't Is dan ook niet moeielijk te verklaren, waarom voorbeelden op zich zelf zoo weinig helpen. Claude Bernard geeft ons den sleutel. Hij zegt toch, dat, toen hij vertelde, dat eenige menschen ongesteld waren geworden, doordat ze onzuivere lucht hadden ingeademd, men hem zeî: sommige menschen mogen dan bedorven lucht niet kunnen verdragen, andere daarentegen kunnen dit zonder eenigen hinder. Is de lucht al te bedorven, ja, dan zal men wel ongesteld worden, maar lucht, die dat maar weinig is, kan men zonder schade verdragen. Het voorbeeld, dat Claude Bernard aanhaalde, was er een uit het dagelijksch leven - dat hielp hem niet, wat zal dan een frappant voorbeeld als dat van het Zwarte Hol te Calcutta helpen? Dat is een buitengewoon geval, zeggen de meeste menschen. Die lucht was al te bedorven - dat kan een mensch niet verdragen, maar is ze dat niet al te zeer, dan hindert ze niets. Men haalt voorbeelden aan, die dat moeten bewijzen. Eene kamer, waarin eenige personen een tijd lang hebben zitten rooken, die dus gevuld is met tabaksrook, bevat lucht, die dan schadelijk moet zijn voor de gezondheid. Komt men nu in zoodanig vertrek, dan zal men zich in 't eerst wel onpleizierig gevoelen, maar men raakt er gauw aan gewoon en het hindert ons niet meer. En of men nu al aan dergelijke menschen - en geloof vrij zoo redeneeren de meeste - zegt, dat zelfs weinig bedorven lucht altijd schadelijk is, en dit met voorbeelden kruidt, het helpt u weinig of niets.
Wil men de menschen tot het inzicht brengen, dat onzuivere lucht altijd nadeelig is, dan moet men een geheel anderen weg inslaan.
Men moet aantoonen, wat ademhalen is en waarvoor het dient, dat voor dat doel zuivere lucht noodzakelijk is en wat onzuivere lucht te weeg brengt. Men moet wijzen op het gevaar, dat er in het gewoon raken aan bedorven lucht gelegen is, en duidelijk maken, dat dit gewoon raken eene verzwakking van 't organisme te weeg moet brengen, en dat, al bezit ons organisme een verwonderlijke veerkracht, die het in staat stelt zich naar veranderde omstandigheden te voegen, een dikwijls herhaalde verzwakking van de kracht der levensverrichtingen schadelijk moet zijn en noodlottig, zoo zij lang wordt gerekt.
Wij gelooven, dat het alleen door deze methode mogelijk is, de menschen tot het idée te brengen, dat bedorven lucht, hoe weinig ze dat dan ook is, altijd schadelijk moet zijn.
Op deze wijze de menschen bekend te maken met de gevaren, waaraan zij zich dagelijks bloot stellen, kan niet anders dan goed werken, terwijl eene bloote bekendmaking met de vele en groote gevaren, zooals de heer van der Burcht dat doet, ons niet veel verder zal brengen. Was ons publiek bekend met den toestand van ons lichaam en met de functiën, die het verricht, dan zou eene bloote opsomming van de gevaren en de mededeeling, hoe deze te voorkomen, ons kunnen helpen, maar dit is nu ongelukkig niet het geval. De meesten kennen, en dit zal de heer van der Burcht wel toestemmen, de gezondheidsleer