en onverschrokken het hoofd biedend. Zijn stoute ondernemingsgeest, gepaard met een krachtig doorzettenden wil is oorzaak dat hij, geholpen door zijn verstandigen, onbaatzuchtigen, edelmoedigen patroon, het doel van zijn leven bereikt en over de wankelmoedigheid, de baat- en schraapzucht zijner toekomstige schoonouders zegeviert. En als hij deze later beschamen en in eigen oog vernederen kan, dan pleit zijn liefderijk hart voor hen en het vergeten en vergeven spreekt zijn mond uit het hart, als hij het toppunt van zijn geluk heeft bereikt.
Zijn moederliefde is gewijd aan een vrouw, die zich door de teederste zorg en de liefderijkste belangstelling die liefde waardig maakt. Heeft haar moed en trouw belooning gevonden in het dankbare en zorgvolle kinderhart, zij kan alles opofferen voor het geluk van haar kind, zelfs wat haar het dierbaarst is - haar vrijheid.
De ouders van het boerenmeisje, waaraan de jongeling, eerst met hunne toestemming, zijn hart geschonken had, zijn menschen van een geheel anderen stempel. 's Meisjes moeder, van nature aan geld en goed gehecht en in den rijkdom der weelde haren hemel ziende, laat zich gemakkelijk omkoopen door het geopende uitzicht op een goede partij voor haar dochter, ten koste van het geluk haars kinds. Zij weet met slangenlist haar man, stug en stijfhoofdig van aard en het welzijn van zijn kind hooger schattende dan de rijkdommen der aarde, om te zetten, zoodat hij zich eindelijk ook tegen het huwelijk van zijn dochter met den edelen zoon der weduwe verklaart, daartoe mede overgehaald door de listige aanslagen van den vader des nieuwen pretendents, een ploertig jongmensch, die alleen aan de inspraak van zijn zinnelijke begeerte gehoor geeft, maar van ware wederzijdsche liefde geen begrip heeft. Door de redenering diens vaders, die het huwelijk eigenlijk als koopwaar beschouwt; door de overreding van zijn prachtlievende vrouw en eindelijk door de macht van het geld, bezwijkt de anders zoo halsstarrige boer.
En het booze opzet zou gelukt zijn, als het begeerde meisje niet zulk een krachtige persoonlijkheid was geweest, die alleen voor het geweld en de overmacht zou hebben moeten bukken; als de jongeling niet met een ijzeren wil en stoutmoedige standvastigheid zijn voornemen had doorgezet en hij toevallig geen O te veel had gezet.
Wij lazen met genoegen Conscience's boekje, waarin wij weder zijn eigenaardigen stijl en schrijftrant aantreffen. Hier en daar verheft zich die stijl tot het poëtische. Zoo b.v. bij de beschrijving van de nederige woning der weduwe: ‘Ondanks de stilte en de eenzaamheid heerschte er in het huisje een toon van beweging en blijheid. De heldere morgenzon stond voor het venster; hare stralenbundels schoten, gedeeltelijk vrij en gedeeltelijk door de wijngaardbladen gezift, tot aan het ander einde der kamer en vervulden deze met eenen veelkleurigen glans, welks dooreenspelende tinten het licht als deden leven....’
Een aardige physiologische opmerking vonden wij in de volgende