met ons gaat bemoeien. Maar het is nu ons doel niet, op die vraag een antwoord te zoeken; we willen liever dankbaar kennis nemen van den beteren weg, ons aangewezen door bovengenoemd werkje.
Met meer recht dan menig leeraar aan eene Hoogere Burgerschool, die, na een paar jaar onderwijs te hebben gegeven, eene handleiding het licht doet zien, mocht de vertaalster van ‘der Handarbeitunterricht von Rosalia Schallenfeld’ zeggen, dat zij voorziet in eene ware, diep gevoelde behoefte. Rosalia Schallenfeld is de baanbreekster voor een verbeterd onderwijs in de vrouwelijke handwerken. Het is geene onbeproefde nieuwigheid, die zij ons aanprijst. Jaren lang heeft zij hare theorie in praktijk gebracht, eer zij het publiek schriftelijk daarmeê bekend maakte. ‘Rectoren, regentessen van scholen, onderwijzeressen, enz. zoowel uit Berlijn als uit andere oorden des lands hebben herhaaldelijk de lessen in hare inrichting bijgewoond, en in vele bijzondere scholen in Pruisen en Zwitserland is hare methode ingevoerd.’ Kort na de uitgave van haar boekje stierf zij, in 1864. In 1868 bezorgde hare zuster eene tweede uitgave, waarvan de Schoolbode reeds in de Januariaflevering van 1870 melding maakte, en waarnaar Mej. Krooneman de Nederlandsche uitgave bewerkt heeft.
Het doel dat Rosalia Schallenfeld zich voorstelt bij het onderwijs in de vrouwelijke handwerken, is:
1. den grond te leggen tot alle vrouwelijke handwerken;
2. deze zoover uit te breiden, als genoegzaam is tot zelfstandige vervaardiging van alle voor eene huishouding benoodigde handwerken:
3. de zelfstandige volmaking mogelijk te maken.
Zij wil dat alleen die handwerken zullen onderwezen worden, die voor de huishouding noodig zijn. Alle zoogenaamde fraaie handwerkjes worden dus door haar uit de school verbannen. De vele uren, die in naam aan het onderwijs in de vrouwelijke handwerken besteed, maar inderdaad verbeuzeld werden, wil zij gebruikt hebben voor een degelijk onderricht, dat het meisje in staat zal stellen om de plichten, die de huishouding haar zal opleggen, beter te vervullen.
Doch zal het bovenomschreven doel worden bereikt, dan moet het onderwijs geheel anders worden ingericht. De algemeene onderwijskundige regelen moeten op het onderwijs in de handwerken worden toegepast. Grijpt men bij het onderwijs in de andere vakken elke gelegenheid aan, om de leerling zelf te leeren zoeken, men doe dit ook bij de handwerken. Verder eische men nooit van het kind, dat het iets doen zal, wat het niet begrijpt. Het kind moet zich ook hier rekenschap geven van alles, wat het verricht. De onderwijzeres moet dus nooit zelf iets voor de leerling maken; zij moet niet het handwerk beginnen en de moeilijkste zaken er aan verrichten; zij moet alleen de noodige aanwijzigingen geven. Het kind moet alles zelf doen. Het is beter, dat het werk wat minder net is, dan dat het kind leert anderer werk voor het zijne uit te geven. ‘Zelfwerken wekt ook den