ben kunnen zeggen, mogen wij toch de opmerking ook niet weerhouden, dat het geen eigenlijk populair-geneeskundig handboek vertewoordigt, zoo als zij behoeven die door hunne woonplaats verstoken zijn van geneeskundige hulp, of om de groote kosten welke zij veroorzaakt, zich die moeten ontzeggen; en dit geldt van velen in onze koloniën, predikanten en ambtenaren in achterbuurten. De ‘Arts in Huis’ is een wetenschappelijk, populair geneeskundig leesboek over enkele zeer belangrijke ziekteprocessen. De genoemden evenwel zullen hunne behoeften het beste voldaan vinden, door Dokter Ruppricht, als Geneesheer en Huisvriend. Ten slotte daarom ook over dit geschrift nog een enkel woord.
Na eenige ‘algemeene geneeskundige opmerkingen’, over veel wat tot de zoogenaamde algemeene ziekteleer behoort, volgt hier een hoofdstuk ‘over de gewone oorzaken der ziekten’, welke beide hoofdstukken dan tot inleiding strekken van het meer bijzonder gedeelte der ziekteleer. Dit laatste splitst zich in de volgende afdeelingen: I koortsen, II ontstekingen, III chronische ziekten, IV uitterende ziekten, V waterzucht, VI bloedvloeiingen, VII huidziekten, VIII kwaadsappigheden, IX vrouwelijke geslachtsziekten, X ziekten der kinderen, XI middelen voor niet geneeskundigen om schijndooden op te wekken en vergiftigden te redden.
Als aanhangsel volgen dan nog 339 geneeskundige voorschriften en gezondheidsdranken, benevens een uitvoerig en wel bewerkt zaakregister.
Hoezeer op deze indeeling van het boek vele theoretisch gegronde aanmerkingen te maken zouden zijn, valt echter niet te betwisten dat zij met het oog op zijne practische strekking aanbevelenswaardig is. De verschillende stoornissen worden onder ieder der genoemde rubrieken kort, zaaklijk en meestal juist, wat de hoofdzaken betreft, beschreven; terwijl ook de gebezigde terminologie duidelijk verstaanbaar is en de aangegeven geneesmiddelen meestal met den Hollandschen naam worden genoemd. Ook is het zeer gemakkelijk, voor den leek, dat bij de behandeling der stoornissen telkens wordt verwezen naar het nummer der voorschriften, zóó als die in het aanhangsel worden gevonden en meerendeels zijn ontleend aan het in zijn tijd zoo beroemde ‘Enchiridion medicum’ van Hufeland.
Hoezeer nu overigens, in wetenschappelijk opzicht, verre achterstaande bij de eerstgenoemde geschriften, aarzelen wij toch niet te verklaren dat het in practische bruikbaarheid er boven staat. Ook mogen wij het den lof niet onthouden der helderheid van voorstelling, en dat met de meeste zorg, bij het aanwijzen der geneesmiddelen, alles is vermeden wat in handen van leeken allicht tot schadelijke gevolgen zoude kunnen leiden. Voor hen dus voor wie het ‘zelf-dokteren’ onvermijdelijk is, kunnen wij het laatstgenoemde gerustelijk aanbevelen.
Wij geven er echter den raad bij steeds gedachtig te blijven aan de woorden ‘diaeta et quiete multi et magni morbi curantur’ d.i.,