eene onuitgesproken, verborgen gedachte kon achterhaald worden. Het feit dier gewetensvrijheid zal niemand loochenen. Maar op dien voet zijn ook alle daden vrij. Geen daden, die geheim blijven, kunnen gestraft worden. Maar is dit een argument in het voordeel der zoogenaamde “groote beginselen” van 1789?
Het was aan dat jaar voorbehouden de vrijheid tot grondslag aan de samenleving en de staatswetten te willen geven en tot de onzinnigheid te vervallen van daden te straffen, die de onmiddellijke en noodzakelijke vrucht zijn van gedachten, wier verkondiging men veroorlooft en aanmoedigt.
En toch is de leer der vrijheid van denken zoo schijnschoon, dat er Katholieken zijn geweest, en daaronder van de beroemdste en geliefdste en aan wie geen onzer terugdenkt dan met diepen weemoed - Katholieken, offervaardige strijders voor de goede zaak - die ik-zelf, op eene Katholieke vergadering van 5000 personen, heb hooren verkondigen, dat iedere grondwet, welke niet aanvangt met het woord “vrijheid” en wier eerste artikel niet luidt: dat alle vrijheid aan de verkondiging van alle theoriën moet verzekerd blijven, te veroordeelen is.
Gelukkig hebben wij ons ten deze in een revirement der opiniën te verblijden: want men sprak niet alleen zóo; maar men werd toegejuicht. Thands echter is er geen Katholiek van naam meer, die in Nederland dergelijk systeem zou durven volhouden!’
Het Vaderland leidt hieruit af:
‘De grondwet op het gebied van godsdienst en wijsbegeerte, van het denken en spreken, die aan het ideaal van den heer Alberdingk Thijm beantwoordt, zou ongeveer op het volgende neerkomen: er bestaat vrijheid van denken; niemand heeft voorafgaand verlof noodig om zich met denken bezig te houden, mits hij daarvan aan anderen niets laat merken; niemand mag wegens een onuitgesproken verborgen gedachte achterhaald worden. Het laatste vooral is van ongemeen gewicht. Stel u voor: volkomen vrijheid voor elke onuitgesproken, verborgen gedachte!
Maar aan den anderen kant: het prediken eener dwaling is even strafbaar als het begaan van een dwaling; de verkondiging van gedachten, die tot strafbare daden leiden, is evenzeer strafbaar. En nu denke men zich dat grondwettig beginsel in het stelsel van den heer Alberdingk Thijm uitgewerkt en toegepast! Ook dit stelsel is voldoende bekend.......
In de redevoering, in de bedoelde feestelijke bijeenkomst te Amsterdam gehouden, gaat de heer Alberdingk Thijm van de stelling uit, wier juistheid wel niet betwist zal worden, dat er slechts éen waarheid is; maar nu is het volgens hem ook even onbetwistbaar, dat die waarheid is geopenbaard in een “onfeilbaar gezach, dat levend voor ons staat”, - en dat die waarheid “zich zelve gelijk blijft op het gebied van den godsdienst en van den Staat.” “Met andere woorden - zegt hij - hoe is het mogelijk dat men, het liberalisme veroordeelende in de filozofie, het echter niet veroordeelt in de politiek; hoe is het mogelijk dat men niet inziet dat er slechts éene waarheid is, die de geheele maatschappij moet bezielen en doordringen?” - Hieruit volgt gereedelijk, dat er ook slechts éene ware Kerk kan bestaan, en op dien grond alleen beweert de heer Alberdingk Thijm dat het niet aangaat “te beweeren, dat, naar algemeene gronden van redelijkheid, alle godsdiensten gelijke rechten hebben.” De Staat moet niet door “de helft eener vergadering plus éen” laten uitmaken wat waar en wat recht is, maar het “onfeilbaar gezach dat levend voor ons staat” raadplegen, en de uitspraken van dat “gezach” moeten gelden niet alleen voor den godsdienst, maar ook voor den Staat en de geheele maatschappij. Alles wat met die uitspraken strijdt, moet geweerd worden; niet alleen wanneer die strijd zich in daden openbaart, moet de Code Pénal tusschen beide komen; maar ook de verkondiging van gedachten, waarvan die daden de onmiddellijke en noodzakelijke vrucht zijn, behoort in het strafwetboek vooral niet vergeten te worden. Ziedaar de Code Pénal waarop, volgens den heer Alberdingk Thijm, de Staat recht heeft en die aan de vrijheid van geweten, dien edelsten schat, geen afbreuk zou
doen!’
Wij vestigen op dit artikel de aandacht, allereerst, omdat wij het van het hoogste belang achten, dat het Nederlandsche volk wèl wete wat het ultramontanismus wil, wèl bedenke, dat in den strijd tegen het ultramontanismus de hoogste goederen, vrijheid en vaderland, de onvervreemdbare regten van den geest op het spel staan. Dan wilden wij ook de aandacht vestigen op een dagblad, dat zich in weinige maanden door zijn hoofdartikelen eene eereplaats in de Nederlandsche journalistiek verworven heeft, en dat in den kamp tegen het landverraderlijke, geestdoodende ultramontanismus belangrijke diensten kan bewijzen.