeven aan een vak van 't onderwijs, dat vroeger als eene bijzaak, een soort aanhangsel, werd beschouwd.
Het is een verblijdend verschijnsel des tijds, dat men begint in te zien, dat tot den naam aardrijkskunde noch iets anders behoort dan 't inpompen van eenige bladzijden namen, die dan ook soms door hunne moeilijke uitspraak tamelijk geradbraakt en spoedig vergeten worden.
Vooral op het gebied der aardrijkskunde moeten geheugen en verbeelding samenwerken, en wat men reeds gedaan heeft en nog doet om vooral het laatste gezond voedsel te geven, verdient alleszins waardeering. Met ingenomenheid begroeten wij daarom ook het werk van de heeren Kuyper, Posthumus en Witkamp. Dat de arbeid van beide eerstgenoemde auteurs naar waarde is geschat, bewijst de ‘tweede druk’ van hun ‘Oro-Hydrografische en staatkundige Atlas.’
In 29 kaarten bevat hij: 1o. ‘Wereldkaart,’ die netjes uitgevoerd en goed van kleur is; 2o. ‘Wereldkaart met de zeestroomingen en de lijnen van gelijke gemiddelde jaarwarmte en de menschenrassen,’