't Fingertje naast den duum - minder een vingertje naast den duim.
't Fingertje naast den duum en Neeltjes Nôl. Texelsche vertellingen door D. Dekker. Enkhuizen, J. Groot.
De titel van het eerste der beide verhalen is de naam gegeven aan een meisje, dat daardoor wordt aangeduid als de voorgetrokken lieveling van den vader [bl. 5], die met het mooie, geprefereerde kind gek genoeg is, zoo als vaders dit kunnen zijn, terwijl de moeder zich daarom, vruchteloos evenwel, tegen beiden kant. Daaruit vloeien de te verwachten gevolgen voort voor verhouding en karakter, ofschoon de oorspronkelijk goede geaardheid van Marijtje die althans matigt, blijve zij ook later ruim ferm en vast.
Naderhand wordt zij door de ouders gedrongen om eene partij aan te nemen waarvan zij afkeerig is, waaraan zij kloeken tegenstand biedt, terwijl zij eene verbindtenis aanknoopt met den knecht. Haar vader, reeds vroeger, en later met- en door zijne vrouw nog meer, een onverstandig schraper, laat zich door een geldhaai overhalen tot spel in effecten, waarbij hij zijn vermogen verliest. Met boerenkoppigheid weigert hij evenwel zijn dochter aan den arbeidzamen knecht te geven, aan wien zij haar hart schonk, terwijl de rijker minnaar van haar afhoudt. De laatste vindt een schat, dien hij dom genoeg, niet voor het oog van zijn medeminnaar verbergt, waarvan de laatste zich meester maakt en alzoo in de gelegenheid wordt gesteld om met Marijtje naar Noord-Amerika te gaan, waarheen zij later ook de familie laten komen.
Dat de schrijver bij dezen trek van oneerlijkheid geen enkel woord van terechtwijzing en afkeuring laat vernemen, kunnen we niet goedkeuren. De begrippen van eerlijkheid mogen in onze dagen wel worden gehandhaafd in hun goed recht. Zoo als de zaak hier wordt medegedeeld, ligt er eerder eene stille goed- dan afkeuring in.