bewondering verwekkende door de blinkende stralen die het uitschoot, maar die weldra schrik en angst onder het menschdom deden ontstaan, door den bloedrooden gloed, dien zij van alle zijden in den dampkring verspreidden. Zijn licht was verblindend, doch op eens verdween het achter een plotseling opkomenden nevel, een onheilspellend spoor nalatende, om op eene eenzame rots in den Oceaan te worden uitgebluscht. Nimmer zal dit luchtverschijnsel vergeten worden. Maar de herinnering daarvan gaat met een zonderling mengsel van verwondering en ontzetting gepaard, en toch voelen wij ons onwillekeurig er door aangetrokken.
Aan den tegenovergestelden kant van den gezigteinder verhief zich gelijktijdig, bij een helderen en stillen hemel, eene met een zacht licht blinkende ster. Zij spreidde reeds vroeg hare liefelijke stralen uit en klom langzaam naar het hoogste punt des uitspansels. Maar juist toen zij begon te dalen, werd haar licht hoe langer hoe sterker.
Terwijl de eerste reeds lang van den hemel verdwenen was, boeide deze nog ons oog door haren glans. Lang verwijlde zij aan den horizon en ging eindelijk, omringd door een gloed van goud en purper, statig onder. Het licht dat zij uitschoot is nog niet verbleekt, en zal nimmer tanen. Wij zegenen hare verschijning, want onze geest is daardoor verhelderd en onze kennis veelzijdig opgeklaard.
Napoleon en Alexander von Humboldt werden in 1769 geboren. Wij gedenken het eeuwfeest van hunnen geboortedag. Onze aandoeningen zijn gemengd, wij kunnen ons niet onverdeeld aan lof en bewondering overgeven, wanneer wij beiden met elkander vergelijken, en ons hart de gevoelens uitstort die het vervullen. Waarmede zullen wij beginnen, wanneer zullen wij eindigen? vragen wij ons angstig af, overstelpt door de grootheid en den overvloed der stof die zich aan onze verbeelding opdringt. Napoleon, groot veldveldheer en wetgever, een genie dat de geheimen der staatkunde en der regeerkunst als bij ingeving bevatte en toepaste, die zich als de eerste man der eeuw, aan het hoofd van het beschaafde menschdom geplaatst zag, wiens daden te talrijk waren om hier zelfs alleen te kunnen worden opgenoemd, maar die in de onuitwischbare heugenis van tijdgenooten en nageslacht voortleven. Italië, Egypte, Marengo, Austerlitz, Jena, Wagram, het Consulaat en het Keizerschap, wie vergeet die immer? Maar wie vergeet ook Spanje, Rusland, Leipzig en Waterloo? Hoe snel de ster van zijn geluk rees,