Ja, dit woord heeft sommigen verschrikt, maar velen verblijd, omdat de waarheid ingang zou vinden, nu ze verkondigd werd door een van Europa's groote staatslieden; dezelfde waarheid, die, ook in Nederland, jarenlang te vergeefs werd gepredikt door menigen roepende in de woestijn.
Er bestaat een samenzwering tegen den vrijen Staat, tegen de Wetenschap, tegen het Geweten, tegen den Geest, tegen de Menschheid. Over geheel Europa, over geheel de wereld heeft die samenzwering haar vertakkingen; ze heeft haar middelpunt te Rome, haar medeplichtigen overal; rijk is ze in blinde werktuigen, invloed, goud. Geen leus is haar te heilig, geen middel te slecht; ze is georganiseerd met gadeloos talent, met de sluwste berekening; ze werkt voort met volslagen gewetenloosheid, met taaie volharding. In Spanje moordt ze, Frankrijk verlamt ze, in Duitschland voert ze strijd tegen het wettig staatsgezag, in Nederland ondermijnt ze de school.
En in Nederland vindt ze tegenover zich een flauw, vaag, slaperig liberalisme, dat van ‘onverdraagzaamheid’ mompelt en voornaam neerziet op godsdienst en godsdienstverschil. Daarbij een zoogenaamd Protestantisme, dat in zijn Clericalismus en gezagsbeginsel en schoolbestrijding meer een bondgenoot dan een tegenstander is van het voortdringend en voortschuifelend ultramontanisme.
‘De Geus is niet dood, hij slaapt,’ roept men ons toe.
Diep is zijn slaap.
Wij willen hem niet wakker schudden, nog niet wakker schudden althans. We willen geen geloofshaat.
Maar wakker schudden willen wij den geest van het Protestantisme, den geest der vrijheid, der zelfstandigheid, der ontwikkeling.
Die geest slaapt in Nederland. Het machtigste protestantsche kerkgenootschap is ten prooi van het Clericalismus, aan den ongeest der verdeelende, verlammende, bedwelmende, gewetenverkrachfende orthodoxie. En wie aan die Kerk, walgend van haar geharrewar en jezuïeterij, den rug toekeeren, zij beschouwen veelal Protestantismus; en christendom, en godsdienst als verouderd; zij vergeten, dat het protestantismus de bron is van hun vrijheid, de voorwaarde der ontwikkeling, het plechtanker van Neerland's zelfstandig volksbestaan. Meelijdend halen ze de schouders op over de godsdienstvragen, blind voor de beginselen die in dezen vorm elkander bestrijden op leven en dood.
Intusschen, in twee provinciën is de Openbare school een erkende leugen; ultramontanen, met de handhaving der wet belast, heulen met de wetsovertreders; ministers koopen met concessies stemmen voor hun dubbelzinnige politiek; vaderlandlozen worden ingeschoven in gewichtige ambten; de geschiedenis des Vaderlands wordt verduisterd, het opkomend geslacht onwetend gelaten van zijn groot verleden; de kloosters vermenigvuldigen; de priesters regeeren Limburg en Noord-Brabant; tegen de school, die vrije ontwikkeling wil, wordt storm geloopen....
Nederland moet weder hooren wat het Protestantismus is, wat het deed, wat het leed, hoe het worstelde tegen den priestergeest. Nederland moet zich verdiepen in de beginselen van het Protestantismus, om verfrischt, verjongd te verrijzen uit dat bad der wedergeboorte.
Daarom verheugen wij ons van ganscher harte in de verschijning van De Geschiedenis van het Protestantisme, op nieuw verhaald door Dr. J.A. Wylie. Voor Nederland bewerkt door Dr. C.P. Hofstede de Groot (Amsterdam, Gebr. Kraay). Degelijkheid van inhoud, bevattelijke vorm, aantrekkelijke uitvoering stempelen het tot een boek, dat in onze beschaafde kringen echt godsdienstig leven, warme vaderlandsliefde kan wekken en krachtig medewerken tot herleving van den gezonden Nederlandschen volksgeest.