De Tijdspiegel. Jaargang 31
(1874)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 187]
| |
Staatkunde en geschiedenis.Geschiedenis van den dag.Het zou een ondankbaar werk zijn de parlementaire geschiedenis van Frankrijk van het laatste jaar in bijzonderheden op te teekenen; behaaglijk draait het constitutioneele rad nergens, maar de onstuimige tooneelvertooningen te Versailles, met de kleingeestige partij-intriges op den achtergrond, zijn nauw te dragen. En wat is er door aan den staat des lands veranderd? Eigenlijk niets; men heeft andere namen, andere personen, maar nog altijd den zoogenaamden voorloopigen toestand; het land zweeft tusschen republiek of monarchie of keizerrijk; nu rijst de kans van de eene, dan die van de andere partij, maar tot een beslissing komt het niet. Wij die gewoon zijn aan een vaste, in de traditie gewortelde regeering, lijden wellicht meer onder die voortdurende spanning dan de Franschen zelf; indien men althans hun bladen leest, trekken zij er zich weinig van aan. De Franschen bezitten de taaiheid van den Semiet om telkens weer met vernieuwden moed op dezelfde zaken terug te komen, een dagelijksch pleidooi te leveren voor een zaak, die geen stap vooruitkomt. Heden bezweert men, dat de uitslag van deze of gene stemming in de Nationale, van deze of gene verkiezing onherroepelijk een einde zal maken aan de crisis; maar morgen heeft men het te druk met de bewijsvoering, dat de nederlaag een overwinning of de overwinning een nederlaag is, om aan den toestand des lands te denken. Dit brengt vanzelf tot het denkbeeld dat de zoogenaamde voorloopige toestand wel zou kunnen worden verdoopt in den langloopigen, m.a.w. dat het niet onwaarschijnlijk is dat er in de eerste jaren geen verandering zal komen en het voorloopige het burgerrecht krijgen door de gewoonte, de normale toestand zal worden. Om de betrekkelijke kalmte van de Franschen onder deze omstandigheden te begrijpen, moet men zich in het leven van dit volk verplaatsen; iemand, die aan weinig verandering gewoon is, vindt de minste wijziging in zijn toestand onaangenaam; hij wordt er door verontrust, beangst voor de toekomst. Heeft iemand echter een onstuimigen levensloop, dan draagt hij veranderingen, die den rustige een leven vol verschrikking lijken, met een in 't oog loopende bedaardheid, die nog ver verwijderd is van onverschilligheid. En hoe onstuimig waren de lotgevallen van het Fransche volk in deze eeuw! Wat hebben die straten van Parijs aanschouwd van de terechtstelling van Lodewijk XVII tot de Commune-branden; wat al dynastiën zijn gekomen en gegaan; wat al krijgstochten heeft dat Parijs zien uitrusten; van Cadix | |
[pagina 188]
| |
tot Moskou, van de Weichsel tot de Nijl heeft de Fransche soldaat den roem van zijn dapperheid verspreid; de mare van Beresina, van Waterloo, van Sedan is tot de ooren van dit volk doorgedrongen! Wat kan dat volk nog ondervinden, dat zou kunnen halen bij hetgeen het reeds heeft doorleefd? Geslingerd van het een op het ander, nergens rust vindend, steeds vervolgd door de stem van volksmenners en uitvinders van politieke theorieën, die het aanspoorden om al het bestaande omver te werpen, met de verleidelijke profetie van de gouden eeuw, indien men het wachtwoord van den nieuwen strijd aanvaardde, moet het volk vanzelf gemakkelijker zich schikken in geheel nieuwe omstandigheden. De waarschijnlijkheid van het voortduren van den tegenwoordigen toestand, die velen ondragelijke verwarring lijkt, wordt dan ook bevestigd door een nadere beschouwing der laatste gebeurtenissen. De leider van de politiek na den val van Thiers was De Broglie, dien ‘de groote kleine man’ de voorspelling had toegevoegd, dat hij de beschermeling van de keizerlijken zou worden, een voorspelling die elken dag meer wordt verwezenlijkt. Aanvankelijk liep het De Broglie mee; dank zij de dubbelzinnigheid van zijn politiek, wist hij de conservatieve meerderheid, die hij tegen Thiers had in het veld gebracht, te versterken en schijnbaar op vaste grondslagen te vestigen. Niemand twijfelde er in het begin aan, of het doel van den hertog was zoodra mogelijk de monarchie te herstellen, want de fusie was tot stand gekomen en zijn Orleanistisch hart zat hem dus niet langer in den weg om den graaf van Chambord in te halen. De Bonapartisten liepen mee, omdat zij begrepen, dat er bij de monarchale compagnie voor hen nog de beste zaken te maken waren. Het glanspunt van de macht van De Broglie was 19 en 20 November, toen het hem gelukte met 383 tegen 317 stemmen het septennaat te grondvesten, de verlenging van de macht van Mac Mahon te doen vaststellen door de Nationale. De eisch der republikeinen, dat het septennaat niet eer van kracht zou zijn, vóór de constitutioneele grondslagen daarvan zouden zijn vastgesteld, werd met 386 tegen 321 stemmen verworpen. Het plan was slim bedacht; de Bonapartisten konden de ijverigste voorstanders zijn, want de tijd zou verder den indruk van Sedan slijten en Loulou doen opwassen tot een man; de legitimisten waren dwaas genoeg zich tevreden te stellen met verzekeringen uit de tweede en derde hand, dat 't met het septennaat niet ernstig gemeend was en Mac Mahon uit eigen beweging zou terugtreden, zoodra alles voor den intocht van Henri V gereed was. Maar bovenal was het septennaat berekend om de werving voort te zetten onder de weifelachtige leden van het linkermidden, die niet tot de monarchie, maar nog veel minder tot de republiek konden besluiten en derhalve door zulk een uitstel uit den oogenblikkelijken nood gered waren. Voor zichzelf echter maakte De Broglie meer ernst met het septennaat dan de legitimisten dachten, niet uit afkeer van de monarchie, maar | |
[pagina 189]
| |
omdat hij verstand genoeg bezat om in te zien, dat die monarchie voor het oogenblik een onmogelijkheid was; de zeven jaren zouden de heilige jaren van reactie worden. Immers wat baatte het, of de monarchie gedecreteerd werd, indien de verkiezingen, zooals in den laatsten tijd meest het geval geweest was, liberale, republikeinsche afgevaardigden leverden? Wilde de monarchie voor goed gevestigd worden, dan moesten eerst de grondslagen van het staatsbestuur worden veranderd, de kieswet gewijzigd, een nieuwe drukperswet ingevoerd, een Eerste Kamer geschapen, die tot bolwerk zou kunnen dienen, wanneer eventueel al die veranderingen nog niet aan de verwachting beantwoordden en een weerbarstige Kamer naar Versailles werd gezonden. De nieuwe premier vond echter meer hindernissen op zijn weg, dan hij aanvankelijk berekend had, en men moet erkennen dat De Broglie het meest zich zelf in den weg stond voor de uitvoering zijner plannen; in de Nationale lieten die plannen zich zoo kwaad niet aanzien en het onbrak De Broglie volstrekt niet aan talent om als hoofdleider op te treden. Maar hij had zijn persoon tegen zich; hij is geen aangenaam man, en in plaats van regelrecht op zijn doel af te gaan, wat onwillekeurig vertrouwen inboezemt, bemint hij het dubbelzinnige en meent door allerlei intriges en kleine middelen zijn doel te bereiken. Wellicht vindt men een verklaring voor die handelwijze in het verborgen besef, dat hem eigen moet zijn, van het onwezenlijke van zijne bedoelingen; egoïstisch van top tot teen, schept hij behagen in kronkelingen, opdat hij zelf als de padvinder zou uitkomen; overgave aan een idee, hoe onhoudbaar ook, zooals men dit vond b.v. bij Thiers, ook bij De Broglie's medestanders van de rechterzijde, is hem vreemd; hij drijft altijd persoonlijke politiek. Het gevolg van zulk een handelwijze is gewoonlijk dat men zijn vijanden sart en tot verhoogden tegenstand prikkelt en tevens zijn vrienden van zich vervreemdt. De Broglie's houding, vooral zijn overdreven reactionaire eischen, met betrekking tot de kieswet b.v., hadden tengevolge dat de linkerzijde zich meer en meer vereenigde en weldra een vast aaneengesloten geheel vormde; op een afstand gezien was het onderscheid tusschen Thiers en Gambetta en Redru-Rollin niet zichtbaar meer. Veel gevaarlijker was voor De Broglie echter de wrijving, die zijn dubbelzinnigheid tengevolge had bij de rechterzijde, het wantrouwen, waarmee de legitimisten zich van hem afkeerden. Ook de Bonapartisten konden onmogelijk hun vriend op zijn al te reactionaire wegen volgen. En de werkzaamheid der constitutioneele en andere commissies scheen slechts berekend om het bestaande regeeringsstelsel te persifleeren. Er kwam bij dat De Broglie in zijn onmiddellijke omgeving mannen had, die hem in het verborgen tegenwerkten en het vertrouwen dat hij bij Mac Mahon bezat, ondermijnden. Niet dat zijn ambtgenoot voor Buitenlandsche Zaken, Decazes, in den grond der zaak zooveel van hem verschilde in staatkundige geloofsbelijdenis, maar deze is een man, die meer weet | |
[pagina 190]
| |
te rekenen met de eischen van den tijd. De Broglie is clericaal genoeg om te heulen met de ultramontanen, hun desnoods openlijk diensten te bewijzen, terwijl Decazes meer de man is om de Zwarten onder tafel door de hand te reiken, maar openlijk hen te weerstaan op sommige punten. Het éénige practische resultaat van de maandenlange regeering van De Broglie was, dat er, behoudens eenige kleine reactionaire maatregelen, niets geschiedde, maar dat men toch al pratende aan het septennaat gewoon was geworden; niemand nam het aanvankelijk ernstig met dat septennaat, niemand geloofde er aan, maar het schoot wortelen zonder dat iemand er aan dacht. En bij deze vreemde verzameling, bij deze soms komische verwarring, dook nu en dan de zonderlinge figuur op van Mac Mahon. Hield men hem aanvankelijk voor een creatuur van De Broglie, men hoorde tot niet geringe verbazing dat Mac Mahon niet te loyaal was om er ook een eigen opinie op na te houden, die echter geen staatkundig program bevatte - want als elk rechtgeaard militair houdt Mac Mahon niet van parlementaire politiek - maar eenvoudig daarop neerkwam, dat hij het septennaat wel voor een ernstige zaak hield en geen lust had vóór de voleindiging der zeven jaren heen te gaan. Mits men die zevenjarige macht erkende, bleek de President zich om het overige weinig te bekommeren; hij drong met even veel kracht aan op de organisatie van zijn macht, als hij telkens geduld genoeg bleek te hebben om het werk der Nationale in dat opzicht af te wachten. Was het wonder dat De Broglie eindelijk ten val werd gebracht door dezelfde mannen, die tot zijn verheffing hadden meegewerkt? Aan de legitimisten de eer, dat zij zich eindelijk vermanden en door de phrasen van ‘stormbewind’ en ‘zedelijke orde’ zich niet langer lieten om den tuin leiden. Een jaar op acht dagen na - 24 Mei '73 tot 13 Mei '74 - had De Broglie zijn spel volgehouden, toen een meerderheid van 64 stemmen zich tegen hem verklaarde; Thiers was geweken voor 14 stemmenGa naar voetnoot(*). De legitimisten waren volkomen in hun recht; hun was grond gegeven om het septennaat niet voor ernstig te nemen, slechts als een voorportaal te beschouwen voor de monarchie, zoo luchtig dat het elken dag kon worden afgebroken. En in plaats van het oor te wenden naar Frohsdorf en van daar het wachtwoord te vernemen, scheen de premier meer en meer bedacht van het septennaat een vast getimmerte te maken, waarin de zetels werden opgeslagen voor de prinsen van Orleans, wanneer de graaf van Chambord zich onmogelijk zou hebben gemaakt. Welke andere bedoeling toch had De Broglie met de indiening van het ontwerp betreffende den Grooten Raad - Eerste Kamer of Senaat, - waarvan het voorzit- | |
[pagina 191]
| |
terschap voor den hertog van Aumale was weggelegd? De vraag over de prioriteit van de behandeling van de gemeente- of algemeene kieswet, ontleende haar beteekenis alleen aan de vraag van de organisatie van het septennaat, dat op constitutioneele grondslagen gevestigd, in elk geval zijn naam zou verwezenlijken. Na den val van De Broglie moest het niet georganiseerde septennaat zijn eerste proef doorstaan. Minder staatsman dan Thiers, was Mac Mahon practischer en nam het ontslag van het Kabinet De Broglie aan, zonder zich zelf in de nederlaag van het Ministerie te begrijpen; in de Nationale was trouwens uitdrukkelijk verklaard, dat dit ook hare opvatting was. Wij weiden niet uit over de parlementaire quaestie, of Mac Mahon aan de verslagen meerderheid of aan de linkerzijde de opdracht tot vorming van een nieuw Ministerie moest geven. De coalitie, die Thiers had ten val gebracht, was uiteengeslagen en Mac Mahon antwoordde met een daad; het parlementairisme bleek onvermogend, want acht dagen lang werd te vergeefs naar Ministers gezocht, en nu gaf Mac Mahon den Minister van Oorlog last om het vice-presidentschap van den Ministerraad te aanvaarden en ambtgenooten te nemen. Sommige Ministers werden meer aangesteld dan dat zij uit vrije keuze hun betrekking aanvaardden. Het nieuwe Kabinet verklaarde te zullen hooren en zien, voornemens om niets uit te richten, maar het feit was alweder dat het septennaat, georganiseerd of niet, bleef bestaan. Soms herinneren de kibbelarijen van de partijen in de Nationale Vergadering aan de twisten van het Byzantijnsche Keizerrijk. Was De Broglie niet meer de premier, zijn werkzaamheid, zijn geest bleef de spil, waarom de politiek zich bewoog. Wat konden de mannen van het rechtermidden anders dan zijn voetstappen blijven drukken? Om de weerbarstige legitimisten te straffen en tevens de oude meerderheid te herstellen, moesten er stemmen worden geworven bij het linkermidden, en van den nood een deugd makend - de Orleanisten hebben altijd een groote mate van die deugdzaamheid gehad - verklaarde het rechtermidden zich zeer bereid tot concessies. Organisatie van het septennaat, - op dat punt was men het eens, maar het linkermidden wilde een definitieve organisatie met een duidelijk uitgedrukt republikeinsch karakter. Wat het laatste punt betreft, meenden de wijze mannen van het rechtermidden spoedig een middelweg gevonden te hebben: men zou aan Mac Mahon den titel toekennen van President der Republiek, maar aan den anderen kant zou het septennaat geen definitief, maar een tijdelijk d.i. een persoonlijk karakter dragen; m.a.w. wanneer de zeven jaren om waren, - in 1880 - moest men zonder veel bezwaar van de republiek in de monarchie kunnen overstappen. Maar het linkermidden weigerde; Casimir Perier, die als algemeen erkend gevolmachtigde van Thiers optrad, verlangde de organisatie van de definitieve Republiek, maar toch met eene kleine opening na het einde van het septennaat. | |
[pagina 192]
| |
En weder deed zich boven alles uit bij wijlen de stem hooren van den loyalen soldaat; voerden de kranten een heftige politiek over de onthullingen betreffende de beloften door De Broglie aan de legitimisten gegeven over de gemakkelijkheid, waarmee Mac Mahon plaats zou maken voor den nieuwen Koning - in een dagorde aan het leger, naar aanleiding van de wapenschouwing op Longchamps - 28 Juni - herinnerde de eerste man in het septennaat dreigend aan het zwaard en verzocht een spoedige organisatie van het septennaat. En als gold het de opvoering van een tooneelspel, waarin het optreden der personen is geregeld naar de geheele intrige van het stuk, verscheen weinige dagen later - 2 Juli - in de trouwe Union het manifest van den graaf van Chambord, een stuk waarin de Koning bij Gods genade afdaalde tot zijn volk en zich verwaardigde het toe te spreken, maar waarin overigens van de kleur der vlag geen sprake was. 't Was een uitdaging van de partij, van de Regeering, die de macht in handen had; het septennaat nam den handschoen op en de Union werd wegens meedeeling van het manifest voor veertien dagen geschorst en daarmee voor goed de oorlog verklaard aan de legitimisten. In de Boodschap van Mac Mahon, den 9 Juli bij de Nationale Vergadering ingediend, werd dit nader bevestigd; had het Ministerie, door den President der Republiek op militaire wijze aangesteld, een paar dagen te voren een kleine nederlaag geleden, de loyale Mac Mahon verklaarde thans met dictatoriale macht, dat het septennaat een feit was, een instelling, wel door de Nationale gegeven, maar eenmaal gegeven, boven haar geplaatst; ‘gij hebt,’ zoo luidde het, ‘door mij de rechten te verleenen van de wet van 20 November, uwe souvereiniteit beperkt (enchainé). De duur van mijn macht kan niet worden verkort, en ik zal om haar te verdedigen, gebruik maken van al de middelen, die de wet mij toekent. De wet van 20 November moet worden aangevuld.’ En het Ministerie bleef aan, geheel overeenkomstig de wijze waarop het was ontstaan. Voor de legitimisten, voor de aanhangers van den graaf van Chambord was thans geen plaats in de coalitie. Frankrijk had een nieuwen regeeringsvorm, noch republiek, noch monarchie, noch keizerrijk, het septennaat. Zonderlinge speling van het lot; men kan waarlijk niet zeggen, dat de Voorzienigheid de herstelling van den legitimen troon onder haar bijzondere bescherming heeft genomen, al heeft de graaf van Chambord zich onder de hoede gesteld van den Stedehouder Gods. Jaren lang is de fusie van de twee takken van het Huis van Frankrijk de vurige hoop, de stille verzuchting geweest van de vromen; en eindelijk kwam het zwaarwichtig werk tot stand, de graaf van Parijs maakte de reis naar Frohsdorf om zijn hulde te brengen aan den graaf van Chambord, die in zijn manifest kon getuigen dat ‘in het Huis van Frankrijk een ernstige, eerlijke verzoening was tot stand gekomen,’ en nu gingen de practische gevolgen van die fusie verloren door de | |
[pagina 193]
| |
oneenigheid van de monarchalen, en meer bijzonder door die partij, die ten allen tijde haar heul heeft gezocht in intriges tegen de koninklijke macht, door de Orleanisten. Maar ook de bedrieger was bedrogen; voor de Orleanistische prinsen stond de kans op den troon nu haast even wanhopend; wat was het jammer dat de graaf van Parijs die ongelukkige reis naar Frohsdorf had gemaakt! Dreef intusschen door het machtwoord van Mac Mahon na elken strijd het septennaat boven, het bevel tot organisatie van het septennaat, tot behandeling van de constitutioneele wetten scheen minder naar de letter te worden opgevat en wel uitstel te kunnen lijden, ook bij Mac Mahon. Had de Nationale zich vroeger voor de urgentie verklaard van het voorstel van Casimir Périer tot definitieve organisatie der Republiek onder Mac Mahon - 345 tegen 341 stemmen, - in dezelfde zitting, waarin het voorstel tot herstelling der monarchie werd verworpen, - in de zitting der Nationale van 23 Juli werd het voorstel van Périer, nadat de Regeering er zich tegen had verklaard, met 374 tegen 333 stemmen verworpen en de verdaging van de behandeling der constitutioneele wetten tot na de vacantie - 30 November - aangenomen. Dat uitstel van het opvolgen van het bevel van Mac-Mahon is echter geen willekeur, maar de harde wet der noodzakelijkheid, waarvoor ook het zwaard van den krijgsman op zijn tijd moet bukken. Niemand begrijpt nog, hoe het mogelijk zal zijn met een zoo verdeelde vergadering als de Nationale de constitutioneele wetten tot een goed einde te brengen. In twee ongeveer gelijke helften verdeeld, berust de beslissing òf bij de weifelende stemmen van de middelfracties, òf, wat nog gevaarlijker is, bij een der uiterste partijen. En toch kan een aldus tot onmacht of tot knoeiwerk veroordeelde vergadering niet besluiten om plaats te maken voor een andere, omdat de meerderheid vóór alles bevreesd is afstand te doen van haar macht, - een verschijnsel zoo gewoon, zoo menschelijk, dat men het waarlijk niet ten kwade kan duiden. De verwarring was dikwijls zoo grenzenloos, dat de ontbinding werkelijk het eenigste redmiddel scheen; soms is het er dan ook na aan toe geweest. Allengs verloor het eerst verfoeide denkbeeld der ontbinding zijn verschrikking; oorspronkelijk het progam der radicalen, heeft ook Thiers het als noodmiddel aangegrepen en is 't de algemeene bedreiging der geheele oppositie geworden. Vraagt men wat waarschijnlijker is: het tot stand komen der constitutioneele wetten of de ontbinding, dan helt men over tot het laatste, indien uit den geheelen loop der zaken niet bleek dat Mac Mahon waarschijnlijk op eigen gezag het septennaat, desnoods zonder constitutioneele wetten, als een eenvoudig dictatorschap, boven het gevaar van een republikeinsche Kamer zal verkiezen.
Men heeft vooral van republikeinsche zijde de schuld van den ver- | |
[pagina 194]
| |
warden toestand uitsluitend geweten aan de Nationale Vergadering, die, gekozen onder buitengewone omstandigheden, geacht moest worden niet meer de meerderheid des lands te vertegenwoordigen; men wees daarbij op den uitslag van de aanvullingsverkiezingen voor de Nationale, die bijna zonder uitzondering in republikeinschen geest uitvielen. Maar deze gevolgtrekking is door den uitslag voor de verkiezingen voor de Algemeene Raden, die voor de helft moesten aftreden, weder geheel twijfelachtig gemaakt. De geringe wijziging van de kieswet kan, ook volgens het vroegere getuigenis der republikeinsche bladen, in dezen weinig invloed hebben uitgeoefend, want het aantal kiezers is niet genoeg verminderd. Men weet, dat het doel van de rechterzijde met de verandering der kieswet bovenal was de vlottende arbeidersbevolking te treffen, die zich doorgaans onderscheidt door haar roode kleur. De verkiezingen voor de Algemeene Raden hebben voor de beoordeeling van de gezindheid des lands boven de verkiezingen voor de Nationale niet alleen voor, dat de laatste uitsluitend betrekking hebben op enkele departementen, derhalve op een zeer klein gedeelte des lands, terwijl de eerste het geheele land gelden, - maar ook dat de verkiezingen voor de Algemeene Raden zuiverder het gevoelen des lands uitdrukken. Bij de departementsverkiezingen wordt gestemd voor soms geheel onbekende candidaten; de zaak berust bijna uitsluitend in handen van de kiescomite's en is afhankelijk van de hier gespannen intriges, terwijl bij de Algemeene Raden de kiezers de personen meestal kennen en de locale invloeden zich doen gelden, invloeden die steeds zullen blijven bestaan en als machtige factor toch in rekening moeten worden gebracht bij de beoordeeling des lands. Juist daarom hadden de republikeinen hun hoop op de verkiezingen voor de Algemeene Raden gebouwd; indien deze in hun geest uitvielen, indien bij deze gelegenheid de meerderheid des lands zich voor de republiek verklaarde, dan vleiden zij zich met de hoop, dat dit feit op de meerderheid der Nationale de gewenschte pressie zou uitoefenen en deze bezwijken voor het dilemma: organisatie der definitieve republiek òf ontbinding. De republikeinen hadden zelfs bij deze verkiezingen de omstandigheden niet weinig in hun voordeel, wat tegen de tegenwerking van regeeringswege kon opwegen; de republiek kon worden voorgesteld als behoud van het bestaande en derhalve de talrijke schare op haar hand krijgen, die elke verandering vreest, omdat zij licht tot een nieuwe omwenteling kan leiden; de republikeinsche partij trad op als een vast aaneengesloten lichaam, waar de tucht het tot een vroeger nooit gekende hoogte had gebracht; tegenover deze partij, aangevoerd door hoogst conservatieve mannen als Thiers en Casimir Périer, stond de coalitie, die feitelijk was ineengestort, en waarvan het bekend was, dat elke fractie een afzonderlijk doel najaagde, terwijl zij niet onwaarschijnlijk straks in de Nationale het zwaard tegen elkander zouden keeren. De legitimisten hadden zich feitelijk afgescheiden om voor eigen rekening | |
[pagina 195]
| |
zaken te doen, en de gemeenschap van Bonapartisten en Orleanisten onder septennalistische vlag kon onmogelijk eenig vertrouwen inboezemen. Hadden de republikeinen niet in het departement Maire-et-Loire, een voor hen niet eens gunstig terrein, 't zegevierend tegen het monsterverbond opgenomen? Had Thiers niet, het septennaat bespottend en de bedreigingen van Mac Mahon in den wind slaande, als gast van zijn vriend Casimir Périer verzekerd, dat hij met hem de republiek zou organiseeren, omdat de monarchie onmogelijk was en het keizerrijk te smadelijk? Wat konden de maires, de trawanten der Regeering, tegen de logica der feiten inbrengen, dat men om rust te hebben de republiek moest organiseeren? En toch de verkiezingen voor de Algemeene Raden vielen geheel anders uit dan verwacht werd. De Regeering liet terstond in de officieuse bladen de zegetrompet steken en beweerde, dat zij een groote overwinning had behaald op de republikeinen. De laatsten beweerden hetzelfde, maar na den eersten dag verstierven toch hun zegekreten en werd de zaak een gewone krantenpolemiek van het bekende oppervlakkige gehalte. Wat is waarheid? Dat noch de republikeinen, noch de regeeringspartij een eigenlijk gezegde overwinning hebben behaald De republikeinen waren iets vooruit gegaan, maar niet genoeg om het den naam te geven van een overwinning; de eigenlijk gezegde regeeringspartij, de Orleanistische Septennalisten hadden iets verloren en hun verlies was ten goede gekomen aan hen, die voor het oogenblik hun meest getrouwe maar ook de meest verraderlijke bondgenooten waren, de Bonapartisten, terwijl de ministerieele bladen eenvoudig, als ware er niets gebeurd, de legitimisten nog altijd als medehelpers aanmerkten, waarvoor zij weinig reden konden opgeven.
Zoo bleek bij de verkiezingen voor de Algemeene Raden, dat de Nationale Vergadering niet het tegen-, maar het evenbeeld is van het land. Evenals die Vergadering is het land verdeeld in twee ongeveer gelijke helften, een republikeinsche en een anti-republikeinsche. Zou men op grond dat de republikeinsche partij het best georganiseerd, 't meest eensgezind en daardoor het krachtigst is, aan haar de premie kunnen toekennen in de besturing des lands, - iedereen weet, dat de eendracht ook hier slechts tijdelijk is, slechts zoolang de oppositie duurt. Of heeft men den weerzin vergeten, dien Thiers bij de uiterste linkerzijde opwekte met zijn conservatieve republiek? En kon men de radicalen in het ongelijk stellen, omdat zij weigerden mee te werken tot een republiek, die slechts in naam dien regeeringsvorm kon verwezenlijken? Aan hun de lof der oprechtheid evenals aan de legitimisten, die het monarchale geknoei van De Broglie verafschuwden. De Thiers-republiek en het Broglie-septennaat zijn, wel beschouwd - en dat is de kanker van het parlementaire stelsel - personenquaesties, en indien de radicalen naderhand gezwegen hebben, dan is het omdat | |
[pagina 196]
| |
de omstandigheden waren veranderd en de Thiers-republiek hun voor 't oogenblik meer voordeel beloofde. Zal men de radicalen prijzen, dat zij in partij-discipline zulk een belangrijke schrede zijn vooruitgegaan? De onmogelijkheid van de blijvende vereeniging der republikeinen blijkt duidelijk, wanneer men hun verschillende geschiedenis nagaat. De conservatieve of Thiers-republikeinen zijn de oude constitutioneelen of monarchalen, de mannen van het parlementair regime, die zich eerst na Sedan bij de republiek hebben aangesloten, omdat er geen Keizer of Koning was, waarmee zij voor den dag konden komen; Thiers drukte het negatieve karakter van zijn republikeinsche overtuiging uit, toen hij zeide, dat hij republikein was, omdat de republiek het minst verdeelt. Wanneer men den persoon van den koning uitzondert, verlangen deze mannen, noch Thiers, noch De Broglie, de minste verandering, volstrekt geen hervorming, tenzij men daaronder eenige reactionaire maatregelen wil brengen, die slechts door partijbelang zijn ingegeven; zij willen het oude, breede parlementaire stelsel weder ingevoerd hebben, het volmaken, voorzoover het voor volmaking vatbaar is; Thiers zocht die volmaking o.a. daarin, dat de President der Republiek de eerste redenaar zou zijn, de welsprekendheid zijn koninklijke scepter. Al heeft dat parlementaire stelsel Frankrijk telkens in het ongeluk gestort, de doctrinairen hebben niets geleerd, voor hen bestaat er geen ervaring. Over 't geheel zijn die mannen met al hun talent, klein, zoowel in het doel dat zij beoogen als in de middelen, waarmee zij 't trachten te bereiken; men vindt onder hen de type van de onleerzame, houterige, zelfgenoegzame bourgoisie. Plaats daar naast de andere republikeinen; 't zijn ruwe, niet zelden bombasterige figuren, de echte phrasenhelden, maar mannen vol gevoel, vol geest en vol kracht. Zij leven meest in de herinnering van het verleden; vraagt hun, hoe het komt dat de republiek niet is staande gebleven en telkens afgebroken door keizerrijk of monarchie, zij zijn naïef genoeg om u te verzekeren, dat de schuld hiervan allerminst aan de republiek of de republikeinen ligt; wanneer er geen gewetenlooze staatsgreep was geweest, daarvan houden zij zich vast overtuigd, dan zou de republiek nog bestaan en Frankrijk het land zijn, waarop de geheele wereld vol bewondering staarde, een land van voorspoed, vrede, eendrachtige samenwerking tot algemeen welzijn; zij verklaren u in heilige verontwaardiging voor een lasteraar, wanneer ge op grond van de geschiedenis het vermoeden uit, dat republikeinen elkander zouden doodgepraat of doodgevochten hebben, indien de staatsgreep, indien keizerrijk of monarchie niet als een redmiddel waren opgetreden. Nauw was de republiek daar, of zij begon in lijnrechten strijd met haar woorden, de fakkel der verdeeldheid te slingeren onder de verschillende deelen der maatschappij en de standen tegen elkander op te zetten. In dat opzicht zijn zij vindingrijk, met het meest gewone egoïsme in de verheffing van dezen of genen stand slechts een middel zoekend naar be- | |
[pagina 197]
| |
vordering van eigen macht. Werd naar dat doel meest gestreefd door onrechtmatige verheffing van den vierden stand, Gambetta - in dat opzicht een weinig reactionair - vond, overtuigd van de onbruikbaarheid van de bourgeoisie, en bevreesd voor de al te roode kleur van zijn geloofsbelijdenis, de theorie uit van de nouvelles couches sociales, waarmee hij den lageren burgerstand of eersten arbeidersstand op het oog heeft. Maar met al de onhoudbaarheid hunner theorieën, zijn deze gevoels-republikeinen meest mannen, die een besef hebben van betere dingen, die de hand willen uitsteken tot krachtdadige hervorming, wier onbaatzuchtigheid niet zelden pleit voor de oprechtheid van hun overtuiging. Alleen hun rondborstigheid zou een hinderpaal zijn voor een blijvende vereeniging met de doctrinairen van den ouden parlementairen stempel, die leven in een debatingclub en groeien in de politieke intrige. Beschouwt men de zaak van deze zijde, dan begrijpt men, hoe weinig er nog gewonnen zou zijn, indien men in Frankrijk verkreeg wat men tegenwoordig daar noemt een republikeinsche meerderheid. De verkiezingen voor de gedeeltelijke vernieuwing der Algemeene Raden hebben opnieuw de aandacht gevestigd op een verschijnsel, dat in de toekomst niet zonder gevaar is, maar het komt in Frankrijk alleen niet voor; wij bedoelen de afscheiding, de tegenstelling tusschen stad en land; met verrassende eenparigheid hebben de steden meest allen republikeinen gekozen, - inzonderheid Thiers-republikeinen, - de dorpers mannen van de reactie. Dit feit verklaart zich niet alleen uit den invloed, die op het platteland door den maire of den pastoor wordt uitgeoefend; het verschijnsel is daarvoor te algemeen; de oorzaak ligt meer in het verschil van ontwikkeling, in het verschillend denken en zijn. In een land waar men in vaste, door de traditie geijkte regeeringsvormen zich verheugt, is dit kwaad minder groot, maar in Frankrijk waar dagelijks de partijen onder de hartstochtelijkste bewoordingen worden opgeroepen ten strijde om over de hoogste regeering, en daarmee, zoo het heet, over het wel en wee van het land te beslissen, is dit verschijnsel dubbel gevaarlijk. Men begint tegenwoordig in te zien, dat men in vroeger dagen wel wat te veel heeft gebouwd op de zoogenaamde kracht der waarheid, op de macht des lichts; de meeste zaken in de wereld zijn quaesties van macht, van cijfers, van getallen, en aangezien nu eenmaal is aangenomen, dat de meerderheid in den Staat beslist, werpen honderd domme boeren evenveel gewicht in de schaal als honderd hoogleeraren in het staatsrecht. De vraag kan in ernst gedaan worden, met welke geringe verandering de steden tengevolge van het algemeen stemrecht zullen worden geregeerd door het platteland, de ontwikkelden door de dorpers. Bij de verhouding tusschen stad en land komt van zelf de vraag, welke ondervinding de clericale partij bij de verkiezingen voor de Algemeene Raden heeft opgedaan. Dat de republikeinen in schier al de steden gezegevierd hebben, is een bewijs hoe weinig de ultramontanen in de | |
[pagina 198]
| |
brandpunten der beschaving nog de vruchten genieten van hun werkzaamheid. Republiek en ultramontanisme toch zijn antipoden; zij haten elkander bij instinct, zooals vrijheid en dwinglandij. Republiek is het symbool der omwenteling, en elke revolutie ving aan met den kreet: weg met de priesters! Wel heeft Rome republieken erkend, en 't doet 't nog, maar alleen uit nood; het sluit geen enkelen regeeringsvorm uit, omdat het van elke regeering zooveel mogelijk voordeel wil trekken. En Rome moet de republiek haten met dubbelen haat, wanneer het staat tegenover de mogelijkheid van de herstelling van den troon met een vorst, die den Paus niet alleen als zijn biechtvader maar ook als zijn voogd beschouwt. Maar niet alleen in de steden, ook op het platteland hebben de clericalen minder succes gehad dan men kon verwachten; het blijkt dat zij het met inspanning van al hun krachten niet verder kunnen brengen dan tot het vormen van een kleine fractie, die in vergelijking van de hoofdpartijen nauw in aanmerking komt, en nooit aanspraak zal kunnen maken om regeeringspartij te worden. Wij spreken natuurlijk van die leden, waarover het ultramontanisme onvoorwaardelijk beschikt, want Rome weet zeer goed, dat zij die geen vijanden zijn, daarom nog geen vrienden zijn. Het feit is te opmerkelijker omdat de omstandigheden wellicht nooit zoo voordeelig voor de clericalen zijn geweest als thans; nog is men in Frankrijk den schok niet te boven van den laatsten oorlog, de verwarring die daardoor gebracht is in de geesten, de twijfelmoedigheid die daarvan het gevolg moest zijn en voorbeschikt maakte bij onnadenkenden voor een geloof, dat optreedt met de belofte van absolute zekerheid. Het oogenblik was zoo juist gekozen voor de propagande, die door middel van bedevaarten, op moderne wijze georganiseerd, door het oprichten van talrijke vereenigingen een ongeëvenaarde kracht ontvouwde; men weet hoe het land met dit alles in rep en roer werd gebracht. Dat men zoo weinig is geslaagd, voorspelt niet veel voor de toekomst; dezelfde gunstige omstandigheden keeren niet licht weder; nu de eerste indruk van de komedie van Lourdes, enz. zoo weinig heeft gebaat, kan men zich hiervan weinig meer beloven; de indruk van zulke tooneelen moet verzwakken en het vertoon spoedig belachelijk worden. Voor de ultramontanen is het in Frankrijk even als elders: nu of nooit, en het antwoord luidt tamelijk zeker: nu niet. Toch maakte het Ultramontanisme in den vorm van het legitimisme bij de verkiezingen voor de Algemeene Raden nog een goede figuur in vergelijking van het Septennalisme of Orleanisme. Zoolang Frankrijk blijft bestaan, zal er ook een legitimistische partij zijn, die in geloof en gehoorzaamheid het ideaal zoekt van het Fransche leven, want wat eenmaal heeft geleefd in een land, kan alleen met dat land geheel uitsterven. Het Orleanisme evenwel heeft noch een heden, noch een toekomst. Men moet het Orleanisme en het Septennalisme niet verwarren; de conservatieve republikeinen zijn ook septennalisten, uit nood | |
[pagina 199]
| |
of uit overleg. In den engeren zin echter noemt men septennalisten de partij van De Broglie, en het lijdt geen twijfel, dat deze tegenstander van Thiers de monarchie vooreerst heeft opgegeven en bedacht is op een conservatieve republiek, die de prinsen van Orleans buiten de fusie om een goede plaats zal bezorgen; hebben die prinsen daar eenmaal vasten voet, dan kan men het verdere aan den tijd overlaten. Wellicht heeft De Broglie, wien men niet ten onrechte van naäperij van het tweede Keizerrijk heeft beschuldigd, zich Louis Napoleon tot voorbeeld gesteld en het Presidentschap van de Republiek als een pleisterplaats beschouwd, die door middel van een staatsgreep tot de Orleanistische monarchie leidt. Een weinig opmerkzaamheid zou hem echter het onhoudbare van dit plan hebben doen inzien. Wat heeft De Broglie, ook na zijn aftreden de spil waarom de politiek zich bewoog, (men spreekt op dit oogenblik zelfs weder van zijn terugroeping aan het bewind), wat heeft hij met al zijn intriges uitgericht? Dat zijn partij het bij de bondgenooten, de legitimisten zoowel als de Bonapartisten heeft verbruid, en zijn partij in het land zoo onpopulair is, dat zij bij de verkiezingen voor de Algemeene Raden aanmerkelijk verloor en haar candidaten niet eens de meerderheid behaalden in die streken, waar de President der Republiek Mac Mahon zich had vertoond om door zijn persoonlijke verschijning de geestdrift op te wekken voor het septennaat. De Orleanisten zien er overigens van binnen precies uit als de Thiers-republikeinen; 't zijn de mannen der bourgeoisie, die meenen alles met vormen en praten te kunnen afdoen en geen begrip hebben, dat een dynastie alleen wordt gegrond in den harden strijd, door kloeke daden en niet door een wandeling met een parapluie. Indien het deze partij door middel van het zwaard van Mac Mahon, - wat overigens niet waarschijnlijk is, hoe grooten invloed De Broglie voor het oogenblik ook op Mac Mahon moge uitoefenen - gelukte zich geheel van het bewind meester te maken, kan men verzekerd zijn, dat dit bestuur na verloop van korten tijd onder de algemeene bespotting zou ineenzakken. Het éénige middel voor De Broglie om zijn Orleanistische republiek op parlementaire grondslagen gevestigd te zien, zou geweest zijn een vereeniging met de mannen, die in weerwil van de persoonlijke antipathie, het dichtst bij hem staan, de Thieristen of Pieristen. Maar zooals schier overal het geval is bij het parlementaire stelsel, de persoonsquaesties hebben een zuivere partijvorming belet of leiden tot de onmacht der partijen, nog vóór zij iets werkelijks hebben uitgericht. De Bonapartisten houden zich altijd of zij tevreden zijn, en men kan derhalve niet met zekerheid weten, of zij ingenomen zijn met den afloop van de verkiezingen voor de Algemeene Raden. Zij hebben gewonnen, maar minder dan hun onbeschaamd optreden in den laatsten tijd, hun hooge toon kon doen verwachten. Sedan ligt reeds ver genoeg achter hen om te kunnen hopen, dat het verleden vergeten zou zijn voor de weldaden, die het Keizerrijk heeft verspreid. En toch | |
[pagina 200]
| |
was dit blijkbaar niet het geval, of nog niet, - wat zullen wij zeggen? Vergeten we niet dat de Franschman in de eerste plaats ijdel is en het daarom hard moet vallen de Napoleontische legende geheel te vergeten; Waterloo en Sedan zijn donkere stippen in die legende, maar die ook kunnen dienen om de glorie der andere tafereelen te luisterrijker te doen uitkomen. Hoe dit zij, voor het oogenblik hebben de Keizerlijken het nog niet ver gebracht; in de steden hadden zij weinig in te brengen en zij moesten zich evenals de legitimisten tevreden stellen met plattelandsoverwinningen. Feiten zooals de verkiezing voor de Nationale in Nièvre hebben nog niet het gevolg gehad, dat men er van voorspelde.
Wanneer straks de Nationale Vergadering weder bijeen is, krijgen we waarschijnlijk een herhaling van dezelfde tooneelen, die het afgeloopen jaar zoo dikwijls den een geamuseerd, den ander geërgerd hebben, al naar gelang men een vertegenwoordiging des lands beschouwt. Men zegt, dat een beslissing volgen moet en voert als bewijs aan de toenemende verdeeldheid van de coalitie, van de legitimistisch-Bonapartistisch-Orleanistische compagnie - tegenover de eensgezindheid der oppositie. Republiek of ontbinding, - zegt men, het kan niet langer uitblijven. Maar het waarschijnlijkst komt ons voor, dat noch het een, noch het ander geschiedt en wel omdat Mac Mahon 't niet wil. Wij wezen straks reeds op het denkbeeld, dat Mac Mahon heeft van de macht, die hem is toevertrouwd; eenmaal President draagt hij het zwaard niet te vergeefs en hij verlangt niet te wijken voor de Nationale en zeker het allerminst voor de republiek. De legitimistische sympathieën van Mac Mahon zijn uit den tijd van het Keizerrijk bekend, en al mag daaruit niet worden afgeleid, dat hij bereid zou zijn als voorvechter van den graaf van Chambord op te treden, hij heeft toch een sterken afkeer van de republiek en hij weet dat ontbinding der Nationale ongeveer met de instelling van de definitieve republiek gelijk staat. Is het onbescheidenheid tegenover de toekomst, wanneer wij als nieuwe en niet geheel onwaarschijnlijke ontknooping van de Fransche verwarring de mogelijkheid stellen, dat er uit Mac Mahon en zijn verzet tegen de republiek de grondlegger groeit van een nieuwe dynastie? Spottend heeft men wel eens gezegd, dat Mac Mahon in de eerste plaats Mac-Mahonnist is. Wanneer een oplossing in dezen geest eenmaal gesteld is, moet zij spoedig een belangrijke partij voor zich hebben, de partij der orde, die voor alles rust en zekerheid wil in het land. Ook de conservatieve of parlementaire republiek, waarin Thiers en De Broglie, zij 't ook op verschillende wijzen hun heil zoeken, kan moeilijk dat vertrouwen inboezemen; de voortdurende partijtwisten van de parlementairen, hun persoonlijke veeten, het kleingeestig drijven, de woordenkomedie hebben het reeds lang de sympathie der onpartijdigen doen verliezen. Met bewonderenswaardige geestkracht heeft het | |
[pagina 201]
| |
Fransche volk zijn lot gedragen, door stalen arbeid tracht het de verliezen van den oorlog te herstellen, het torscht de ongehoorde lasten die het zijn opgelegd, zonder morren, het wil zijn militaire prestige herstellen door de nieuwe legerorganisatie op te volgen, en al heeft dat volk nu de gebreken zijner deugden, het heeft recht te eischen, dat zijn vertegenwoordigers niet de booze geest zullen zijn, die het opnieuw in het verderf stort.
Wat de verhouding tot het buitenland betreft is de positie van Frankrijk weinig veranderd; de politiek van Bismarck was er op ingericht om het isolement, waarin het werd gebracht door den oorlog, te doen voortduren en blijvend te maken, en de politiek van den half clericalen De Broglie, die meer openlijk dan die van den Voltairaanschen Thiers de Ultramontaansche partij begunstigde, heeft den toeleg van den Rijkskanselier uitstekend in de hand gewerkt. Waar kan men tegenwoordig sympathie vinden met een Ultramontaansche politiek, behalve bij het Vaticaan en bij het Belgische gouvernement; Rome heeft het bij elke Mogendheid verbruid en wordt nergens gunstig ontvangen. Het schijnt evenwel dat die ongelukkige politiek aan de Seine haar toppunt reeds heeft bereikt, want de terugroeping van de Orénoque uit de haven van Civita Vecchia is een ernstig blijk van het voornemen om de goede verstandhouding met het stamverwante Italië te herstellen, tot groote ergernis van de clericalen, die van den roofstaat niets willen weten. Van bedenkelijken aard zijn echter de moeielijkheden, waarin de Regeering zich heeft gewikkeld met Spanje door de Carlisten op de grenzen de vrije hand te laten. Al verdiende de Spaansche Regeering geen andere behandeling, omdat zij zelf de meest gewone middelen ongebruikt liet om de Zwarte muiters te bestrijden, Frankrijk kan toch geen eer inleggen met de begunstiging van een factie, die door haar gruweldaden de verontwaardiging van geheel Europa heeft opgewekt. Ook hier speelde de Fransche Regeering het spel van Bismarck en haalde zich de vernedering op den hals het Spaansche bewind op voorgang van Duitschland te moeten erkennen en daarna een tamelijk ruwen aanval te moeten verduren in de groote klachtmemorie, door den Spaanschen gezant te Parijs ingediend. Zoo blijven ook op algemeen politiek gebied de punten van wrijving met Duitschland bestaan en de gevoeligheid van beide partijen, die door het minste voorval wordt opgewekt, toont dat één oorlog niet genoeg is geweest om de vraag van de prioriteit der Fransche of der Duitsche natie in Europa te beslissen. 18 October '74.
noorman. |
|