scherts, geschikt voor gevoelvolle vrouwen en voor mannen van smaak!.... 'k Moet bekennen, dat onwillekeurig de vraag bij mij oprees: wie ben ik, dat de redactie van de Tijdspiegel mij den primeur geeft van het genot, dat in dezen dichtbundel door dien veel zeggenden titel wordt beloofd?.... Die voorproef toch scheen zij mij te gunnen, want ik kon niet veronderstellen, dat zij een dubbel exemplaar ter aankondiging gekregen had, en het mijne was nog onopengesneden. Ware dit het geval niet geweest, had zij zelve het boekske eerst gelezen en mij dan toegezonden, ik zou hebben gedacht aan mystificatie, omdat ik, na vol verwachting opengesneden en een poosje gelezen te hebben, mij vreeselijk teleurgesteld gevoelde. Neen, niet die redactie maar de schrijver en uitgever van deze ‘verscheidenheid’ hadden mij beet gehad door hun weidschen titel of dat veelbelovend uithangbord. Om mij hierover te wreken kon ik nu ook wel op mijne beurt het de Tijdspiegel lezende publiek er laten inloopen, hemelhoog opgeven van al het ‘dichterlijke’ dezer ‘verscheidenheid’, of van al de ‘verscheidenheid’ dezer ‘dichterlijke’ jokkernij, of van al de ‘waarheid’ aan welke hier wordt ‘hulde’ geboden, of van al wat ‘niet liegende’ in deze bladen ‘lustig geschiedt’, maar dan zou dit voor den dichter, indien hij eenige waarde aan mijn oordeel hecht, al te streelend en voor den uitgever misschien voordeelig kunnen zijn, en ook ik ben verplicht ‘liegende niet’ der waarheid ‘hulde te biên’, ik heb een aankondigers- of verslaggevers-geweten te ontzien, ik blijf gaarne gezien onder alle eerlijke liên en ben boos op die beide heeren bovendien! (onwillekeurig zou men aan 't rijmen raken als men met zulke dichterlijke verscheidenheden bezig is, al zijn rijmwoorden als
‘biên’ en ‘liên’ evenmin mooi als ‘verzen’ en ‘persen’, ‘policie’ en ‘parenthesi’ en meer dergelijke, waarvan ‘Joco-alethes’ zich bedient.)
Hadden zij hun werk wat minder luidruchtig aangekondigd, ik ware geen dupe geweest en zou op mijne beurt gunstiger hebben kunnen aankondigen; nu moet ik zeggen, dat ik van het ridendo dicere verum hier beloofd, niet veel gevonden heb. Echte humor, scherpe, degelijke satire? Neen, Mr. Gasinjet duide het mij ten kwade of niet, zij zijn geen hoofdbestanddeel van deze dichtproeven. Hier en daar iets humoristisch, een enkel satiriek of eenigszins puntig gezegde, maar overigens verzen, gedichten, zooals men ze in den regel in onze prachtalmanakken en andere jaarboekjes vindt. Ik wil niet zeggen, dat het allen onbeduidende stukken en stukjes zijn, maar veel beduidend zijn ze evenmin. De schrijver schijnt de kunst van rijmen zich eigen gemaakt te hebben, heeft misschien op menige studenten-jool zekere gemakkelijkheid verkregen van.... doorslaan, had ik haast geschreven, maar wilde zeggen: voor de vuist spreken, improviseeren. Waarschijnlijk maakte hij reeds toen hij nog thuis was lieve gelegenheidsversjes, en zoo is hij door het een en ander er toe gekomen om ettelijke onderwerpen te bezingen (of te berijmen?), ook gedichten van buitenlandsche dichters