schrijfster hem mogelijk haar eigen beschouwingen in commissie, dan zouden we zeggen, dat zij wel eerst naar de keurkamer mochten om de gehalte te beproeven.
Ole Larsen is, wat de ontwikkeling van zijn karakter betreft, niet mislukt. Daarin vertoont zich van den aanvang af wat hem lichtelijk kon maken tot hetgeen hij later werd. Zijne ontmoetingen van Johanna zijn een paar malen toevallig genoeg, hoewel nog niet onmogelijk. Wij zien hem struikelen, vallen, zinken en maatschappelijk en zedelijk te gronde gaan, bijna duivelsch en toch niet geheel duivel, zoodat wij erkennen: er zijn er zoo!
Ook de burgemeester, de man van zaken, is welgetroffen, gelijk ook de oude getrouwe Cornelis, zelfs met nu en dan wat zaniken. Niet zoo ten volle gelukt is de woekerjood en de nog gemeener woekerchristen, oom Weilers, wiens schurkenaard en betere opwellingen ons voorkomen niet vrij te zijn van eenige charge. Zóo in zijne positie en bij het gesprek met zijn nichtje D. I bl. 221 en volgg. Het komt ons ook minder strookend voor met zijne antecedenten, dat hij zich later die volslagen afhankelijkheid van zijn Joodschen speurhond laat welgevallen.
De vrouwelijke karakters zijn over 't geheel beter gelukt. Johanna is de coquette, en zulke dametjes kunnen rare grillen in haar kapruin krijgen, ofschoon de sprong dien zij Larsen in 't publiek op het ijs laat doen, weder wat kras is, en dit juist voor haar. De verhouding van dat nest tot haar jongere zuster is daarentegen goed gegeven, en niet minder juist is het, dat zij bij eene invitatie terstond aan haar nieuwe japon denkt en mama's permissie niet vraagt. Zij is recht eene dochter van mevrouw Dijkmans, het overfatsoenlijke wijf, dat aan humeur en dwaze conveniëntie huis en gade en alles zou opofferen. Ongelukkig, niet zonder voorbeelden in de werkelijkheid! Het zijn klippen waarop het geluk en de levensvrede van menig huis en mensch strandt, zonder daarvan nog tijdig te worden afgebracht.
Haar ietwat achtergestelde en door haar overvleugelde zuster is zoo veel beter en komt dan ook zoo veel beter weg. Emma's zelfopoffering gaat tot de grenzen, hoewel zij niet eene onmogelijkheid wordt. Zij behoort tot de edeler naturen, wier liefde jegens het beminde voorwerp iets beters is dan verholen zelfzucht, en die haar eigen geluk aan dat van den ander ten offer kan brengen, al valt het moeielijk en al geschiedt dit onder stille tranen. Bij de declaratie aan Mea, waartoe zij de gelegenheid geeft, is August anders wel ruim kalm.
Meadiea (zou de naam, als zij niet fantasie en eene vreemdgekoppelde en ietwat verminkte is, bij den burgerlijken stand worden aangenomen en op het geboorteregister ingeschreven?) is in den regel lief geschetst. In de school van tegenspoed en ontbering gevormd kon haar allicht wat veel zelfstandigheid eigen worden, ofschoon haar reis naar Londen, zoo hals over hoofd en tegen den raad van hare vrien-