gelukkige Clara in nood was, haar redster zich betoonde en jegens Lize op haar sterfbed een onovertroffen adeldom van ziel openbaarde. Die vrouw Moes is een van de best geslaagde figuren; om dat te begrijpen, is het alleen noodig, haar sterfbed bij te wonen (pag. 224 dl. 2). Met meesterlijke hand is dat geschetst.
Niet minder goed is ook het beeld van de vrouw van Reaal geteekend, die zich ten gevolge van het ellendig gedrag van haren echtgenoot in de armen der orthodoxie had geworpen; die het eene oogenblik zich ten gevolge van haar zenuwlijden ten doode toe krank gevoelt, om een oogenblik later de plannen te maken voor een diner, aan hare vrienden te geven; die voor haar vermoorden echtgenoot op zijn graf gebeden komt slaken en een oogenblik later met den liberalen dominé Stins, die heftig tegen het separatisme uitvoer, een twistgesprek over de godsdienst houdt. En zoo zijn er verscheiden figuren in dezen roman, die allen bewijzen, dat Schimmel een helder oog heeft voor het kleine in het leven, dat hij een uitnemend opmerker is.
Wij kunnen dan ook dit werk met den grootsten aandrang aan het lezend publiek aanbevelen en wij zijn overtuigd, dat allen, die prijs stellen op de kleine schakeringen in het menschelijk leven menig nuttig en aangenaam uur onder het lezen zullen doorbrengen.
Vraagt men mij, of ik daarom geene aanmerkingen heb. Ja zeker en ik wensch ze ook, zonder aarzeling uit te spreken.
Wat vooreerst aangaat de verandering van titel; de schrijver heeft, dunkt mij, zelf gevoeld, dat deze bij een afzonderlijke uitgave noodig was. Waarom? Oorspronkelijk luidde de titel: ‘Voor dertig jaren’ en men zou dus met reden hebben mogen verwachten, dat deze roman, die ons dadelijk in het hart van ons vaderland verplaatst, ook met nauwkeurigheid de vaderlandsche toestanden van voor dertig jaren zou hebben geteekend. Van den historischen romanschrijver Schimmel zou men dit vooral wachten. Dit geschiedt echter in geenen deele. Uitgenomen den strijd van den predikant Stins tegen de afgescheidenen en een enkele opmerking ontleend aan de toenmalige Rijksvertegenwoordiging, hooren wij van ons vaderland in die dagen nagenoeg niets en kon alles, wat er in verteld wordt, even goed voor 50 jaren als gisteren hebben plaats gehad. Deze fout heeft de schrijver zonder twijfel zelf gevoeld en het is dan ook zeker daaraan te wijten, dat in de afzonderlijke uitgaaf de roman een anderen titel heeft gekregen, ontleend aan de hoofdpersonen van zijn werk. Het is ook de vraag, of ons vaderland voor 30 jaren wel belangrijk genoeg was voor een historischen roman.
Een andere opmerking, die ik tegen den roman in het midden zou willen brengen, is deze, dat hij al te realistisch is. Wat versta ik daaronder? Komen er in dezen roman tooneelen voor, zoo als wij gewoon zijn uit de objectieve kunstschool van Frankrijk te ontvangen, of zooals Lidewyde van Busken Huet, onzaliger gedachtenis, ons heeft te aanschouwen gegeven? Komen er scènes in voor, aan den meest dierlijken