Voorzeker, wanneer hier sprake was van deftige verhandelingen voor een beschaafd publiek, ons oordeel zou met het zijne samenvallen en wij zouden vooral onzen aanval richten tegen het min fijne en gekuischte.
Maar - en wij vergeten het niet - het zijn ‘Volksvoorlezingen’ gehouden voor menschen uit den maatschappelijk geringeren stand.
Wat het zegt voor deze bevattelijk op aantrekkelijke wijs en onderhoudend te spreken, zullen zij het best kunnen beoordeelen die er de proef van namen. In elk geval zal men het wel toestemmen, dat het geen gemakkelijke taak is en de poging toejuichen, die in het werk gesteld wordt om haar te volbrengen.
Zoo althans doen wij ten opzichte van de voorlezingen des heeren van Geuns. De auteur zelf zal ze wel niet als volmaakte modellen willen beschouwd hebben. Hij noemt ze in zijn voorbericht zijne kinderen, en is het een vader niet kwalijk te nemen als hij met zijn kinderen die in de wereld geen kwaad figuur maken is ingenomen, een verstandig vader is de loftrompetter niet zijner spruiten en ziet hun gebreken niet voorbij. In dat voorbericht spreekt de heer van Geuns over de werking zijner papieren kinderen, hun leeftijd, hun karakter en bestemming. Over hun karakter spreekt hij onpartijdig genoeg, zelfs vergeet hij niet op te merken, dat zij eigenlijk te Leeuwarden te huis behooren en spreekt hij den wensch uit, dat zij, als zij soms aanmerkingen moesten hooren op hun nationale kleederdracht, zich altijd en overal voor mogen doen zooals zij zijn.
Wij hebben niet met elk der zes papieren kinderen met gelijke ingenomenheid kennis gemaakt. Trouwens dit is begrijpelijk bij het bizonder karakter waarin zij zich aan ons voordoen, de plaats waar zij zich op bewegen, het standpunt dat zij innemen, m.a.w., niet alle schetsen lazen wij met hetzelfde genoegen, niet omdat de onderwerpen ons niet bevielen, maar omdat wij alle niet even gelukkig geslaagd achten.
Het goed geschreven en in het beeld goed volgehouden voorbericht doet ons verwachten wat we in de voorlezingen vinden: een humoristieschen toon en het ridendo dicere verum. We stellen ons voor dat menige glimlach om de lippen der hoorders gespeeld en menige pikante passage doel getroffen heeft. De onderwerpen gaven aanleiding genoeg om op lossen trant en populairen toon waarheden onder de aandacht der hoorders te brengen, die van den kansel of het deftig spreekgestoelte niet zoo licht ingang vinden. De voorlezingen missen dan ook al het drooge en vervelende dat niet zelden het eigenaardig karakter van sommige verhandelingen uitmaakt. De dominé hangt hier den dominé niet uit, en dat nog wel op Zondag-avond! Een dominé houdt schertsende voorlezingen, op den sabbat in een komediegebouw! Welk een gruwel in de oogen van den zoogenaamd rechtzinnigen vrome!
De heer van Geuns weet zich boven die kleingeestige verontwaardiging te verheffen en wel zóó, dat het 't karakter van den godsdienstleeraar niet alleen niet schaadde, maar veeleer in zijn veelzijdigheid gunstig deed uitkomen.