| |
| |
| |
Mengelwerk.
Isabella II,
verdreven koningin van Spanje.
Door C. Hooijer.
De Noord-Amerikaansche gezant aan het Spaansche hof, de heer Gustav Kroener, heeft aan de koningin, bij wie hij de Vereenigde Staten vertegenwoordigde, een slechten dienst gedaan, toen hij de keizerin van Frankrijk met haar vergeleek of tegenover haar stelde. Hij deed dit in zijn bekend werk, Aus Spaniën, bij de beschrijving van het bezoek, dat Eugénie in der tijd aan Isabella heeft gebragt. Men kan niet zeggen, dat de verschijning der keizerin aan het Spaansche hof met groote ingenomenheid voor haar persoon werd te gemoet gezien. Het tegendeel had plaats, en er hadden dan ook nopens haar vroeger levensgedrag kwade geruchten genoeg rondgeloopen onder de excellencias van Madrid. Maar zoodra zij verscheen, waren alle antipathiën verdwenen en in levendige bewondering veranderd. Ook de evengenoemde Noord-Amerikaansche gezant was alles behalve gunstig voor haar gestemd. Hij, de Noord-Amerikaan, die het vermoedelijk doel der komst van de keizerin doorzag, om namelijk meer zamenwerking uit te lokken in de Mexikaansche intrigue, hij, de republikein, die, gelijk hij zelf betuigt, het imperialisme haatte met gloeijenden haat, was buitengemeen tegen de keizerin van Frankrijk ingenomen. Maar zoodra zij in het salon der Fransche ambassade trad, waar alle gezanten haar opwachtten, legde hij de wapenen dadelijk af, en toen hij haar des avonds in haar volle pracht en bekoorlijkheid aan het middagmaal ten hove van naderbij en gedurende een geruimen tijd beschouwen kon, was hij als betooverd. Ook al de daar tegenwoordige dames staarden haar met groote ingenomenheid aan, en de echtgenoot
| |
| |
van een ambassadeur, die naast hem zat, eene vrouw van de reinste zeden, was zoo medegesleept in de algemeene bewondering, dat zij hem toefluisterde met vuur: ‘don't she deserves a throne for her beauty?’
Nu, wie zou het in de hersenen zijn opgekomen, zoo iets van de koningin Isabella te zeggen, tegenover de keizerin gezeten, en nog drie of vier jaren jonger dan zij? Indien al een vleijer van het hof onbeschaamd genoeg ware geweest, iets diergelijks van haar te getuigen, zou hij zich aller bespotting op den hals hebben gehaald.
Eugénie sprak veel. Zij sprak het Fransch met groote vlugheid, het Engelsch als hare moedertaal, en als zij zich van de Spaansche taal bediende, gelijk zij met den koning sprekende meestal deed, dan was zij eene echte Spaansche, die door hare oogen, handen, vingers, door alles de ware beteekenis gaf aan hare geestige gezegden. Ach, hoe week bij haar de koningin in de schaduw, die al zeer weinig wist te spreken. Zij bezit ook niets van de levendigheid en geestigheid die de keizerin ten toon spreidde, maar is een onwetend en slecht opgevoed wezen, een treurig exemplaar van het versleten geslacht der Bourbons!
Na het maal en na de koffij in de kamer des konings werd nog eenmaal cercle gemaakt, en hoe zweefde toen de keizerin tusschen de gasten rond, koutend op vertrouwelijken toon en babbelende op de innemendste wijs. Maar de arme Isabella sleepte zich lomp en plomp van den eenen naar den anderen, en wist niet veel meer te doen, dan te knikken met haar hoofd en zoo vriendelijk toe te lagchen, als zij het geleerd heeft.
Ook het toilet van de keizerin was zoo smaakvol, als nog nooit iemand in Spanje had gezien. Het was haast te koket voor eene keizerin. Zij droeg evenwel een keizerlijken diadeem, maar van bewonderenswaardigen vorm en sierlijkheid, een weinig schuins op hare donkerblonde haren, en de vederen die er boven over heen lagen en de diamanten, die er als waterdruppels afhingen, deden de schoonheid van haar gelaat nog beter uitkomen. De koningin had haar zwaren diadeem op haar hoofd en deze hing diep over haar voorhoofd, even als van de koningen op de speelkaarten is afgebeeld. Zij droeg ook een snoer van paarlen om haar hals, maar het hielp haar niet, al waren sommige van onberekenbare waarde, zoo groot als een duivenei. Zij schitterde, ja, door hare kostbare en ontelbare brillanten, maar al had Eugénie geen enkele dier schoone steenen bezeten, zou zij de koningin toch in al haar praal overschitterd hebben.
En toen de beide vorstinnen afscheid namen, maakte Eugénie haar compliment zooals alleen eene Andalusische, gelijk zij is, maar ook alleen eene Andalusische danseres, met onnavolgbare buigzaamheid en gratie zou kunnen doen. De dikke Isabella zette haar gansche lichaam in beweging en knikte toen nog eenmaal met haar hoofd, evenals men van burgervrouwen ziet.
| |
| |
Uit die vergelijking leeren wij de onbehagelijke koningin van Spanje eenigermate kennen, zooveel haar uiterlijk voorkomen, plompe manieren en geringe geestbeschaving betreft. Zij was toen nog met de majesteit omstraald van haar hoogen rang als magtige koningin van de aloude Spaansche monarchie, maar nu ook dit prestige van haar weggenomen is, wat blijft er thans over van de onbekoorlijke, onontwikkelde - en, helaas, ook onzedelijke en diep gezonken vrouw? Van daar dan ook, dat zelfs zij, die anders gewoon waren de koningin te ontzien, nu laag op haar vallen, en al de schandalen uit hare jeugd en haar huwelijksleven opsommen met de vele onregtvaardigheden en gruwelen, die onder hare regering zijn geschied. Zij wordt thans voor het publiek als aan een schandpaal ten toon gesteld, en in haar is weder het woord vervuld: uwe schaemte sal ontdekt worden, oock sal uwe schande gesien worden.
Maar thans komt het medelijden bij ons boven voor het ongelukkig voorwerp van zooveel smaad. Zij was koningin, en al zoeken wij geen vrijbrief voor hare afdwalingen in haren koninklijken rang, gelooven wij toch, dat zij juist door die hoogheid aan grootere verzoekingen heeft blootgestaan dan lager geplaatste vrouwen. Daarbij heeft zij nooit goed onderwijs genoten, ouderlijke liefde nooit gekend, goeden raad nooit gehoord, goede voorgangers nooit gezien. Zij is verwaarloosd in hare vroegste jeugd en daarna opzettelijk ten kwade geleid en getrokken. Neen, zij mag alleen de schuld van hare verkeerdheid niet dragen. Zij is voorbeschikt en voortgedrongen om te worden, wat zij, helaas, geworden is.
Van het beste zaad komen de schoonste bloemen en van den edelsten boom de fijnste vrucht. Maar zie nu uit welken stam Isabella voortgesproten is. Och, wij weten het allen, wie haar vader Ferdinand VII was; hoe slecht hij regeerde, hoe wreed hij zich wreekte en hoeveel bloeds hij nutteloos vergoot. En de vrouw van dezen koning, à la tête de mulet et au coeur de tigre, was Maria Christina van Napels, verstandiger of listiger, maar in geen enkel opzigt beter dan hij. De dochter van dit verachtelijk paar zou een wonderkind hebben moeten zijn, als zij de kiem tot het goede mede ter wereld had gebragt. Misschien had zij daarom toch tot iets beters kunnen ontwikkeld worden onder wijze leiding, maar die heeft zij nooit gehad. Men weet, dat Isabella reeds op haar derde jaar als erfgename der kroon gehuldigd en als koningin van Spanje uitgeroepen is, maar wat niet iedereen weet is dit, dat de onnatuurlijke moeder geen de minste liefde voor hare dochter koesterde en dat zij aan het kind, voor hetwelk zij den zetel ruimen moest, nooit iets anders als onverschilligheid en afkeer heeft betoond. Het arme meisje werd geheel aan vreemden toevertrouwd en meestal aan zich zelve overgelaten. Het leerde dan ook bijna niets. Driemaal daags werd zij ter kerke gevoerd en het overige van den dag moest zij zich voor den spiegel oefenen in
| |
| |
het geven van kushanden aan het volk. En als de kleine koningin onder dien eentoonigen arbeid haar geduld soms verloor, of in eenig op zigt tegen de onverbiddelijke regels der hofetiquette misdeed, werd zij door hare moeder niet slechts geslagen, maar zoo wreed mishandeld, als geene moeder uit de laagste en ruwste volksklasse haar kind zou kunnen doen.
Toen zij tien jaren had bereikt, werd zij van hare moeder bevrijd. Espartero verjoeg en verving de regentes, en Don Jose de Arguelles werd tot voogd der jonge koningin benoemd. Maar het strekt dien mannen niet tot eer, dat zij in de grenzenlooze verwaarloozing van het ongelukkig kind geene verandering hoegenaamd hebben gebragt. Daarna stonden weder andere veldheeren tegen Espartero op, die zijn regentschap op zijne beurt verloor, vooral door de magt, die Prim in Catalonië ontwikkelde, en nu moest Isabella, meerderjarig verklaard, optreden als koningin. Het arme kind had er geen begrip van, maar de vrouw begon in haar te ontluiken, en geslepen hovelingen hadden opgemerkt, dat zij meermalen met ingenomenheid staarde op het schoon gelaat van een jong officier. Deze officier was Don Francisco Serrano, en hij liet zich gebruiken om de jonge koningin in de liefde te oefenen. Dat zij zich in zijne armen vergat, is ligt te begrijpen, en dat was het begin van de menigvuldige uitspattingen harer liefde tot op den huidigen dag. Hare moeder Christina, die na den val van Espartero in Spanje was teruggekeerd, bevorderde deze afdwalingen van hare dochter. Zij bragt haar uit de armen van den een' in die van den andere en zocht haar zoo af te leiden en te bedwelmen, dat alle staatszaken aan de oude regentes werden overgelaten, die dan nu ook regeerde, als of zij koningin van Spanje was.
Eindelijk huwde Isabella, maar met welken man? Zeker geen man, die haar den minste van hare aanbidders kon doen vergeten. Francisco van Assise zou geen onbehagelijk voorkomen hebben gehad, als er maar eenig teeken van verstandig nadenken, van geest of van kracht in hem ware te ontdekken geweest. Hij is beleefd jegens iedereen, ook jegens zijne vrouw en hare kinderen. Hij verzuimt zijne kerkpligten nooit, maar is voor het overige de onbeduidendste man, die Spanje misschien op zijn groot schiereiland bezit. Men zegt, dat hij wel onderwezen is, maar alles vergeten heeft. Hij is te traag om te denken, en te traag om te schrijven. Hij leest nooit in eenig boek, en het is hem zelfs te veel moeite om een paard te bestijgen. Hij rookt sigaren, dat doet hij, hij rookt onafgebroken den ganschen dag, en zit overigens geduldig en onbewegelijk te hengelen in de koninklijke vijvers.
Onder dat alles was het bijna niet anders mogelijk, dan dat de spruit van Ferdinand en Christina zóó was als zij is, en zoo gebleven is als zij was. Behalve de ongebondenheid van hare zeden heeft zij veel kwaads gesticht, zij heeft gebannen en gedood, 's lands penningen
| |
| |
verkwist of weggeschonken aan den Paus, en haar volk arm en ongelukkig gemaakt; maar wie zal het beslissen of niet een deel, en misschien het grootste deel, van hare schuld op het hoofd van diegenen komt, die haar hebben verwaarloosd en verleid?
Zekere heer Wels, die zich dikwijls in den naasten kring van Isabella bewogen heeft en van haar huiselijk leven de naauwkeurigste mededeelingen ontving, verklaart in het tijdschrift Ueber Land und Meer, dat een groot deel van hare misdaden ter kwader rekening komt van hare generaals, raadgevers en ministers, te beginnen met Espartero en te eindigen met Gonzales Bravo, en van hare verleiders, wier lange rij met Serrano aanvangt en voor het tegenwoordige met Marfiori gesloten is.
Eén trek wil genoemde schrijver in Isabella hebben opgemerkt, die ten minste jegens één persoon van hare blijvende genegenheid getuigt. Die persoon is Serrano, van wien zij het eerst de liefde leerde. Al hadden anderen hem vervangen, bleef zij zijn pad met rozen bestrooijen. Zij bleef hem met al hooger en hooger graden in het leger bevorderen. Zij bewerkte zijn huwelijk met zijne nicht, waardoor hij millionair geworden is. Zij bleef ook het geluk bevorderen van zijne vrienden en van allen, die hem dierbaar waren, en zoo bleef zij doen, onvermoeid en onverdroten, tot dat hij aan de spits van het garnizoen te Cadix riep: weg met de Bourbon!
Wij voegen hier een paar opmerkingen bij, die misschien eenige verklaring leveren kunnen van de gerustheid waarmede zij haar ongebonden leven voortzet. Haar biechtvader, de bisschop Claret, bekleedt in haar tegenwoordigen hofstoet, zonder van haren minnaar, den beruchten Marfiori, te spreken, de eerste plaats. Men zou meenen, dat hem zijne betrekking bij zulk een vrouw nog al zwaar moest vallen, maar daar bespeurt men niets van op zijn altijd vriendelijk en vrolijk gelaat. Hij woont ook met Marfiori onder hetzelfde dak, spreekt hem dagelijks en verkeert met hem op den vertrouwelijksten voet. Het was misschien tot zoen voor hare onverbeterlijkheid, dat zij groote sommen aan den Paus gezonden heeft, die ze bereidwillig heeft aangenomen, ook al wist hij, of kon hij althans gemakkelijk te weten komen, dat zij uit kassen genomen waren, die zij niet berooven mogt. De Paus leeft dan ook met haar, even als haar biechtvader, in den besten vrede en als openbaar bewijs van zijne bijzondere achting en toegenegenheid zond hij haar de gouden roos. - Hierin dan toch heeft de Spaansche koningin gezegepraald over de keizerin van Frankrijk.
|
|