| |
| |
| |
Mengelwerk.
Het Crystall-Palace.
Wie eenige dagen te Londen doorbrengt, en zich heeft voorgenomen om de voornaamste merkwaardigheden uit den omtrek te bezien, wordt zonder uitzondering o.a. verwezen naar het Crystall Palace te Sydenham, op kleinen afstand zuidwaarts van Londen gelegen, en gemakkekelijk per spoor te bereiken. Reeds hier te lande had hij hooren gewagen van ‘de wonderen van het Kristallen Paleis’, het model, in het groot, van ons Paleis voor Volksvlijt, en de Engelschen zelven zijn te trotsch op deze zeer karakteristieke stichting, dan dat zij er een vreemden gast niet met alle overredingskracht naar toe zouden dringen.
En waarlijk, indien wij, b.v. aan het South-Level-Station aangekomen, (niet minder dan drie spoorwegen leiden er heen), door eene sierlijke, overdekte galerij het gebouw binnentreden, moeten wij erkennen, dat het iets zeer eigenaardigs heeft. Jawel, dat is ons eigen Amsterdamsche Paleis voor Volksvlijt, - maar in het veel, veel kolossaler; en ik wil er dadelijk bijvoegen dat, indien de verkleinde Hollandsche kopie ons soms hier en daar fijner van vormen, netter afgewerkt mocht voorkomen, wij niet mogen vergeten, vooreerst juist dat dit eene kopie was, bij welks vervaardiging men zich aan het origineel kon spiegelen; en ten andere dat dit origineel zijne bijzondere geschiedenis gehad heeft. In 1851 zou voor het eerst eene internationale nijverheids-tentoonstelling gehouden worden, zooals er later meerderen in verscheidene hoofdsteden gevolgd zijn, maar waarvan aan Engeland de eer toekomt het eerste denkbeeld te hebben geopperd. Voor dit geheel nieuwe doel, moest een geheel nieuw soort van gebouw bedacht worden; en zoo verrees, naar een plan van Sir Jozeph Panton, dit reuzenhuis van metaal en van glas, zooals voorheen alleen in tooversprookjes voorkwam. De tentoonstelling had plaats, en het Paleis oogstte de bewondering van de beschaafde wereld. En toen nu, na weinige maanden, de tentoonstelling af was geloopen, vond men het toch waarlijk jammer dat dit wonderwerk
| |
| |
zoo spoedig vernietigd zou worden: men brak het af, verplaatste het naar Sydenham, maakte eenige wijzigingen, en wijdde het, in 1854, tot een blijvend industrie-paleis in.
Als zoodanig wil het dan ook opgevat wezen. Het is geen Museum; het is een Paleis voor Volksvlijt, in den vollen zin van het woord. Al wat de Engelsche nijverheid belangrijks oplevert, wordt hier aanstonds gerepresenteerd; fabrikanten stallen er hunne jongste voortbrengselen uit, en hangen hunne adreskaart daaraan; en winkeliers uit de provinciën, die tweemaal 's jaars in Londen komen voor hunne zaken, beginnen met een tochtje naar het Crystall-Palace, om te zien wat er nieuws is in hun vak. Het enorme Carriage department b.v., geeft aan rijtuigfabriekanten gelegenheid tot tentoonstelling van hunne uitgezochtste modellen; beneden in de souterrains zijn een groot aantal pas uitgevonden, of verbeterde machines van allerlei aard, voortdurend in werking; in de ‘Industrial Courts’ worden galanteriewaren, porselein, kristal enz. enz. aangeboden; en boven, op de galerijen, zijn tafeltjes geplaatst voor den verkoop van kinderspeelgoed en snuisterijen van minder waarde.
Maar het Crystall Palace is tegelijk eene uitspanningsplaats voor het volk, zoo rijk en degelijk als onze intellectueele en democratische eeuw er slechts bij mogelijkheid een uit had kunnen denken. Welk een indruk van verscheidenheid, zoodra wij, bij onze binnenkomst, het groote schip van het gebouw overzien en doorkruisen! Midden in, onder den hoogen koepel staat eene fontein, en in en om het ruime bekken, waarin haar straal neervalt, staan zeer sierlijk allerliefste waterplanten, varens enz. Verschillende groepen frisch groen zijn rondom ons verspreid, en het noordelijkst gedeelte van het schip (the North-transept) schijnt een palmenkas van reusachtige afmetingen te zijn. Men zou zich verbeelden in de heiligdommen van een Hortus botanicus te wezen. Maar dit alles is hier slechts bijzaak, decoratie. En niet alleen de natuur, ook de kunst moet tot die decoratie medewerken. Aan alle zijden verrijzen witte beelden; nu eens stuit uw blik op een kolossalen Mozes van Michel-Angelo; dan op het ‘Guttenbergdenkmal’ uit Frankfort; een eind verder op het Brunswijksche Lessing-standbeeld; (zuidwaarts van de fontein vinden wij werken van nieuwere meesters, noordwaarts van antieken). En tusschen die deftige sculptuur vertoonen zich, hier en daar, - fantastisch genoeg, - alleraardigste ethnografische groepen: wilden uit verschillende werelddeelen, (houten beelden in natuurlijke grootte en kleur, en voorgesteld als bezig met hun gewone huishouding en bedrijf). Het merkwaardigste is in dit opzicht een gezelschap Arabieren, het middagmaal gebruikende in eene geheel voor hen ingerichte omgeving.
Te midden van dit alles nu, wat ik zoo vrij was ‘decoratie’ te noemen, wordt als het ware eene soort van wetenschappelijke kermis gehouden. Hier b.v. staat een man met een bijënkorf, die met be- | |
| |
hulp van platen en wassen figuren, voor eene kleinigheid aan de paleisbezoekers het huishouden der honigbijen vertoont. Dáár heeft een photograaf, op speculatie, zijne camera obscura opgeslagen. Iets verder is een unster, waarop gij u kunt laten wegen. Stellig zult gij in den eenen of anderen hoek eene tijdelijke tentoonstelling ontmoeten, b.v. van katten, honden, kippen, duiven, of bloemen, of vruchten, al naar dat het seizoen meebrengt. In een zijlokaal is een tooneel, waar bijna elken dag gespeeld wordt: meestal of operettes, of de in Engeland zoo geliefkoosde ‘fairy plays’ (tooverstukken, waarin balletten voorkomen). Het reusachtige orchest midden in het Paleis, waar elken avond om half zes het orgel bespeeld wordt, zult gij wel al gezien hebben; bovendien is er nog eene vrij ruime concertzaal (voor 4000 toehoorders), waar tweemaal daags muziek gemaakt wordt. Aan alle zijden vindt men restaurants en buffetten; (wie den weg weet, bewaart echter zijn eetlust tot het souterrain, waar hij aan grover tafels en uit grover vaatwerk, maar dan ook voor veel minder geld, dezelfde goede spijzen en dranken kan bekomen).
Of verveelt u die drukte in het schip (the transept), ga dan met mij eene wandeling doen in de Courts, die het aan weerszijden begrenzen. Die Courts zijn naar mijn oordeel de parelen van het Crystall Palace. Verbeeldt u zalen, klein ja, in vergelijking met het gansche gebouw, maar waarlijk groot genoeg, om eene massa beelden en modellen te bevatten, en ons toch volle ruimte tot rondloopen en kijken te laten: en waarvan het eigenaardige is, dat zij elk een of ander tijdperk uit de geschiedenis, - den geest van een of ander volk vertegenwoordigen, en ons zooveel mogelijk daarin verplaatsen. Zoo heeft men de Egyptian en de Assyrian Court, waarvan de wanden geheel met Egyptische en Assyrische ornamenten versierd zijn; en waar al wat men hier van oudheden betreffende Egypte en Assyrië heeft kunnen bemachtigen, bijeengebracht is. Daarnaast de Greek Court: nooit voelde ik zoozeer den adel van de Grieksche kunst, als toen ik mij eensklaps van tusschen de Egyptische monsters en gedrochten in de heerlijke sfeer van Athenes meesterwerken verplaatst zag! - Dan de Roman Court met o.a. modellen van het Pantheon, het Coliseum en het Forum Romanorum. Verder de Alhambra Court, in één woord eene kopie van een gedeelte der Alhambra te Grenada in haar goeden tijd; de Byzantine en Romanesque en de drie Mediaeval Courts, met een aantal bouw- en beeldhouwkundige modellen, niet zoo indrukwekkend gegroepeerd als de vorigen, maar van veel waarde voor de studie van architecturalen stijl in verschillende tijdvakken. Evenzoo de Renaissance Court en de Elizabethian Vestibule; de Italian Court en de Italian Vestibule. Een der meest aantrekkelijken voor gewone bezoekers is de Pompeian Court: deze stelt een Romeinsch woonhuis
voor, uit den tijd van Pompeji's verwoesting. De met mozaïek werk ingelegde vloer prijkt aan den ingang met een hond; en wie na het
| |
| |
daarbij behoorend opschrift ‘Cave Canem’ overschreden te hebben, verder doorloopt, komt achtereenvolgens in de slavenkamers, het ‘atrium’ en het ‘tablinum,’ de binnenplaats, den tuin, de slaapvertrekken, de keuken, enz.; alles naar verhoudingen van eene in Pompeji opgegraven woning.
Eindelijk kan ik u zeer aanbevelen het Aquarium te gaan bezichtigen. Het moge niet zoo groot zijn als sommige beroemde Duitsche aquarien, maar het is keurig ingericht, gemakkelijk in al zijne details te overzien, en naar ik vermeen, echt wetenschappelijk. Voor bijna elke voorhandene diersoort is een afzonderlijk hokje in orde gebracht, dat dan als het ware met zijn glaswand een stukje van de zee in doorsneê voorstelt; men kan hier de anders vrij geheimzinnige waterbewoners in al hunne bewegingen volgen, terwijl het water, door eene vindingrijke leiding, altijd frisch en met de noodige lucht gevuld wordt gehouden.
Zijt gij nu nog niet moê, dan kunt gij in de uitgestrekte tuinen van het Paleis gaan wandelen; vandaar uit, mits er geen mist hangt, een prachtig vergezicht genieten, en de interessante verzameling namaaksels van voorwereldlijke dieren opzoeken, die wel de moeite waard zijn, dat men ze met eigen oogen gaat bekijken.
En wanneer gij nu alles zoo goed mogelijk opgenomen, een geheelen dag in het beroemde Crystall Palace doorgebracht hebt, wat is dan wel uw indruk van zijn eigenaardig karakter?
Ik zie het al, gij zijt teleurgesteld. Gij moet bewonderen, maar zijt toch onvoldaan. Gij zoekt naar woorden, en eindigt met te verklaren, dat gij de zaak meer groot dan grootsch vindt. Gij ergert u aan de vermenging van kunst en industrie die hier heerscht. Daarbij is het alsof er onophoudelijk een Engelschman achter u heeft geloopen, met de bluffende vraag op de lippen: of voor geld en nijverheid niet alles in de wereld te koop is? Of men voortaan wel noodig heeft geniale meesters in hun eigen land te gaan bezoeken, sinds Engelsche vindingrijkheid en volharding er in geslaagd zijn, zulke keurige namaaksels van hunne werken te leveren? Namaaksels, ja, dat zijn het. Zelfs in de Courts. Hoe interessant gij ze mocht vinden, kondt gij het gevoel niet afschudden van u in eene nagebootste sfeer te bewegen, welker onverdachte wetenschappelijke waarde niet op kan wegen tegen één teug uit den beker der echtheid. En gij werdt wrevelig, en spraakt van ‘oppervlakkigheid,’ en van een knoeierigen geest, die den menschen geen dienst doet, door ze te gewennen met dergelijke goedkoope beschaving tevreden te wezen. En gij mompelt iets van ‘den geest des tijds.’
Welnu, indien gij dàt woord noemt, dan ken ik bij ondervinding één middel, om zeer zeker een gunstigen indruk van het Crystall Palace te krijgen. Ik vind er zelfs iets billijks in, dat middel in prak- | |
| |
tijk te brengen. De reiziger, die het industrie-paleis eerlijk wil beoordeelen, bezoeke op zijn zwerftochten door Londen eerst den Tower. Ik zal niet uitweiden over den ‘Tower of London.’ Bij name is hij elk mijner lezers bekend; en velen brengt die naam, evenals b.v. die van de Parijsche Bastille, een aantal barbaarsche verhalen te binnen, helaas! maar al te veel op geschiedenis gegrond. In de verbeelding van de meesten is de Tower waarschijnlijk zelfs imposanter dan in werkelijkheid; dat hij gedeeltelijk afgebrand en zoo goed mogelijk hersteld is, schaadt blijkbaar aan den indruk; de groote steenklomp draagt de onvermijdelijke kenmerken, aan al dergelijke restauratiën eigen. Ook in bijzonderheden vallen vele gedeelten van den Tower, bij nader kennismaking, tegen. De Horse Armoury b.v., die beroemde galerij van Engelands koningen in hunne origineele wapenrustingen, en met hunne trouw geconserveerde vaandels boven hunne hoofden, is natuurlijk zeer merkwaardig voor kenners van antiquiteiten, maar volstrekt zoo schoon niet als men zich doorgaans voorstelt. Ik kan ten minste niet begrijpen hoe Engelschen, die zooveel met hun Tower op hebben, - en doorgaans, waar het dergelijke monumenten geldt, niet karig zijn op kosten of moeite, - hunne koningen door zulke grove houten poppen laten representeeren: een gewoon wassenbeeldenspel is fijner. - De kroonjuweelen, met den grooten Kohinoor aan het hoofd, zijn.... zeer kostbaar. De voorraad nieuwe wapenen, die duizenden van blanke sabels en geweren is... zeer netjes onderhouden. Gij zult waarschijnlijk in den Tower, evenals ik, dikwijls glimlachen over zeker kinderachtig vertoon van nationalen trots. - Maar toch, niet zonder een diepen
indruk van den genius der plaats te ondervinden, waart men rond door het oudste, onvernielde gedeelte; bezoekt men de gevangenissen, de getraliede kamertjes en holen, waar Guildford Dudley en Anne Boleyn zuchtten; de cel, waar Sir Walter Raleigh gezegd wordt zijne Geschiedenis van Engeland geschreven te hebben; het vertrek waar de kinderen van Eduard IV vermoord zijn. Niet ongedeerd hoort men verhalen aan van Lord die of die, ‘imprisoned on pretence of heresy, and afterwards sent to the stake;’ van Lady zoo of zoo, ‘Who died in the Tower, her reason having given way under the pressure of trial;’ van ‘six hundred Jews, incarcerated in the dungeons, during Eduard III's reign;’ - en ziet men op de oude muren inscripties als IANE; (Lady Jane Grey) of Dolor Patientia Vincitur G. Gyfford. August 8. 1586; of hier en daar keurig ingegrifte wapenteekens, de inspannende arbeid, waarmede vertwijfelende gevangenen hun geest wakker trachtten te houden. Hier waait wel wezenlijk een adem van echtheid; gij vraagt niet meer of de details, van hetgeen de gids vertelt, waar zijn, en beseft dat de kern er van waar is. En al de teekenen van voormalige koninklijke grootheid en weelde, welke gij op uwen weg door de sombere gangen ontmoet, kunnen u niet verzoe- | |
| |
nen met die gruwelen; want gij gevoelt juist dat die bij elkander behooren, en te zamen getuigen van denzelfden geest uit vroegere eeuwen.
Ziet! indien gij gelijk hadt met te zeggen, dat het karakteristieke van het Sydenham Palace ligt in zijne negentiende-eeuwschheid; dat het een volbloed vertegenwoordiger van onzen tijd is, met al zijne deugden en gebreken, - dan kan men, om aan dat karakter recht te laten wedervaren, niet beter doen dan het te vergelijken bij dien grijzen representant van het verleden. Ik voor mij was, toen ik uit dat steenen kasteel verlost was, en kort daarop het Glazen Paleis binnentrad, recht blijde van in deze eeuw te leven, die zeker niet volmaakt is, maar zich, in letterlijken en figuurlijken zin, zoozeer onderscheidt door een streven naar licht, lucht en ruimte. Ik was dankbaar te leven in een tijd, die als zijn symbool een gebouw als dit Paleis sticht; die in alle hoeken van de wereld merkwaardigheden opzoekt en, op uiterst vindingrijke wijze, hetzij overbrengt of namaakt; deze schatten samenvoegt in een paleis, zoo frisch, zoo helder, zoo doelmatig als dit, en dat op echt democratische wijze voor duizenden en duizenden toegankelijk maakt. Mogen kunst en industrie dan al eens meer verwisseld worden, dan voor de waardigheid der eerste past; moge kennis nu en dan wat meer gelden dan zij waard is, ten schade voor fijnere menschelijke gaven: hoe meer kennis de geest der eeuw kweekt, des te rijker kan de kunst zijn, die zij later oogst; voor hoe meer individu's hij zijne veroveringen beschikbaar stelt, hoe meer kans er is, dat er enkelen onder zijn, die ze eenmaal tot poesie verwerken!
g.d.
|
|