Suum cuique.
Taalverrijking.
Een ‘Nieuw Hoogduitsch-Nederduitsch Woordenboek’ heeft men ‘doen vervaardigen.’ Het is ‘vervaardigd naar aanleiding van het geheel uitverkochte Hoogduitsch Woordenboek van Calisch en herzien en verbeterd door H.W. Muller, leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Rotterdam.’
Wij hopen van harte, dat het onderwijs in de Nederlandsche taal aan Rotterdam's Hoogere Burgerschool den heer Muller is toevertrouwd. Onder zijne leiding zal onze moedertaal, wier rijkdom ten spreekwoord is, haar schatten met woekerwinst vermeerderd zien.
In de 8 bladzijden, die ons ter proeve werden aangeboden, vinden wij tal van woorden, die door onze taalkenners met blijde verrassing zullen begroet worden.
Enkele proeven maar;
Ontleeren - ontlegeren - ontlenden - ontligchamen - ontlijmen - ontlooden - ontlommeren - ontlorsen - ontlorven - ontlosselijk - ontluren - ontmergen - ontmodderen - ontmomming - ontmonden - ontmorsen - ontmuilen - ontoefenen - ontoogen (van de oogen berooven) - ontouderen (van de ouders berooven) - ontplukken - ontprating - ontscheppen - ontschepteren - ontschijnen - ontveiligen - ontvoogden - ontvrouwen - ontvullen - ontwilderen - ontzuiveren - onuitbeeldelijk - onuitkomelijk - onuitschrijfelijk - onverbergelijk - onverhuwelijkt - onvermaak - onverwaand - onverzinnelijk - onvlaat enz. enz. enz.
De inrigting van het nieuwe woordenboek voldoet aan alle billijke eischen; men oordeele:
Ontoogen, bw. der Augen berauben. -ordnen, bw. in Unordnung bringen. -ouderen, bw. der Eltern berauben. -pakken, bw. auspacken. -pakking, v. Auspacken, o. -panden, bw. ein Pfand einlösen. -panding, v. Einlösen eines Pfandes. o. -paren, bw. zusammengehörende Sachen von einander trennen. -pekelen. bw. von der Lake befreien, vom Salze befreien, versüssen (vom Meerwasser). -plaasteren. Z. Ontpleisteren. -planten bw. verpflanzen, versetzen. -planting, v. Verpflanzung, Versetzung, v. -plegen, bw. entwöhnen. -pleisteren, bw. das Pflaster abnehmen, vom Pflaster befreien. -pleiten, bw. abplaidiren. -ploffen, ow. puffen, platzen, zünden, exploidiren (in der Chemie) niederschlagen, präzipitiren. -ploffing, v. (in der Chemie) Präzipitation, v. Losknallen, o. Explosion, v. -plonderen, bw. ausplündern, plündern. -plooijen, bw. entfalten, entwickeln, aus einander legen, aus einander breiten. -plooijing, v. Entfaltung, Entwickelung, v. -pluimen, bw. rupfen, der Federn berauben. -pluizen, bw. wegnehmen, durch genaues Nachforschen entdecken. -plukken, bw. abpflücken. -poorteren, bw. des Bürgerrechts berauben. -poortering, v. Beraubung vom Bürgerrechte. -pragchen, bw. abbetteln, erbetteln. -praten, bw. ausreden, abrathen, widerrathen, durch Zureden aus dem Kopfe bringen, von einer Meinung abbringen, umstimmen. -prating, v. Ausreden, Abrathen, Widerrathen, o. -preken, bw.
abrathen. -prikkelen, bw. des Stachels berauben. -purperen, bw. den Purper abnehmen. -raadselen, bw. enträthseln, ein Räthsel auflösen. - raadseling, v. Enträthselung, Auflösung eines Räthsels, v. - raden, -rader, -rading. Z. Afraden enz.
Wie de Hoogduitsche uitdrukking zoekt voor ‘Ontpakken’ of ‘Ontploffing’ zoekt natuurlijk 't eerst op ‘ontoogen.’
Zoo vindt men ‘onverzoend’ en ‘onverzwelgbaar’ terstond onder het hoofd ‘onverzierd.’
De Hoogere Burgerscholen vliegen toch al heel hoog.