men - als onze aankondiging althans mocht strekken om het lezers te verwerven.
En dat wenschen we, omdat er veel goeds en schoons in te vinden is.
Tot aanbeveling kan wel strekken, dat we hier hollandsche menschen en hollandsche toestanden aantreffen.
Er is veel goeds in dit boekske. Het onverbeterlijk orthodoxisme verschijnt er in al zijn afstootende kracht in mevrouw Van Breughelen; in zijn egoïstische plooibaarheid in hare zonen, terwijl haar oudste dochter Belle door een huwelijksverbintenis met een ongeloovige in het oog der orthodoxisten, maar inderdaad rationeel godsdienstig man, nog tijdig gered wordt om niet in de armen van het koude formalisme te verstijven.
De heer De Back en zijn echtgenoote zijn aantrekkelijke personen. Ze zijn de typen van dien gezonden godsdienstzin, die den zieleadel van het leven voedt en opluistert en die echte vroomheid aankweekt, die niet in woorden slechts, maar bovenal in gezindheid des harten, in daden en werken zich openbaart; vroomheid die het goede des levens weet te genieten, maar daarbij den ernst des levens evenmin vergeet als onder de blijmoedige stemming, die zij uitdeelt, oog en hart gesloten houdt voor eigen smart en het wel en wee van geliefden en natuurgenooten. Moge De Back met zijn rondborstige openhartigheid zich door drift soms wat ver laten vervoeren, of door zijn afkeer van alle huichelarij wat scherp worden en de grenzen der gematigdheid overschrijden, hij blijft een man van beginsel en, gesteund door zijn blijmoedig vrome, bedaarde en beradene echtvriendin, een man uit éen stuk. Beiden bewijzen dat de smart in hun anders zoo gelukkig huwelijksleven en het lijden dat zij ondergaan de bodem is, waaruit veel goeds en verhevens ontspruit.
Kunnen wij achting hebben voor den jeugdigen flinken Van Tholen en het betreuren, dat zijn liefdevol door liefde beantwoord leven zoo spoedig een zoo treurig einde nam, wij krijgen ook achting voor den weleer lichtzinnigen Van Braem, die zich zelf waardig maakte naar de hand van Clare te dingen en die te verwerven.
Wij hadden Maria de Valter, het slachtoffer van aristocratischenen geldtrots, gaarne een minder hard lot toegewenscht. De boete is wat al te zwaar voor de moederlooze weeze, in zoo groote weelde opgevoed.
De auteur heeft er slag van schetsjes en tafereeltjes te penceelen die een geoefende hand verraden. Wij noemen, behalve de gezellige huiskamer van oom en tante De Back, het schetsje uit den diligencetijd en van de bedrijvige, buitensporig nette en bedilziek-heerschzuchtige huishoudster van den ouden heer Van Tholen; maar inzonderheid ook de roerende tafereelen bij het ziek- en sterfbed van Isaäc van Tholen.