zonen worden tot priesterslaven afgerigt. Geef haar de school, en zij heeft álles.
Maar alleen is zij onmagtig om de school te veroveren.
Zij behoeft bondgenooten.
En zij heeft ze gevonden.
Het protestantsche klerikalisme, met haar één in geest en bedoeling, reikt aan de Ultramontaansche schoolbelagers de hand.
Zamen willen zij de school veroveren, om straks in bloedigen strijd elkander den buit te betwisten.
Een eerzuchtige factie, die van Kamerontbinding leefde, en toen het kiezersvolk haar heerschappij niet begeerde, het volk achter de kiezers tot bondgenoot wilde oproepen - gevallen staatslieden, die het verloren gezag willen herwinnen, zij, eigen verleden vergetend, eigen toekomst verspelend, reiken aan beide klerikale partijen de hand. De school is het loon, waarmeê der klerikalen dienst zal worden vergolden.
Niet van vrijzinnig of behoudend kan er voor den echten Nederlander sprake zijn bij de aanstaande verkiezingen.
Of de vrije Staat zich zal handhaven tegen middeleeuwsche eischen; of de vrije burger straks den nek zal krommen onder het priesterjuk; of de school ontwikkelend dan verdoovend zal werken; of zij zelfstandige, christelijke mannen, dan femelende, huichelende, twistende en ketterjagende partijgangers zal opkweeken - dát is de vraag. Wie haar anders formuleert misleidt de natie.
Hoe zal het Nederlandsche volk deze vraag beantwoorden?
De triomf der nieuwe beginselen is zeker; maar een tijdelijke nederlaag blijft mogelijk.
Het ware een aanmerkelijke schrede achterwaarts; en veel zou het kosten om weêr goed te maken wat op den 8sten Junij bedorven was.
Nederland bespare zich die smart en dien smaad.