Gmunden. Nu zij zóo dicht bij de plaats hunner bestemming waren, konden zij de verzoeking niet wederstaan om tot den volgenden morgen in dat heerlijk oord te blijven. Het was nauwelijks vijf uren in den namiddag toen zij aan het hôtel Bellevue aan den oever van het meer aankwamen. Het was er nog drukkend warm, doch de zon verdwijnt er al vroeg achter de hooge bergen, en onze reizigers hadden dus nog het vooruitzicht van eene verkwikkende wandeling. Er lagen verscheidene gondels aan den oever van het meer; de promenade was nog bijna ledig, doch zou spoedig vol worden. Sedert de reis van Gmunden naar Weenen zoo gemakkelijk is, gaan de bewoners van Oostenrijk's hoofdstad bij voorkeur dáar heen, wanneer zij de vrije natuur genieten willen, en uit geheel Duitschland stroomen de menschen er heen die de natuur van het prachtige Salzkammergut willen bewonderen. Of de natuur door die al te rijke stoffeering gewonnen heeft, is eene andere vraag.
Tegen den avond was het op de promenade zeer vol en op het meer verschenen talrijke gondels met bonte vlaggetjes.
Mevrouw von Rhyn en hare dochter hadden op eene ledige bank plaats genomen, om het levendige tooneel op en langs het meer op haar gemak te kunnen overzien. Max stond naast zijne zuster en keek naar éen gondel in het bijzonder, waarin een officier de riemen hanteerde; het was de uniform, die zijne opmerkzaamheid tot zich trok en allerlei herinneringen aan de bijgewoonde veldslagen en het gevaar dat hij getrotseerd had, in hem opwekte.
Hij was geheel in zijne gepeinzen verdiept, toen hij eindelijk opmerkte dat zijne moeder en zuster hem met eene bijzondere uitdrukking in de oogen aankeken.
‘Wat is er?’ vroeg hij glimlachende; ‘hebt gij mij iets gevraagd? Ik was in gedachten.’
‘Waar dacht gij over?’ vroeg zijne moeder, die gaarne zijne aandacht wilde aftrekken juist van den gondel waarop hij getuurd had en die nu zoo dicht bij den oever gekomen was, dat de zich daarin bevindende dames duidelijk te herkennen waren.
‘De Frauensteins!’ riep hij, als door een elektrieken schok getroffen, zonder op de vraag zijner moeder te antwoorden, die de dames vroeger had herkend.
‘Ja, zij zijn het,’ bevestigde Ida, ‘zij hebben zeker een toertje uit Ischl gemaakt.’
‘Of zijn al op hun terugweg naar Weenen!’ antwoordde hij. Doch Ida stelde hem gerust met de herinnering dat zij hunne woning voor den geheelen zomer gehuurd hadden.
De gondel was intusschen weder naar het midden van het meer geroeid; behalve de dames von Frauenstein en den roeienden officier, zat er nog een bejaarde heer in; er klonk een zilveren lach van het meer tot hen door, het was de lach van Elli, wat scheen zij vroolijk en gelukkig! Vermoedde zij niet dat er in hare nabijheid een hart treurig werd door dien gelukkigen lach?
‘Laat ons ook een gondel nemen,’ zeî Ida; ‘wij zullen als kapers jacht op hun gondel maken, enteren, en over boord gooien wat er ons niet in bevalt; daarna slepen wij de boot meê naar den oever en eischen een hoog losgeld!’
‘Groet gij, mama?’ vroeg Max, opmerkende dat zijne moeder met de hand wuifde.
‘Ik dacht dat mevrouw von Frauenstein ons zag,’ antwoordde mevrouw von Rhyn; ‘maar zij heeft mijn groet niet opgemerkt.’
‘Of niet willen opmerken!’ antwoordde Max. Dat was zijne moeder evenwel niet met hem eens, en Ida sloeg nog eens het watertochtje voor, om de Frauensteins te gaan aanspreken. Max had daarin echter geen zin.
‘Neen,’ zeide hij, ‘bij die eerste ontmoeting zoo van den eenen gondel naar