| |
| |
| |
Mengelwerk.
Eene eerste liefde. Drama in drie Bedrijven, door J. Hoek.
Personen.
|
Willem van Devenport, negentienjarig jongeling van fatsoenlijken huize; zoon eener weduwe; Aspirant Notaris te Almelo. |
De heer van Devenport, Willems Oom, Oud-Controleur der belastingen, Ridder van den Ned. Leeuw en, als gewezen Majoor bij de Schutterij, versierd met het Metalen kruis en het eereteeken van langdurige Schutterlijke dienst; woont te 's Gravenhage. |
Theodoor Mulder, vriend van Willem; 25 jaar oud, op reis voor zijn vader, aanzienlijk Industrieel te Almelo. |
Vedelaar, tooneelspeler van het rondreizende Tooneelgezelschap van Wassenberg; man van boven de 50 jaar. |
(Een Drama zonder vrouwenrollen, oorspronkelijk bestemd om gespeeld te worden door Rederijkers of liefhebberij-komediespelers. Eenige Heeren, voor wie ik het opstelde en die het ten tooneele voerden, oogstten zooveel bijval in dat ik het in de Tijdspiegel durf plaatsen. Liefst had ik dit anonym gedaan, omdat de vinding van wat men de intrigue zou kunnen noemen niet van mij is. Wie Thackerays Pendennis gelezen heeft zal terstond de bron herkennen waaruit ik putte. Even spoedig zal hij echter zien, dat mijne personen volstrekt niet naar die van dezen eersten Engelschen Romanschrijver gecopieerd werden, al hebben zij hier en daar onwillekeurig een faux air behouden van de meesterlijk geteekende spelers in het kleine drama uit Arthurs jeugd. Ik nam slechts het feit zijner verliefdheid op eene zeer middelmatige actrice, om gelegenheid te hebben, de nog, helaas, te veel toegejuichte wijze van acteeren onzer Hollandsche Tooneellisten te persifleeren, iets, wat ik meende zeer goed te kunnen toevertrouwen aan de Heeren, voor wie ik het stukje schreef. Bij gemis van een medespeler, die het met Willem over de kunst van declameeren eens is, verliest de opvoering zeker het grootste deel van het effect Hij, die als Vedelaar optreedt, moet zelf in den conventioneelen theatertoon spreken, een type zijn van onnatuur en hoogdravende, opgeschroefde declamatie, en zoowel door zijn persoon als door taal en spel belagchelijk maken. wat bij vele van onze Acteurs inderdaad belagchelijk is.
J.H.)
| |
| |
Het stuk speelt in eene der kleine steden van ons vaderland, waar het gezelschap van Wassenberg voorstellingen geeft, in Januari 1868.
Eene kamer op de eerste verdieping in een logement; aan de eene zijde de deur van een slaapkabinetje. Op eene tafel liggen boeken en papieren van Willem, die hier tijdelijk logeert.
| |
Eerste bedrijf.
1ste Tooneel.
(Hij komt op, gaat naar de tafel, neemt een couvert op, haalt een phothografisch portretje er uit en beschouwt het aandachtig.)
Heerlijk! Verrukkelijk! frappant! Ja, dat is ze.... Net zoo keek zij mij aan, toen zij gedaan werd.... Engelachtig gezicht.... Toch nog niet zooals op 't Tooneel.... Die Pose?.... Dat vuur, waarmee ze speelt!.... Neen, dat is niet weer te geven. - Als hij nu maar zijne belofte houdt.... De vent had het zoo druk.... 'k Moet anders zeggen: hij is pront. Hij had 't mij niet eer beloofd. - Heb ik niets op de proef aan te merken?
(Hij houdt het portretje op armslengte van zich af, bekijkt het nauwkeurig, gaat er mee naar 't raam, knikt het weltevreden toe en drukt het met vervoering aan zijn hart.)
Neen, 't is zoo goed, als 't kan. - 'k Zal hem een stuk of wat laten maken.... Hij moet mij de cliché verkoopen of ze vernietigen.... Maar er bestaan al portretten van haar, meer dan een, vertelde haar vader. Hier in de stad heb ik ze niet gezien. Bij ons ook niet....
| |
2de Tooneel.
willem en theodoor.
(Hij doet de deur open en wil binnen komen, maar ziet willem, die met den rug naar hem toe gekeerd staat.)
Pardon, Mijnheer! (Binnensmonds.) Stomme vergissing. (Hij wil teruggaan, doch als willem zich omkeert en zij elkander aanzien vervolgt hij:) Wat deksel, Willem! ben jij daar? - 'k Dacht, dat ik in mijne kamer.... Hoe ben jij hier verzeild? Ben je hier al lang?
(Hij bergt het portret in het couvert en steekt het in zijn borstzak.)
Je ziet, dat ik er ben... Hoe staat het leven? Ben je hier voor zaken? Zeker wel.
Als altijd, natuurlijk! Dan hier, dan daar. Ik dacht, dat gij goed en wel op 't kantoor zat. Wat voer je hier uit? Ook voor je patroon?
Toevallig niet. Och, wat zal ik je zeggen?.... We zijn te goede vrienden, om geheimen te hebben.... 't Komt eerdaags toch uit. Wensch mij geluk, Theodoor! 'k Ben boven de wolken! 'k Ben geengageerd!
| |
| |
Wat blief? Geëngageerd? Gij? Hier? Met wie?
Hadt je er nog niets van gehoord?... Wanneer ben je 't laatst in Almelo geweest?.... Maar dat is waar. Je bent weggegaan, toen zij er pas was. Herinner je dien avond je niet, toen we samen naar de komedie zijn geweest?
Om Emilia Galotti te zien? Toen je zoo verrukt waart over Louise Vedelaar? Toen je niet velen wildet, dat ik lachte om dien troep? Ja.... je bent toch niet...? Neen maar, ze is hier ook!... Ben je haar waarachtig nagereisd?
Ja!... Zij is een Engel! Ik ben met haar verbonden, zij wil de mijne worden!... O, 't is een onuitsprekelijk geluk!... Gij hebt haar zien spelen, maar....
't Is toch niet waar? (met klimmende verbazing) Je bent toch niet in ernst verliefd op dat schepsel? Kerel! Hoe heb ik het met je?... Maar 't is nonsens! 't Is onmogelijk! 't Is....
Wat meer respect, als je blieft, voor het edelste wezen dat ik ken! 't Is niet alleen waar, maar ook.... onverbrekelijk! Voor eeuwig! - Gij kent dat goddelijke gevoel niet. Gij zijt een man van zaken, prozaïsch. Voor eenige weken was ik ook nog net zoo: 'k wist niet wat liefde was.... Wie kan zich ook een denkbeeld vormen van de verrukking, van de zaligheid, die 's menschen borst doorstroomt, die hem overweldigt, die hem buiten zich zelf brengt.... ik weet er geen woorden voor.... als hij gevoelt, dat een edel, een grootsch, een voor al wat schoon is gloeijend vrouwenhart enkel en alleen voor hem klopt! Je moet haar zien, haar hooren als ze van het tooneel af is!...
Mijn God, kerel! 'k geloof, dat je razend bent! Louise Vedelaar een edel, grootsch vrouwenhart? Jij met zoo'n Theaterprinses op den loop?
Niet op den loop! Volstrekt niet! Wij zijn met toestemming van haar vader verloofd. Ze is hier gelogeerd, net als ik; hier achter aan 't eind van den gang. Van avond treedt ze weer als Emilia op. 't Is op mijn verzoek. - Gisteren heeft ze mij tot den gelukkigste aller stervelingen gemaakt.. Kijk, hier heb je hare photographie! (Hij laat hem het portretje zien, dat hij in den zak heeft gestoken.) Niet beelderig? Lijkt het niet frappant? - Zeg eens, dat je ooit onschuldiger, lieftalliger, beminnelijker wezen gezien hebt? Wat een oogopslag! Welk een geest spreekt uit die bezielde blikken!
| |
| |
(Terwijl hij het portret, dat hij vluchtig bekeek, terug geeft.)
'k Zie er niets van. Bespottelijk! Maar dat behoeft ook niet. Ik ken haar gezicht van buiten, al wel voor zes jaar.... Maar 't is ver met u gekomen, man!... Ten minste als 't ernst is; en dat zou ik haast gaan gelooven. Had ik dat gedacht, toen ik u overhaalde om mee te gaan? Heere bewaar ons! Weet je nog wel, dat je volstrekt niet mee wildet? - De antipathie tegen Hollandsche Komedianten is nu zeker uitbundige bewondering geworden? En dat iemand, wien ik zoo dikwijls die snaken hoorde parodieeren! Hoe is 't mogelijk!
Dat was voordat ik haar had zien spelen.
‘Haar’?... Och wat! Ze heeft net zooveel gevoel van hare rol als die stomme tafel daar! Weet je dan niet, dat het alles ingestudeerd, alles gemaakt bij haar is? Alles vooraf geleerd van.... ja, hoe heet hij ook weer?....
Praatjes!... Schei toch uit, als 't u belieft! Gij kent haar niet. Gij waart bevooroordeeld; dat zijt gij nog, dat zie ik wel. Gij moet haar zien, zooals ik haar gezien heb. 't Is verrukkelijk zooals ze speelt.... Nog nooit had ik wezenlijk goed acteeren gezien. 'k Dacht, dat wij er iets van begrepen, dat ik zelf er iets van wist. Onder onze Rederijkers zijn er, die 't onverbeterlijk doen. Maar 't beteekent niets, het haalt niet bij haar verrukkelijk spel. Dat is natuur, dat is de ware, de hoogste kunst. Als zij speelt, vergeet men, dat het kunst is.
'k Zie het wel. 't Is mis met je. Heere mijn tijd! Wie had dat gedacht!
(Hij neemt hoofdschuddende een stoel, zet dien bij de tafel, haalt zijn sigarenkoker uit den zak en steekt eene sigaar op, terwijl Willem spreekt.)
Maar wat praat je toch van ‘mis’? Weet je iets op haar te zeggen? - Ze is Actrice, dat is waar. In onze ellendige maatschappij wordt ze met den nek aangezien. Akelig! De priesters en priesteressen der schoonste kunst, ze zijn paria's, door ieder veracht en geschuwd.... Ellendige boel! 't Is niet anders. In ons land vooral, waar de koopmansgeest alle gevoel voor 't schoone heeft uitgedoofd, loopt de kunst bedelen. Juffrouw Vedelaar zou in Engeland, in Frankrijk, door de heele wereld geëerd en gevierd, ja aangebeden worden....
In Utrecht is ze ook genoeg aangebeden, hoor! Dat verzeker ik je. Eene massa heeren zijn er geweest, die er al hun lieve geldje aan spandeeren wilden. Jaren geleden, toen ik nog student was, maakte ze Furore onder de jongelui. Ze was toen nog maar figurante of zoo iets.... Maar 't was gauw uit. Vader Vedelaar maakte er een eind
| |
| |
aan. 'k Zal 't hem altijd ter eere nageven: hij waakte over haar als een bulhond. We namen hem mee naar de Societeit, lieten hem een vest aan drinken... maar mis! Hij mocht zoo dronken zijn als een kartouw, op dát punt was hij altijd nuchter. Zijne Louise? Neen, daar mocht je alleen maar naar kijken als ze op 't tooneel kwam....
Precies! Laat Vedelaar wezen wie hij wil, hij is een ware vader. Zijn kind is zijn oogappel, zijn een, zijn alles.
‘Kind,’ zeg je? Weet je wel hoe oud dat kind al is? - Laat eens zien. 'k Ben nu drie jaar van de Academie af, neen.... ja, met Juni is 't net drie jaar geweest. In 't voorlaatste winter.... dat is dus haast vijf jaar.... Begrijp je dat? Voor vijf jaar was ze al aardig in de twintig....
Iemand als zij blijft altijd jong. Haar diep gevoel, haar verheven geest verouderen niet. - En wat doet het er toe? Laat ze een jaar of wat ouder zijn, dan ik....
‘Een jaar of tien,’ wil je zeggen. - 'k Ben altijd zeven jaar ouder geweest dan gij; dus ben je nu achttien....
Negentien; verleden week geweest. Maar ik zeg nog eens, wat doet het er toe? Dat zijn dingen, die je niet begrijpt. Gij weet niet wat liefde is. - Het edele schepsel maakte zelf geen geheim van haar leeftijd. Met eene oprechtheid, met eene kieschheid, die hare innerlijke beschaving verried, maakte zij zelve er mij opmerkzaam op. Maar ik zeide, dat dit niets afdeed. Hare meerdere ervaring, hare levenswijsheid zoude mij te stade komen...
Prachtig! Kerel! ik vind u subliem! (hij staat op en loopt de kamer op en neder al sprekende.) Mijn hemel, hoe is 't mogelijk!... - En wat zegt uwe Mama? En Oom in den Haag?... Die vinden het zeker een onuitsprekelijk geluk met de familie Vedelaar in connexie te komen?... Geld? Dat heb je zelf, hé?... Maar toe, wat zeide Mamaatjelief?
Dat kun je wel begrijpen! Die ellendige vooroordeelen, die het lieve mensch nog heeft, maken haar blind voor wezenlijke verdienste....
Heeft ze haar gezien? Is zij met u naar de komedie geweest?
Zeker! zij vond, dat ze ontzaglijk mooi speelde. Louise overtrof dien avond zich zelve. Mama schreide, toen zij in elkander zonk. Gij weet wel, als zij de hand van Odoardo zoekt, om die te kussen....
| |
| |
Den toon, waarop zij de woorden: ‘eene roos, afgebroken eer de storm haar ontbladerde’ uitspreekt.... 't gaat u door merg en been.
Ze schreide zeker ook van plezier, toen je haar verteld hebt, dat die ‘afgebroken roos’ hare schoondochter zou worden? Arme vrouw! En dat met hare ideeën van afkomst en fatsoen!
Bespottelijke idees! Vedelaar is geen haar minder dan wij. Zijn grootvader was Doctor, zijn vader Ontvanger. Hij zelf was voor de rechten bestemd. Eerst als student gevoelde hij roeping voor de kunst....
Ha ha! roeping voor de kunst? Neen die vind ik mooi! 't Is me een kunstenaar! Ik wenschte, dat je indertijd eens met ons op de Societeit waart geweest, als hij daar door ons getracteerd en ridderlijk voor den gek gehouden werd.... De vent.... maar pardon! 't moet je schoonvader worden. Een koopje, waarachtig, een koopje! - En wat zegt Oom? Onze deftige Controleur en Schutter-majoor zal wel verrukt wezen, als hij 't hoort!... Nu, ik wilde er wel eens bij zijn, als gij haar aan uwe familie presenteert. - Je blijft zeker zoo lang hier, als ze nog spelen, hé? Voor de grap ga ik van avond eens kijken. Maar ik moet weg; bonjour! Ik logeer hier op No. 13; 'k geloof hier vlak naast. Adieu!
(af.)
| |
3de Tooneel.
alleen.
Zoo zullen ze allemaal praten. Plat proza. Gevoellooze, materieele menschen! Precies zooals ze mij gezegd heeft. 't Lieve, edelaardige schepsel! Zij wilde hare liefde ten offer brengen, als ik om harentwil moeijelijkheden moest hebben met mijne familie. Wat is ze verstandig! Wat een doorzicht heeft ze! - Maar laat ze hun gang gaan! Ik ben de eerste niet en zal de laatste niet zijn, die een van haar stand, eene ware kunstenares releveert. Ik breng haar op hare rechte plaats in de maatschappij. - Wat zijn tegenover haar en hare kunst het gros der jonge dames? Ze weten alleen te praten over haar toilet en een roman! Een genie tegenover ginnegappende modepoppetjes! Laat ze ook eens probeeren den hartstocht zoo weer te geven, de natuur zoo na te bootsen!... - Maar hoe laat is 't? (hij kijkt op zijn horlogie.) Elf uur? O dan kan ze mij ontvangen (hij gaat in 't kabinetje en komt met den hoed op terug.) Wat zal ze verrast geweest zijn, toen ze mijn cadeautje ontving.... 'k Hoop maar, dat het naar haar zin is. Zij vond hare eigen broches zoo leelijk.... Wat zal 't haar beeldig staan! 't Lieve schepsel!
(Al sprekende af.)
| |
| |
| |
4de Tooneel.
De Heer van devenport en theodoor.
(Er wordt aan de deur getikt. Een oogenblik daarna doet theodoor de deur open en laat den Heer van devennoort binnen.)
Gaat u binnen als je blieft, Mijnheer! Hier is zijne kamer. Zooeven was hij er nog.... Misschien is hij wel in 't kabinetje (hij tikt aan de deur van 't kabinetje, luistert, doet de deur open en kijkt naar binnen.) Neen, hij is hier ook niet. Laat ik dan de honneurs voor hem waarnemen. Neem plaats, als je blieft!
(Hij heeft vluchtig rondgekeken; zet zijn hoed op een stoel, treedt voor den spiegel, strijkt zijn naturelletje glad, trekt zijne boorden op en gaat vervolgens deftig zitten op een der stoelen, die bij de tafel staan.)
'k Ben blij u daar juist ontmoet te hebben, Mijnheer mulder!.... U is bevriend met mijne familie te Almelo, niet waar? Als ik mij niet bedrieg, met mijn neef willem nog al intiem?
'k Heb hem reeds als kind gekend, Mijnheer! Een patente jongen! Een beetje opgewonden; wat dichterlijk, weet u? Maar un coeur d'or!
Een nobele jongen! Dat meende ik ook. - Gij reist voor de zaken van uw Oudeheer? Hoe gaat het Mijnheer Mulder? En uwe familie?
Dank u, Mijnheer! perfect. En met u gaat het ook nog goed?
O ja, zoo redelijk! - 't Is mij aangenaam te hooren, dat het met mijn ouden vriend alles in orde is. Menig genoeglijken avond met uwe familie doorgebracht, als ik bij mijne schoonzuster logeerde. - Heeft u willems vader nog gekend?
Pardon, Mijnheer! dien herinner ik mij niet. Ik was zeker nog te jong....
't Is ook al jaren geleden, dat hij stierf. - willem werd geheel door zijne Mama opgevoed. Eenig zoontje! Verwend kindje!
O maar hij is een juweel van een jongen. Hij is geboren dichter. Allerliefste verzen maakt hij. Gij moet ze hem hooren reciteeren!... Knap is hij ook; hij weet zijn weetje heel goed. Jammer, dat hij niet is gaan studeeren in plaats van mij....
Ge hebt er de studie geheel aan gegeven, niet waar?
| |
| |
Ik? Al lang, Mijnheer! Neen, met boeken moet men mij niet aankomen. Willem zit er altijd in te snuffelen. Al als kind had hij daar liefhebberij in. Ik nooit. De gelukkigste dag van mijn leven was die, waarop ik de studie vaarwel zeide. Neen, rondreizen, de wereld zien, zaken doen, om de dubbeltjes, weet u? dat is mijn fort.
En gedraagt mijn neef zich altijd goed?... Hoe is hij onder jongelui? Hij is nog zoo jong....
Dat is hij, Mijnheer! Maar de soliditeit op een prentje.... nog vreeselijk groen.
‘Groen’? Hoe meen je dat?
Met de vrouwen, meen ik.... u begrijpt mij wel.
En hij is hier om eene Actrice? Zijne Mama schrijft, dat hij met haar is doorgegaan.... Hoe legt gij dit dan uit? Groen?
Ja zoo.... ik dacht wel, dat u 't reeds wist. 'k Meende zelfs, dat uwe komst er mee in verband stond, toen ik u zag.... Wat zal ik zeggen, Mijnheer?... 't Is gedeeltelijk mijne schuld. Ik heb hem met dat schepsel in kennis gebracht. Van 't geheele geval ben ik de aanleidende oorzaak. Zoo gek kan een mensch er inloopen....
Hoe meen je dat? Vertel mij eens! Ge begrijpt wel, dat ik er belang bij heb alles te weten....
Er is ook geen eene reden, Mijnheer! om u niet mee te deelen wat ik er van weet. De zaak is zoo ridicule, omdat willem ze in ernst opneemt! - Hij is er de jongen niet naar om eens eene kleine aardigheid met een Theaterpopje te hebben. - Verbeeld u, een week of wat geleden kwam de troep van Wassenberg bij ons te Almelo. Ze waren er verleden jaar ook geweest en Willem had altijd laag afgegeven op hunne ellendige manier van spelen. Hij is zelf een eerste Piet in 't declameeren en acteert als een geboren komediant. Ik vertelde hem, dat er nieuwe sujetten bijgekomen waren, onder anderen Vedelaar en zijne dochter Louise, een mooi meisje. O, ik had er volstrekt niet aan gedacht, dat hij daarnaar kijken zou! - Enfin, ik haalde hem over om mee te gaan. Zij gaven, nota bene! Emilia Galotti! 't Was curieus, ze het stuk te hooren radbraken. - Ik dacht, dat hij dit verschrikkelijk zou vinden; maar neen, onze Willem was terstond gecharmeerd van Emilia.... hij had geen oog van haar af. Er waren nog meer jongelui; wij spotten een beetje met zijn enthusi-
| |
| |
asme; ja wel, mis! De jongeheer was verliefd, in eens doodelijk verliefd!.... Zoolang ze er geweest zijn sloeg hij geen avond over. Hij bad en smeekte mij, ik zou hem met Vedelaar, Louises vader, in kennis brengen.... Och Mijnheer! ik dacht, dat het passagère zou zijn, dat hij wel terstond renonce zou krijgen, als hij haar maar eens bij daglicht of onder hare karnuiten zag; maar neen! Die Vedelaar is een slimme vos. Hij logeerde heel netjes met zijne dochter apart.... Hij heeft slag van praten; en onze vriend is van warm kokend geworden.... Wat ik ook zeide, hij luisterde naar geen rede meer. - Ik moest weer op reis; eerst gisteravond kwam ik hier; en waarachtig! straks
heeft hij mij verteld, dat hij zich met de lieve Engel geëngageerd heeft....
En wat is ze voor een meisje? Ze is mooi, zeg je....
Mooi?... O ja wel, Mijnheer! Vooral op 't tooneel.... Maar ze is wel tien jaar ouder dan hij. Ze acteert schijnbaar heel goed. - 'k Hou er wel van eens achter de coulisses te kijken, en zoo ben ik toevallig er achter gekomen, waarin 't geheim van haar wezenlijk mooi spelen bestaat. Er is bij den troep een soort van Regisseur, een nietig kereltje met een hoogen rug. Zelf komt hij nooit op de planken; maar de kunst van komedie-spelen verstaat hij zoo goed als de beste. 't Mannetje moet dol verliefd op haar zijn; en nu geeft hij haar les. Hij getroost zich de grootste moeite om haar voor iedere rol, die zij spelen moet, klaar te maken. Van het heele stuk weet ze niets, begrijpt ze niets; want ze is zoo dom als eene koe; hare eigen rol alleen kent ze; en al de poses, die ze moet aannemen, al de mines en gestes, die ze moet maken, waar ze den klemtoon zetten, waar ze lagchen of schreijen moet, dat alles doet hij haar voor, laat hij haar nadoen, met het grootste geduld; eerst als ze geheel afgericht is, mag ze optreden.
En weet willem dat niet?... Is hij dan door zijne verliefdheid stekeblind?
Als een mol, Mijnheer! 'k Heb het hem gezegd; maar dat was niet waar, dat was vooroordeel van mij.... Haar spelen is verrukkelijk, 't is de hoogste kunst.... hij raakt in vuur, als hij begint over haar ‘uniek talent!’
Arme jongen! Eene eerste liefde! Een treurig verschijnsel, eene wezenlijke ziekte bij een jong mensch, zooals hij. - En 't gedrag van het meisje? 't Zal toch zeker hare eerste liefde niet zijn?
'k Weet niet, of ze wel voor veel liefde vatbaar is. Vroeger was zij
| |
| |
bij een anderen troep, en in Utrecht.... ze was toen nog veel jonger.... courtiseerden haar allerlei heeren. Maar haar vader paste op. Hij wil van niets weten, tenzij men haar trouwt. Een van de studenten was een beetje ernstiger aangeschoten, dan de rest. Net als willem leide hij 't met haar aan. Hij kwam op hare kamer; hield het acht dagen vol; en vertelde mij toen, dat zij niet de moeite waard was, om er twee straten voor om te loopen. - Haar vader had eene conversatie in alle eer en deugd toegelaten, in de hoop hem in 't net te krijgen. 't Was echter mis; en zoo gaat het altijd. Mijnheer Vedelaar kan maar niet slagen in zijne speculatie op een schoonzoon. Zijne Louise voldoet bijzonder op 't tooneel, maar op den platten grond beteekent ze niets en is ze zoo koud als ijs. - Die student vertelde mij, dat zij nooit las, schrijft als eene keukenmeid, en geen flauw idee heeft van hare kunst. Barbas, ja, dat wist ze, die was de auteur van Maria Stuart; van Schiller en Göthe vroeg ze, ‘of het óok komedianten waren?’... en zulke staaltjes meer....
'k Moet zeggen: mijn neef valt mij erg tegen. 'k Had gedacht, dat hij de dupe was van eene afgerichte coquette; hij is nog zoo jong! Maar, naar alles wat u mij daar verteld heeft, is 't heel wat anders, eene wezenlijke passie, en het dwaze plan haar te trouwen....
Hij kan dit toch niet doen zonder permissie van zijne Mama, Mijnheer!
Die hem nooit iets weigert! Ik vrees, dat zij zich door hem zal laten overhalen. Hij zal net zoo lang dwingen totdat zij toegeeft, als we hem niet van die gekheid kunnen afbrengen.
't Zal een toer zijn hem er af te krijgen....
Dat vrees ik ook; hoogst moeijelijk! - Hoor eens, Mijnheer Mulder! wil u mij helpen?.... Ik stel vertrouwen in u. U doet mij gedurig denken aan uw Oudeheer, een practisch man.... misschien wat veel behebt met allerlei nieuwe idees. Dat is iets wat ik altijd ernstig betreur.... Maar dat is nu eenmaal niet anders. Ik geloof evenwel, dat hij in dit geval er al net zoo over denken zou als ik.... 'k Ben zeker, dat hij u zeer ongaarne met eene Actrice zag trouwen. Bij zulke dingen houden die hoog geroemde liberale begrippen van gelijkheid en broederschap gewoonlijk op.... Maar laat ik u vertellen. Mijne schoonzuster, Mevrouw van Devenport.... Gij begrijpt, ik spreek nu geheel in vertrouwen en reken op uwe discretie?...
Alles wat u mij mededeelt, Mijnheer! en geheim moet blijven gaat met mij in mijn graf.
| |
| |
Geef mij hierop de hand. Zie zoo! Wij maken eene kleine conspiratie, een of- en defensief verbond. Wij zullen eens zien, of wij die goede, lieve Mevrouw van Devenport niet kunnen vrijwaren voor de harde noodzakelijkheid van eene oude Actrice tot schoondochter te krijgen. Zij schrijft mij een lamentabelen brief over zoontje, die zijne belle is nagereisd. Zij bidt en smeekt mij, hem te gaan opzoeken en te detourneeren van zijn dollemansstreek. 'k Ben dan ook terstond op reis gegaan. Ik verzeker u, dat zegt wat voor een man van mijne gewoonten en relaties, en dat in den winter! Van middag had ik een diner bij den Minister van financiën, morgen avond eene partij aan 't Hof.... U weet toch, dat ik in den Haag woon?
Willem had het mij verteld, Mijnheer!
Mijn vriend van Oorlog had mij tegen Zaturdag op een soupertje gevraagd. 'k Heb nog met hem gediend en was reeds bevriend met hem toen wij nog Luitenants waren. In de campagne van 30 en 31.... maar dat doet niets ter zake. 'k Sta op een zeer goeden voet met alle notabiliteiten in de Residentie en heb mij langzamerhand los gemaakt van alle families, die men in den Haag niet ziet. Ik ken alle voorname leden van de Kamers en met die van de Eerste ben ik geheel en pays de connaissance. U zoudt niet gelooven, hoe ik overal in getrokken en over van alles geraadpleegd word. Onlangs had ik nog een lang discours met een hoog geplaatst persoon over een belangrijk onderwerp. Men vroeg mijne opinie over de uniform van de scherpschutters.... 'k Ben zeker, dat ik geconsulteerd zal worden over wien ze tot Commissaris des Konings in Uwe Provincie zullen benoemen. Ze weten, dat ik er relaties heb en zoo'n beetje op de hoogte ben, wie hier geschikt zou wezen.... Als gewezen Majoor der Schutterij, die in 30 al diende, ken ik iedereen....
't Gaat u net als mij. Als men reist voor zijne zaken komt men overal en heeft men 't heele land door kennissen.
Ja, maar zoo bedoel ik het niet. Kennissen en kennissen is twee, Mijnheer Mulder! - Maar we dwalen af. Revenons à nos moutons. Ik wilde maar zeggen, dat het eene groote opoffering voor mij was, al die invitaties in den steek te laten en op reis te gaan. 'k Ben de toeziende voogd van mijn neef Willem. Op zijn sterfbed beloofde ik mijn broeder voor zijne weduwe en haar kind te zorgen; en ik weet niet beter, of ik heb dezen plicht getrouw vervuld. Dat zal ik blijven doen en daartoe ben ik ook hier.... Nu is eenvoudig de vraag: hoe leggen wij 't aan, om neefje van die dwaze liaison los te maken? Uwe renseignementen zijn goud waard; maar weet je niets van haar
| |
| |
leven hier? En die vader, wat is dat voor een man? Vedelaar noemt u hem, niet waar? Is 't hem om geld te doen?
Altijd argent court, Mijnheer! 't Is een liefhebber van wijntje.... Zijne Louise moet hem dikwijls naar bed helpen, als hij na eene representatie met de maats of elders gesoupeerd heeft. Hij is evenwel van zeer fatsoenlijke afkomst, maar geheel verloopen, altijd vol schulden. De geëerde Mama van Louise was, geloof ik, eene eenvoudige dienstmeid; maar die is al gestorven toen zij nog een kind was.
Als wij dien Vedelaar eens zochten om te koopen?
Dat zal niet gaan, Mijnheer! - De vent is zoo slim als drie anderen. Hij weet zeker wel, dat Willem aardig wat te wachten heeft....
Wisten we maar iets van het meisje. Heeft zij geen antecedenten?
Die heb ik u verteld.....
Konden we hem wijs maken, dat zij eene andere amour heeft, dat zij hem ontrouw is....
'k Ben sints gisteravond pas hier. Ze zijn hier al veertien dagen, en 't zou mij volstrekt geen moeite kosten, alles te weten te komen wat ze hier uitgevoerd heeft. Dat zal niet veel wezen, want, zooals ik u zeide, op het punt van heeren is zij zoo koud als marmer. Ze speculeert met den pipa mee en zal er alleen een nemen, die geld heeft....
Als 't in den Haag was stuurde ik er den Tamboer-Majoor van de Grenadiers op af. Dat ijskoude van die dametjes is meestal niets anders dan.... ‘speculatie,’ zooals ge zegt. 't Rechte van haar gedrag is gewoonlijk een mysterie. Maar heeft u niet gezegd, dat zij schrijft als eene keukenmeid? Zou Willem ook brieven van haar hebben?
Misschien wel.... Hij heeft, zooals ik u verteld heb, 't ijzer gesmeed terwijl 't heet was. Voor zes weken kende hij haar nog niet. Op zijn hoogst zijn ze een veertien dagen van elkander af geweest. Zeker kon hij 't niet langer uithouden, waarom hij haar is nagereisd. In dien tusschentijd kunnen ze elkander geschreven hebben.
Zijn er ook nog andere vrouwelijke wezens bij den troep, die iets beteekenen? Ik ken dien Wassenberg met zijn personeel volstrekt niet.
| |
| |
Er zijn Dames genoeg bij. Meestal oud en getrouwd. Daar heb je de jongste, Mevrouw van Tjalbert....
Ja, daarom vraag ik het niet. 't Is maar om te weten of er ook eene andere is, die hare brieven schrijft; verondersteld, dat ze niet met eene keukenmeidenhand gekrabbeld zijn, dat we eerst dienen te onderzoeken. - Weet je wat je doen moest? Eens zien op te loopen, of er ook 't een of ander gebeurd is, waarvan we partij konden trekken. Waar logeert die Vedelaar?
Hier. In 't zelfde Logement, waar Willem zijn intrek genomen heeft... U zeker ook? 't Is 't beste dat hier is. - Hij zeide, dat ze hier achter zijn, aan 't eind van den gang.
Ik kwam juist uit mijne kamer toen ik u tegenkwam. - 'k Ga er nu eens op uit, om een paar vrienden hier op te zoeken. Misschien verneem ik dan wel iets. Als ik terug kom, zal Willem wel thuis zijn. Waar vind ik u, als ik u spreken wil?
Op No. 13. Of anders in 't Koffijhuis van Peters. Als ik daar niet ben weet Jan het wel. 'k Zal 't hem zeggen, als u dat wil. U vind ik hier, of...?
Op No. 9. Anders op de Societeit op de markt.
Heel goed! Dan neem ik nu afscheid. Adieu Mijnheer! 't Is mij hoogst aangenaam u ontmoet te hebben. Als ik in staat ben, iets voor u of voor Mevrouw van Devenport te doen, ben ik geheel tot uwe dienst.
(hij buigt beleefd en wil heen gaan).
Ik dank u. Ik ga mee, laat ons samen gaan.
(Beide af.)
| |
Tweede bedrijf. 1ste Tooneel.
(Hij komt op, is eenigszins verstoord en zet zijn hoed driftig op een stoel.)
Ellendige bogchel! Altijd komt hij ons storen! Eeuwig repeteeren en nog eens repeteeren! De vent meent misschien, dat zij zonder zijne lessen niet kan. Wat weet hij er van? - 't Lieve schepsel! Hoe kiesch, hoe fijn, dat zij geen les wil nemen als ik er bij ben....
(Hij gaat zitten, neemt uit zijn brieventasch een papier, ontvouwt het en begint te lezen.)
| |
| |
Akelige, lamme regels!.... Wie is ook in staat in schrift te brengen, wat hier brandt en bruist? 'k Heb honderden verzen gemaakt, van alles bezongen; maar dat goddelijke gevoel, dat mij geheel heeft overweldigd..... neen, dat te bezingen gaat boven mijne kracht, dat is onmogelijk!... De taal is te arm voor den rijkdom der gedachten, woorden zijn te koud voor den gloed, dien de liefde ontsteekt. Oneindige liefde is niet saam te vatten in enkele klanken; 't onuitsprekelijke brengt men niet onder woorden.... Liefde is hemelsche muziek, die de fijnste snaren van 't gevoel doet trillen. Ze is 't ruischen van eene aeoolsharp, ze is 't losbarsten van een monsterorchest, ze is.... Onzin, Willem! Al die beelden gaan mank! Nonsens!.... Zoo min als je een prachtig opgaan van de zon op den Rigi met toonen schilderen, of eene Symphonie van Beethoven op doek kunt brengen, even min kun je waarachtige, innige, diep gevoelde liefde in versregels, op de maat of in rijm laten spreken.... (Er wordt aan de deur geklopt.) Binnen!
| |
2de Tooneel.
willem en vedelaar.
(Hij komt op met zekere vrijpostigheid, welke hij onder beleefde buigingen zoekt te verbergen.)
Onderdanige dienaar, Mijnheer! Hoe gaat het u?... 'k Heb u te vergeefs op mijne kamers gezocht.... Mijne dochter zeide, dat gij waarschijnlijk hier waart....
Ga zitten, Mijnheer! Hoe is 't met u?... Mag ik u eene sigaar offreeren?
(hij gaat zitten, neemt eene sigaar uit den hem aangeboden koker en steekt haar aan, al pratende.)
Dank u!.... (Hij rookt.) Geurige sigaar!... Zeker weer aan 't verzenmaken? Heerlijke kunst! Poëzie! Goddelijke verpozing na ernstige bezigheid!... Toen ik nog jong was, heb ik er ook aan gedaan. Erotische poëzie, minnedichten, minneliedjes, minneklachten, minnekout.... Er is een tijd, dat ze u uit de pen vloeijen die liederen der liefde, ‘als alles lacht en alles speelt!’ Vellen vol van de geurigste, keurigste bloemen en juweeltjes. Liefde leert zingen, Mijnheer! 'k Weet er alles van! - Ja waar is die tijd!.... Zou u wel gelooven, Mijnheer! dat ik u benijd? Ja, uit grond van mijn hart benijd?....
Dat ik 't geluk heb de liefde van uwe dochter....
Zeker, zeker, dát ook! Maar neen! Uwe jeugd, uw levenslust,
| |
| |
uwe toekomst, uw alles benijd ik u. - Ach, wat is een man op mijne jaren? Mijnheer! ik vraag u: wat is iemand, die de vijftig achter den rug, die de waarde van den wissel genoten heeft, die meer dan half op is?
Gij vergeet de kunst, Mijnheer! Wie voor haar leeft, leeft werkelijk, leeft altijd! Hij heeft een ideaal, waarvoor hij leeft, een doel, waarnaar hij streeft, eene edele, eene heerlijke levenstaak. De uwe is schoon, Mijnheer! Is er edeler, verhevener roeping, dan die van den kunstenaar, dan mede te werken aan de verlichting en beschaving van zijn tijd, aan de opvoeding der menschheid? Als Acteur is u een deel hiervan toevertrouwd. 't Tooneel is een der beste middelen, om zedelijkheid en deugd te prediken, om gevoel op te wekken voor 't goede, voor 't schoone.... Nu de kerken leeg loopen, moeten de Theaters zich vullen! Daar is de plaats voor de predikers der negentiende eeuw!
Uitstekend! Verrukkelijk! Ik hoor den dichter, ik voel den rhythmus uwer woorden....
Dat is mijne bedoeling niet, Mijnheer! - Ik kan mij niet begrijpen, hoe iemand zooals u - neem mij niet kwalijk, dat ik 't zeg! - aan een tooneel verbonden, waarbij draaglijk goede sujetten zijn.... 'k Spreek natuurlijk niet van uwe dochter, die staat boven allen, die is meesteres in de kunst, de éénige geniale kunstenares van het gezelschap....
Ik dank u, o, ik dank u! Gij spreekt naar mijn hart, gij streelt mijn vaderlijk gevoel! - 'k Erken gaarne, dat ik alleen voor ondergeschikte rollen nog deug. Er was een tijd!.... Maar 'k heb mijn tijd gehad, ik kan niet meer.
Gij kunt nog best. Gij kunt beter zelfs.... Gij moet nog beter kunnen.... Ik begrijp volstrekt niet waarom gij uwe dochter de kunst niet afziet, gij en al de andere heeren en dames van 't gezelschap met u.... 't Is altijd die hoogdravende manier van spreken, dat verwringen van de stem, die onnatuurlijke, galmende uitspraak.... Gij spreekt op 't tooneel zooals niemand spreekt; gij loopt alsof gij bang zijt de beenen te breken, nu eens met bespottelijk lange passen, dan weer houdt gij u in, alsof gij te hard zoudt gaan loopen. Wie doet dat in 't werkelijke leven? 't Is alles gemaaktheid, onnatuur, nonsens! 't Is tegen niemand meer van pas dan tegen onze Acteurs te zeggen: ‘geeft ons natuur en waarheid weer!’
(Hij slaat willem met de vlakke hand op de knie en kijkt hem vriendelijk lagchende aan.)
Gij zijt de man, die ons dat alles leeren moet. Gij zijt geboren
| |
| |
kunstenaar. 't Genie zit er in; maak, dat het voor den dag komt! Als ik u hoor declameeren, zooals op dat avondpartijtje te Almelo, denk ik: zoo moet het wezen! Dat is de ware manier! - Gij moet Acteur worden, beste jongen! Niemand is zoo daarvoor in de wieg gelegd, als gij....
Daar heb ik ook al lang over gedacht. Nu ik 't geluk heb met uwe dochter geëngageerd te zijn, denk ik er sterker over, dan ooit.
Uitstekend! Verrukkelijk! Dat zou heerlijk zijn! 'k Zie u al debuteeren.... als leicester bijvoorbeeld! - Heb je louise al eens voor maria stuart zien spelen?.... Ze doet het niet gaarne. 't Is zoo heel treurig, zegt ze.... 't Gevoelige schepsel! 't Doet haar te veel aan....
Eere op haar hand! Neen, 'k heb het haar wel gevraagd. Zij maakte er zich van af. Ja.... nu herinner ik mij! Zij houdt niet van chose.... hoe heet hij ook weer? van van tjalberd, die voor leicester speelt....
Een bespottelijke schreeuwer! Hemel beware ons! Toen hij de laatste maal leicester was, trapte en schopte hij in de laatste scène, sloeg hij met zoo veel geweld op de coulisses, dat de heele boel ondersteboven ging en naar beneden kwam.... 't Was grotesk, verschrikkelijk, excentriek! We dachten dat de zaal in den brand stond! We kwamen allen tegelijk weer op. Dol! Leicester lag te spartelen onder een scherm, dat boven op hem gevallen was; ridicule, Mijnheer! Compromettant, Mijnheer!.... 't Was goed, dat 't gordijn maar viel. 't Publiek trok lagchende op en wij hebben hem vreeselijk geplaagd.... 't Pedante standje! 't Was goud waard, ha ha!....
'k Heb maria stuart eenmaal gezien.... 't Is jammer, dat we zoo weinig goede acteurs hebben. De actrices zijn in den regel minder slecht.... Maar al wordt maria's rol goed vervuld, de overigen bederven het toch weer! Dat was toen ook 't geval. De leicester was onuitstaanbaar, beneden alle kritiek.... Neen, zooals ik zeide, het tooneel heeft in ons land behoefte aan eene totale hervorming. Kleine, eenvoudige stukken tot oefening eerst. Niet die groote Tragédies. Daar waagt gij u veel te spoedig aan. Begin met tooneelspelen, niet al te lang, vooral niet te hoogdravend. Blijspelen zijn ook goed, mits geen laffe kluchten. De Neven, zulk soort; hier en daar nog wat ingekort, later in zijn geheel. Wij Rederijkers zouden zoo gaarne een goed voorbeeld geven aan de Acteurs van beroep. Maar we zijn dikwijls verlegen om geschikte stukken. Onze schrijvers wagen er zich niet aan; ze willen niet door slechte spelers verknoeid worden; en het geeerde publiek waardeert hen niet, zal hen niet waardeeren, zoolang
| |
| |
het nog behagen heeft in spectakelstukken, die het mooi vindt, als ze maar leven maken, vol horreurs of onmogelijke intrigues....
Ik zeg maar, mijn beste Mijnheer: een vader mag zich gelukkig achten, die u tot schoonzoon krijgt.... Welk eene kennis! Welk een doorzicht!.... Gij spreekt eene taal, deployeert eene levenswijsheid....
O, als je blieft! Gij wilt mij toch niet door uwe vleitaal in de hoogte steken?.... 'k Ben nog jong, 'k ben ijdel; dat weet ik wel. 'k Vind het dolprettig toegejuicht te worden. 'k Ben meer dan eens met onze Rederijkers op 't tooneel geweest voor eene volle zaal; dat is een genot!.... Maar 'k zou mij schamen, ooit op te treden, als 't mij alleen om toejuiching te doen was. 't Is de kunst, de schoone, de verheven kunst van declameeren, waarvoor ik ijver. 't Gaat mij daarom zoo aan 't hart, als ik eene mooije passage uit een vers hoor bederven, eene prachtige scène van een treurspel zie verknoeijen. Dolgaarne zou ik onze tooneelspelers eens eene les willen geven! Dat conventioneele, die heele oude manier, die men met een schimpwoord ‘theatraal’ noemt.... 't moet weg! Gij ook!.... Neem 't mij niet kwalijk!.... Gij zijt veel te theatraal; gij neemt veel te zware rollen.... Daar hadt ge donderdag-avond.... Is dat eene manier van achilles voor te stellen?
Eene moeijelijke rol, mijn vriend! 'k Geef het toe: ze is zwaar! 'k Was er zelf ook tegen.... Maar ze vinden, dat 't nog eene van mijne besten is, zoo niet de allerbeste.... Deed ik het dan zoo verkeerd? 'k Dacht, dat het zoo goed ging....
Och, ik wenschte, dat ik u duidelijk kon maken wat ik bedoel.... Hebt gij er wel eens over nagedacht, dat niemand in de werkelijke wereld zoo spreekt als gij en uwe confraters op 't tooneel? Wie, in 's hemels naam, zal tegen zijn buurman zeggen:
(hij staat op en declameert met veel pathos, al gesticuleerende:)
‘Mijnheer! 'k heb overlast van 't water uit uw goot!
Misschien is 't hout verrot of hapert het aan 't lood....
Gij moet hierin voorzien en 't spoedig laten maken.’
Ha ha! Neen, zóó moet het niet! Ridicule, excentriek! Neen, zóó moet het zeker niet. Wie zou zoo iets eenvoudigs zóó uitgalmen?
Niet waar? 't Is bespottelijk! - De taal moet dienen, om de gedachte uit te drukken; de toon van spreken wijzigt zich van zelf naar de bewegingen van 't gemoed. Probeer het zelf eens!.... Och ja toe, laat mij u eens even aanwijzen wat ik op uw spel heb aan te merken. Reciteer eens, als je blieft, uit de Achilles: ‘Ik kan ook zonder u
| |
| |
wel leven.’.... Hoe begint het ook weer?.... Ja! ‘Ik heb u wederom doen keeren.’ Gij kent 't wel, anders zal ik souffleeren.
Met genoegen!
(hij staat op, neemt eene gemaakt-deftige houding aan en reciteert met eene geheel andere dan zijne eigen natuurlijke stem, op de manier van vele pseudo-tooneelisten.)
‘Ik heb u wederom doen keeren,
Hoe zeer 't u smartte, o schoone vrouw!
Uw vriendelijk gezigt te ontbeeren
Strekt mijner ziel ten bittren rouw.
Ik zag wanneer wij moesten scheijen
Uw minlijke oogen droevig schreijen....’
souffleert:
‘Ik hield mijn smart in’....
‘Ik hield mijn smart in en ontveinsde mijn verdriet.
Met droefheid heb ik u den dwingland weêr gegeven;
Doch ik kan zonder u wel leven,
Maar zonder eer leeft held achilles niet!’
(heeft moeite zijn lagchen in te houden, maar zet een leuk gezicht als hij hem hier in de rede valt.)
Zoudt gij nu waarachtig meenen, dat een werkelijke achilles zoo schreeuwde, zoo'n misbaar maakte? Ik kan mij niet begrijpen, dat gij 't niet gevoelt. Wie zegt ooit van een vrouwelijk wezen op zoo'n toon: (hij tracht hem na te doen.) ‘o schoone vrouw’? of praat op zoo'n manier van zijn ‘bittren rouw’?
Doe gij het eens! Laat mij eens hooren, hoe ik wel moet doen...
Ja, ik geef mij niet uit voor een model. 'k Weet wel, hoe men declameeren moet, maar daarom kan ik het zelf nog niet. De opgeschroefde taal van huydecoper is ook niet gemakkelijk. Vooral dat telkens wederkeerende: ‘maar zonder eer leeft held achilles niet!’ maakt het moeijelijk. 'k Wil 't wel eens probeeren.... Maar daar schiet mij nog iets in, wat ik van u hoorde. Zeg nog eens iets van uwe rol op van den Pelgrim in De profecy der starren. Hier heb ik het, (hij neemt een boek van de tafel en slaat het bedoelde tooneel op.) waar de Abt zegt: ‘Geeft mij de daad.’ Dan begint gij: ‘Ik ben van fier geslacht.’
Wacht! Ja, ik weet het al.
(hij gaat voor willem staan in demoedige houding, het hoofd diep buigende, en declameert weder op galmenden toon:)
‘Ik ben van fier geslacht, en draag een naam,
Reeds op de lippen van den tijd vergrijsd.
| |
| |
(met toenemenden pathos.)
'k Beminde, en 'k werd met wedermin gezegend.
Haar, die ik als geliefde vierde, aanbad ik,
Toen zij mijn gade was. En (of 't geluk
Der aard alleen voor mij geschapen was!)
Toen werd zij moeder, en zij schonk me een zoon.’
| |
3de Tooneel.
De vorigen en theodoor.
(is onder het uitspreken der laatste regels opgekomen. Hij geeft door houding en gebaren zijne spotachtige bewondering te kennen en zegt half luid:)
Prachtig! Subliem!
(vervolgt zonder theodoor te bemerken:)
‘God had mij rijk gemaakt’
(hij ziet om en bemerkt hem.)
Dat zou heerlijk zijn! 'k Wenschte dat het waar was. Hoe vaar je, Mijnheer Vedelaar? Is't soms zoo? Of is 't geweest?
Gekheid! We oefenen ons....
Mijn jeugdige vriend is wel zoo goed, mij les te willen geven. Hoe gaat het u, Mijnheer mulder?... 'k Zag u niet weer na ons vroolijk partijtje te Almelo...
't Gaat mij goed. Mij dunkt 't schikt met u ook nog al. 'k Hoor dat je alle avonden eene mooije recette hebt. En hoe vaart Juffrouw Louise? (hij fluistert hem toe, den rug naar willem gekeerd:) Wie zal 't wezen van de twee? Hij of de ander?
(overluid met verontwaardiging:)
Mijnheer mulder! 'k Verzoek vriendelijk van uwe aardigheden verschoond te blijven!
Wat heeft hij? Hij durft toch niets van uwe dochter zeggen?
Ik zeg niets kwaads van haar. Hoe zou ik kunnen? Een vader en een erkende aanbidder?... 'k Wilde slechts weten, of ik Mijnheer openlijk geluk mocht wenschen met haar engagement.
(met gemaakte waardigheid en op theatralen toon:)
Dat kunt, dat moogt gij, Mijnheer! Als vader stel ik den hoogsten prijs op het geluk van mijn kind; en is het de grootsche bestemming der vrouw, dat zij echtgenoote en moeder wordt.... dan, dan....
| |
| |
Dan ben je blij, dat je een man voor haar in 't vizier hebt?... Precies! - 'k Heb waarachtig haast spijt, dat ik mij niet als mededinger opgeworpen heb.... Weet je nog wel, voor een jaar of zes, zeven, te Utrecht? Dat was een leventje! - Wat was ik toen nog een vlasbaard! Hoe stom heb ik toen mijn kans verkeken! 'k Zag je beminnelijke dochter elken dag; ik kon haar bewonderen op de planken; 'k hield menig praatje met haar achter de coulisses...
'k Weet niet wat je bedoelt met dien sarcastischen toon! Juffrouw vedelaar is geen meisje, waarover ik iemand laat badineeren.... Zelfs u niet!
Bedaar!.... 'k Zeg immers niets in haar nadeel. 'k Verzeker je, 'k heb onder hare bewonderaars behoord.... een van hare aanbidders!... Maar 'k was jong, bedeesd, timide, al te bescheiden.... Er waren er zoo veel, minder groen en beteuterd....
Nog eens! Niet verder! Als wij niet van kind af bevriend geweest waren....
Zou ik het niet wagen, meen je, den lof te bezingen van de uitverkorene uwer ziele? Hoe heb ik het met je? Wat zegt gij, Mijnheer vedelaar! heb ik iets miszegd?
Gij vergeet, jong mensch! dat een voorwerp van oprechte, diep gevoelde en diep gewortelde genegenheid een teeder punt is. Als de snaar der liefde in 's jongelings borst eenmaal aan het trillen is, dan.... dan....
Dan trilt hij onophoudelijk door?
En ieder andere toon, die er niet mede in harmonie is, is een wanklank!...
Prachtig! Subliem! - Wat hebt gij, priesters van de kunst! toch een boel voor boven ons, prozaïsche, alledaagsche menschen!... Och, ik was daar eventjes in 't Beijersche Bierhuis.... Ik moest iemand spreken. Er waren een paar van de Heeren van Wassenberg; maar zij lachten mij uit, toen ik vroeg, of Juffrouw Vedelaar met Mijnheer van Devenport geengageerd was.
(te gelijk)
Wat vertel je daar?
| |
| |
Op mijn woord!... Gij hadt het mij straks zoo stellig verzekerd. Ik dacht, dat het eene publieke zaak was.... En wat misdoe ik nu, als ik het aan haar vader en u zelven vraag? Kan ik het helpen, dat anderen niet goed zijn ingelicht?... - Weet je wat ik deed, Willem! als ik in uw geval was? 'k Haalde haar dadelijk af. 'k Ging met haar wandelen langs 't IJs.... Of, nog beter, ik huurde eene slee en ging met haar arren....
Een mooi iets! Waartoe zou dat dienen? 'k Behoef toch niet met mijn geluk te koop te loopen?
Bravo! Zoo mag ik het hooren! Neen, Mij heer Mulder! echte, zuivere liefde is bescheiden! (theatraal.) Zij is tevreden met de bewustheid van het bezit van het beminde voorwerp. Ware liefde behoeft geen publiek. Zij roept geen getuigen bij het onuitsprekelijke gevoel dat zoo zalig maakt. Gij kent zeker dat gevoel nog niet!... - Maar ik moet weg. (tegen willem.) Hebt gij ook iets aan haar te zeggen?
Ja! Zeg haar, als die verwenschte bogchel weg is, dat ik dadelijk terug kom.
'k Beloof het u! Bonjour, mijn waarde! tot ziens!.... Onderdanige dienaar, Mijnheer Mulder!
Bonjour! Duizend groeten!
(Vedelaar af.)
| |
4de Tooneel.
willem en theodoor.
Een prachtexemplaar van een schoonpipa! - Heb je hem niets gepresenteerd? Altijd op een droogje? Dat zal hem slecht bevallen.
Neen, dat doe ik niet! 'k Wil zien, of ik hem dat drinken niet kan afleeren. 'k Zal het ten minste niet bevorderen. - Maar zeg nu eens... We zijn onder vier oogen.... Wat beduidt het, dat je in mijne tegenwoordigheid en wel met haar vader er bij, zoo over mijn meisje begint te spreken? Je gelooft toch, hoop ik, dat het ernst, volle ernst met mij is?
Ik moest eens zien, of er iets van waar was van 't geen van Tjalberd vertelde en de anderen allemaal bevestigden.
| |
| |
Och, willem! 'k ben zoo bang, dat je de dupe wordt van de intrigues van....
Van dien Vedelaar!... Weet je zeker, dat zij 't oprecht met u meent? Sans badinage, ben je overtuigd van hare wezenlijke liefde voor u?
Als van mijn eigen bestaan. Eer twijfelde ik aan alles, eer.... ja.... eer zou ik gelooven, dat mijne Mama niet meer van mij hield, dan dat mijne goddelijke Louise niet met hart en ziel de mijne is.
Prachtig! 't Is sterk! 'k Moet zeggen, dat ik zoo goed van vertrouwen niet zou zijn. - Ken je hier in de stad Jonkheer de Wolff van Biezendaal? Een Indische Oudgast.... Als je hier nog wat anders deedt, dan aan je verliefdheid denken, moest je hem kennen.
'k Heb zijn naam nooit hooren noemen. Maar wat zou die?
't Is een schatrijke weduwnaar. 'k Had van morgen nog geen tien menschen gesproken of ik hoorde van hem. Natuurlijk, hij is rijk en dus zeer gezien! Van Tjalberd zeide, dat hij, zooals zooveel van die Indische Suikerlords, een papegaai uit een boom geschoten, er den staart afgedraaid en zoo er eene vrouw van gemaakt had, die gelukkig gauw dood ging....
Nu ja, wat beduidt die flauwe aardigheid?
Dat hij eene rijke inlandsche vrouw getrouwd heeft en nu mooi weer speelt hier in Holland van háar geld....
En wat heb ik hiermede te maken?
Maar heb je hem stellig niet gezien? Ook niet gehoord, dat hij 's avonds vast man is in de komedie; achter de coulisses komt; Juffrouw Vedelaar openlijk het hof maakt?...
'k Weet er niet alleen niets van, maar 't kan mij ook niets schelen, niets hoegenaamd. Voor mijn part mag ieder mijne Louise bewonderen, aanbidden, haar zien te naderen.... Sedert ik in 't bezit ben van haar hart, vrees ik voor niemand.
'k Heb 't altijd gezegd: je bent een juweel van een vent! Je kunt
| |
| |
je zelfs geen valschheid voorstellen!... Wist ik maar met meer zekerheid.... Maar toch, waarachtig willem! 'k raad je ten beste. Wees niet al te goed van vertrouwen! Zoo'n rijke Suikerlord.... of neen, dat is hij eigenlijk niet. 't Doet er ook niet toe. Zoo'n Nabob biedt een, twee, drie ton, een half millioen, waar gij met uwe vijftigduizend, of misschien nog met veel minder aankomt...
Alsof geld hier iets afdoet! Jongens, wat zijt gij kooplui toch akelige, prozaïsche menschen! Mijne Louise gelijk te stellen met het gros van jonge dames, wier eerste vraag altijd is: heeft hij geld? hoeveel heeft hij? Neen, je miskent, je beleedigt haar vreeselijk.
Maar haar Papa? Zou die ook zoo poëtisch, zoo belangeloos zijn?... Geld is plat proza, connu; maar eet eens van poëzie!
Hoor eens, Theodoor! als wij goede vrienden willen blijven, praten we dan niet langer hierover. Ik heb mij met haar verbonden uit zuivere, belangelooze liefde. Zij denkt over mij, zooals ik over haar....
Maar dat is waar ook, heb je uw Oom nog niet gesproken? Wat zegt die er wel van?
Mijn Oom? Is die dan hier?
Wel zeker....
(er wordt aan de deur getikt.)
Zag je hem nog niet?
(te gelijk).
Wacht! Daar zul je hem hebben! Als je spreekt van den vent is hij bij of omtrent. Ik groet je. Ik wil je niet storen.
| |
5de Tooneel.
De Vorigen en de Heer van Devenport.
(komt op, deftig, statig, en groet de beide Heeren zeer beleefd, maar eenigszins uit de hoogte.)
Hoe varen de Heeren? Mijnheer Mulder! (na tegen Theodoor even gebogen te hebben, tegen Willèm:) Hoe gaat het, man?
Hé, dag Oom! Is u hier? Hoe is 't met u? Een goed teeken! In dezen tijd op reis!
U neemt mij niet kwalijk, Mijnheer van Devenport! dat ik heen
| |
| |
ga? U jaagt mij niet weg; maar zaken gaan voor. 'k Heb de eer uw dienaar te zijn. Bonjour Willem! Au revoir!
(Af.)
| |
6de Tooneel.
Willem en de Heer van Devenport.
(hij gaat zitten, na Willem de hand gegeven en Theodoor gegroet te hebben.)
't Was een heel ding voor mij, op reis te gaan! Ik hoop dat je er uit ziet, hoeveel belang ik in u stel. Uwe Mama meende, dat je misschien mijn raad en voorlichting kondet noodig hebben.....
'k Vind het allerliefst van u, Oom! - Die goede moeder! Heeft zij u geschreven, dat ik om raad verlegen was?.... Zij zal nu wel weten, dat ik dien niet meer behoef. Van middag krijgt zij mijn brief.... 'k Heb er ook een aan u afgezonden.... die is zeker gekomen na uw vertrek.
En wat is de inhoud?.... 'k Geloof, dat ik het wel raden kan. Je schrijft zeker, dat je uw uitstapje naar hier in een onberaden oogenblik ondernomen hebt en van plan zijt, zoo spoedig mogelijk terug te keeren.....
Volstrekt niet, Oom! Niets onberaden. 'k Heb rijpelijk gewikt en gewogen. 't Is na ernstig met mijn hart en mijn geweten te rade te zijn gegaan, dat ik tot het plan ben gekomen, waarvan ik Mama en u kennis geef.
Zoo!... En dat zeker met de toestemming uwer moeder?... Mijne toestemming hebt gij niet noodig. Ik ben maar uw toeziende voogd. Al heb ik uw Oudeheer op zijn sterfbed beloofd een tweede vader voor u te zijn; mij behoef je niet om permissie te vragen....
Dat doe ik toch wel, Oom! In mijne brieven verzoek ik u beide, mijn geluk niet in den weg te staan....
En wie is degene, die dat geluk u zal aanbrengen?
Juffrouw Vedelaar, mijne Louise!
| |
| |
Toch niet de dochter van dien dronken Vedelaar van den troep van Wassenberg?
't Is der dochter niet te wijten, Oom! dat de vader zich wel eens te buiten gaat.
Wel neen! Ook niet, dat zij het kind is van eene keukenmeid. Toegestemd voor een oogenblik. Ik zal haar ook geen verwijt hiervan maken. Maar 't is eene andere vraag, of zulk een sujet een waardig lid zou zijn voor de familie van Devenport. Noblesse oblige, Mannetje! en fatsoen ook. De van Devenports werden altijd onder de fatsoenlijke, hoogst fatsoenlijke familles geteld. Uw vader was een geacht Notaris. Uw grootvader ook. Onze voorouders hebben altijd tot de regeerende familles behoord....
'k Stel weinig prijs op de eer, af te stammen van mannen, die zich verrijkten ten koste van het volk, het onderdrukten en alle verlichting en beschaving tegen hielden. - De tijden zijn voorbij, Oom! dat men de waarde van iemand afmeet naar de bedenkelijke verdiensten van zijne brutale voorzaten....
Dat wist ik niet. Zoo? In uw oog is misschien de afstammeling van een schoenpoetser of scharenslijper even veel als....
.... Die van een op 't kussen gezeten onderdrukker van zijn volk! Ja, Oom! even veel; meer, veel meer zelfs, als die zoon van een schoenpoetser een edel mensch, een man van talent, een kunstenaar is. Verdienste verheft, de deugd adelt, 't genie maakt groot....
Phrases! Hol klinkende woorden, die je nog van een schrijfvoorbeeld uit je schooltijd onthouden hebt, of die je de een of andere liberaal ingeblazen heeft. Verderflijke denkbeelden van de Negentiende Eeuw. Och, Willem! word toch niet de dupe van die socialistische en communistische begrippen van onze radicalen. Je ziet het immers, dat ze tegenover de oude beproefde denkbeelden van alle bezadigde mannen niets vermogen. Je zult je zelven maar in 't licht staan, als je 't met de zoogenaamde vrijzinnigen houdt.
Ik doe niet aan politiek, Oom! Maar ik vraag ook niet, of mijne denkbeelden van eer en fatsoen, van verdiensten en adeldom van den geest mij in den weg zullen staan of niet. Wij, van het jonge Nederland, willen vooruit. In de eerste plaats in waarachtige verlichting en ware beschaving, in kennis en kunst! Ik ben niet in de wieg gelegd, om de wetenschap te helpen bevorderen. Ook
| |
| |
niet, om als staatsman op te treden. 'k Gevoel roeping voor de kunst! Zij moet mede het hare doen, om het menschdom vooruit te brengen. 't Is hare taak, 't gevoel voor al wat schoon en goed, zedelijk goed is, op te wekken bij het lang, veel te lang onmondig gehouden en in smaak bedorven volk.... Als priester van de kunst, en alle flinke, knappe jongelui met mij, willen wij opkomen tegen de immoraliteit van allen, die invloed kunnen uitoefenen op de natie. 't Opkomende geslacht wil waarheid, eerlijkheid en goede trouw; en als die door mannen van aanzien en macht worden met voeten getreden, willen wij ze in eere herstellen. Van het tooneel willen wij de tribune maken, om zedelijkheid en deugd te prediken. Op de planken willen wij alle onzedelijkheid schandvlekken, de partijzucht in hare ellendigheid ten toon stellen, de huichelarij het masker aflichten, den sectehaat, het bijgeloof, de valsche godsdienstigheid brandmerken met het woord ‘onjuist,’ dat is: leugen, gepréméditeerde leugen en bedrog!....
(hij heeft willem met klimmenden angst aangekeken en nu en dan de handen vol verbazing in de hoogte geheven, als om hem tegen te houden.)
Houd op, houd op! Is dat eene taal? Verschrikkelijk! Verfoeijelijk!.... En dat de zoon van mijn bezadigden broeder! Geen eerbied voor oude beproefde denkbeelden, geen ontzag voor de bestaande machten! Alles omverwerpen, alles vernieuwen, verbeteren naar die afgrijselijke nieuwmodische begrippen!!... Jongetje, jongetje! 't Is ver met je gekomen! Ik beklaag je uit den diepsten grond mijner ziel. Wat moet er van je worden!?
Oom! Ik beklaag ieder, die niet met ons samenstemt en meewerkt.
Waan, waanzin, waanwijsheid, verwaandheid! 'k Weet niet, hoe ik 't noemen moet. Jij, een jong mensch, een opgeschoten knaap, bijna nog een kind, jij ook al besmet met den heilloozen eigenwaan, dat je beter zijt en 't beter weet, dan mannen van ondervinding!... Mijn hemel! Wat zou er van ons worden, waar bleef het onderscheid in standen, de voorrechten van afkomst en adeldom, het prestige van macht en gezag, als aan die dwaze ideeën vrij spel gelaten werd? Waarheid en zedelijkheid voorstaan? Mooije woorden! Neen! Sloopen, afbreken, nivelleeren, alles gelijk maken, niet waar? Dat is de bedoeling, dat willen die revolutionairen, die akelige radicalen! Aanspraken op het gezag van mannen van aanzien en geboorte? Weg er mee! De regeering bij de hooggeplaatsten in den lande? 't Moet alles weg, opdat mannen uit de heffe des volks heerschen en zich verrijken kunnen!
Maar Oom! Ik ben geen revolutionair. Wie praat van revolutie
| |
| |
maken? U is zoo vol van die miserabele kibbelarijen om het gezag, u denkt aan niets dan aan de knoeijerijen van de politiek. Ik praat van geen staatkundige, maar van sociale hervorming, van geestelijke ontwikkeling, van redelijken en zedelijken vooruitgang! Is u ook al van het domme idee, dat alle vrijzinnige, verlichte jonge mannen republikeinen zijn, die 't op de omverwerping....
Wat meer respect als je belieft, jongetje! ‘Domme idees’ is eene qualificatie, die niet te pas komt. Dat is juist de verwaandheid van je soort, de arrogantie van de tegenwoordige jongelui. Zij weten het alleen; zij hebben de wijsheid in pacht; wie niet met hen overeenstemt is dom, is een reactionair, een behoudsman, een oud wijf.... Zeker, onze staatslieden moeten bij de jongeheeren komen; aan de voeten van melkmuilen en vlasbaarden gaan zitten, om hunne wetenschap te leeren, om van hen levenswijsheid, regeerkunst, diplomatie op te doen....
Volstrekt niet, Oom! Onze idees hebben we van mannen met grijze hoofden en tweemaal daags te scheren baarden. Wij zijn de kinderen van onzen tijd, van de Negentiende Eeuw. Ze wordt al mooi oud, maar ze gaat nooit achteruit, ze staat nooit stil, ze gaat altijd vooruit en wij met haar....
Ja, ja! Zulke oude sukkels en dompers als uw Oom, weten er niets van, staan stil, gaan achteruit.... Ach, wat is 't naar! Wat is 't akelig! wat moet er van het dierbare vaderland worden, als 't jongere geslacht zoo voortgaat!.... En die kostelijke idees van vooruitgang wil je op de planken brengen? Met uwe dulcinea achter de voetlichten gaan staan, om te verkondigen: hier, boeren, burgers en buitenlui! hier heb je de ware wijsheid?.... Een van devenport op het tooneel! Een van devenport bij den kermistroep van wassenberg!!
Dat behoeft juist niet, Oom! Als ik Acteur word, ga ik niet bij hen. Mijne louise hoort eigenlijk ook niet bij hen te huis....
‘Mijne louise’? Maar 't is immers niet waar? 't Is immers gekheid, een losse streek van u?.... Kijk, willem! Je hebt door uwe zotte praatjes ons van de zaak afgebracht, waarover ik spreken wilde. Ik meende, dat je, zooals ieder fatsoenlijk jong mensch, dat zijne vleugels begint uit te slaan, ook eens met de maats wildet meedoen, ook eens een amourettetje hebben.... Vroeger dacht ik, dat je hiertoe te poëtisch, te verdiept waart in uwe.... nu ja, in uwe kunstenaars-idees. Waarlijk, 't viel mij mee, toen ik hoorde, dat je hier waart. ‘Zie zoo, dat belooft wat!’ zeide ik tegen mij zelven, toen Mamaatje mij schreef, dat zoontje met een mooi Actricetje was gaan drossen. ‘Hij is dan
| |
| |
toch niet zoo'n fantast, zoo'n idealist of ideoloog als ik giste, maar een jongen van vleesch en bloed, net als wij allen geweest zijn.’.... 'k Ben hierheen gekomen, om u te zeggen: ‘'t Is nu wel, vriendje! gij hebt nu eens een proefje genomen van het jongeheeren-leven, maak het nu niet al te grof; denk aan uwe Mama; zeg het meisje adieu, en ga stilletjes weer naar huis.’ - Neen, val mij niet in de rede.... Uw vriend mulder, dien ik toevallig hier op den trap tegen kwam, heeft mij evenwel anders ingelicht. Hij vertelde, dat ik mij toch vergist had; dat 't niet maar eene kleine échappade was, een liefdesavontuurtje, maar satansche ernst; dat je waarachtig plan hadt zoo'n schepsel te trouwen!
Ja, dat heb ik, Oom! 't Is mij ernst, volle ernst! Daar heeft u juist het onderscheid tusschen mij en de maats van u en uwe jeugd. Voor zulke échappades en gemeene liefdesavontuurtjes, als u bedoelt, bewaren ons die zelfde door u zoo versmade idees! Al wat onzedelijk is, al wat, met een mooi woord, jeugdige amourettes genoemd wordt, maar inderdaad liederlijk, gemeen is, in openbaren strijd met het hoogere, veredelde gevoel van den echten kunstenaar, met de streng zedelijke beginselen van vrijzinnige en rechtschapen jongelui.....
Bedaar! Begin nu niet weer je dolle denkbeelden uit te kramen.... 'k Zie nu duidelijk in, dat ik mij deerlijk in je bedrogen heb. 'k Hoor het zelf. 'k Heb geen vrienden meer noodig, om mij in te lichten....
Als u meende, Oom! dat ik een losbol, een ligtmis, een doordraaijer geworden was, ja dan hebt gij u, Goddank! colossaal in mij vergist!
Neen, gij zijt een brave hendrik, een grandison, he? Met een Theaterprinses 't aan te leggen.... met een lief rotje, dat de dertig friseert en al menige campagne heeft meegemaakt..... met zulk eene cocotte op den loop te gaan, noemt gij fijne zedelijkheid?
Zij is zoo rein als de zon! Voor de onschuld van mijne louise sta ik in!
Ben je gek jongen? (hij staat op, bekijkt willem, die ook opstaat en hem fier aanziet van top tot teen.) Scheelt het je nu in je bovenste verdieping? louise vedelaar, de dochter van dien verloopen komediant, van een vent, die haar sints jaren geëxploiteerd heeft, om geld te slaan, zij rein als de zon? Onschuldig?.... 'k Geloof waarachtig, dat ik naar den Officier moet om de macht u naar Meerenberg te brengen....
| |
| |
Oom! Ik herhaal: louise vedelaar is mijn meisje, zij is zoo rein als de zon! Bij God! Ik duld niet, dat iemand zie zóó veel van haar zegt. Van u zoo min als van een ander, al zijt gij honderd maal mijn Oom!
En wat zoudt gij doen, als ik volhield, dat zij een....
(driftig op hem toeloopende met gebalde vuist.
Spreek niet uit, Oom! of ik bega een ongeluk!
(Uiterst bedaard.)
Ga uw gang, mannetje! Dacht gij, dat ik bang voor u ben? Dacht gij iemand, die den tiendaagschen veldtocht heeft meegemaakt, met dreigen tot zwijgen te brengen? Of meent gij hare eer.... Och, wat is de eer van zoo'n schepsel? Meent gij die te herstellen door mij een pak slaag te geven? misschien wel den ouden man dood te slaan?
Maar u beleedigt mij, u maakt mij razend met uwe lasterlijke beschuldigingen. Louise is een onschuldig, rein, edel, verheven wezen. Zij is mijn een en mijn alles! Ik kan, ik wil niet dulden, dat zij belasterd wordt....
Kom! 't Is nu lang genoeg.... 'k Ben een gek, dat ik mij emporteer.... 'k Zal er last van hebben. Van avond dolle hoofdpijn. Ik zie wel, met redeneeren komen wij er niet. 'k Zou nu van mijn recht als voogd, of als gevolmagtigde van uwe Mama, kunnen gebruik maken en zeggen: je pakt dadelijk in en wij gaan van middag nog naar Almelo; maar dat wil ik niet. Je bent krank, ziek, half zinneloos van dwaze verliefdheid. Eene treurige jeugdige ziekte! Wij moeten u genezen. Oef!.... 'k wenschte, dat uw vriend mulder maar terug was. Wacht! Hij logeert op No. 13. 'k Ga hem opzoeken of een beetje op mijne kamer.... Foei! je hebt mij moei gemaakt. - Maar in allen ernst.... Ben je zoo zeker van uwe.... louise? Ben je werkelijk de éénige, die....
Begin niet op nieuw, Oom! Ik kan mij niet zoo terstond weder bedwingen! Mijn bloed kookt nog! U heeft mij in 't diepst mijner ziel aangerand.... Uwe beleedigende taal kan ik alleen verdragen omdat gij haar niet kent, omdat men u verkeerd heeft ingelicht....
Stellen wij dit dan voor een oogenblik. Juffrouw louise vedelaar van den kermistroep van wassenberg is de onschuld in persoon. Zij verdient de eer Mevrouw van devenport te worden.... Neen, 't is eene eer voor ons, dat zij zoo genadig wil zijn tot onze famille te behooren. Enfin! We zullen zien. - Je gaat zeker uit?.... Ik logeer
| |
| |
op No. 9. Wij zien elkaar van daag wel weder. Ik dineer aan de table-d'hôte hier. Gij ook?
Neen Oom! ik eet met haar....
Magnifique! Op hare kamer?.... Dan weet ik, waar ik je vinden kan. Adieu!
(Af.)
| |
7de Tooneel.
alleen.
Ellendige oude zondaar!.... Ja, als ik dat was, wat gij en uws gelijken in uwe jeugd geweest zijt! Als ik mij ophield met ligtekooijen en 't uitvaagsel van 't vrouwelijke geslacht, zoudt gij mijne jeugdige uitspattingen goedkeuren, toejuichen zelfs, mits ik met u instemde en het Dagblad las, mits ik levenswijsheid putte uit de staatkunde en het zedelijk wetboek van pruiken en hovelingen. Wat weten zulke vereerders van het gezag, zulke aanbidders van 't gouden kalf en vleijers van Ministers van ware zedelijkheid? Wat weten ze van de vrije kunst, van 't licht der wetenschap?.... 't Reine genot van oprechte belangelooze liefde? ze zijn er onvatbaar voor! Neen, louise! wat wij gevoelen, wat onze reine harten verheft boven 't lage peil hunner domme zelfzucht, is te fijn, te edel, te grootsch voor mannen zooals hij!.... En de laster zou ons vaneen scheiden, den band verbreken, die voor eeuwig ons verbindt?.... Omdat ze geen begrip, geen besef hebben van onschuld, niet gelooven aan vrouwelijke deugd, niet weten wat de ware eer der vrouw is, daarom wordt gij....? Neen, mijn Engel! Neen! Al kwamen alle ooms, al kwam mijne moeder, al kwam de heele wereld, de liefde van u en van mij is tegen iederen aanval bestand. Meer dan ooit gevoel ik het, sterk ben ik, sterk zal ik zijn in de bewustheid van uwe en mijne onschuld, sterk, omdat de heiligste liefde ons vereent.... Laat ze razen; laat ze doen wat ze willen; laten ze mij onterven, uitstooten, ik blijf u trouw! Ja, ik kom tot u, 'k vind bij u vergoeding voor al den smaad en al den hoon, die mij om uwentwil kan worden aangedaan.
(Hij neemt al sprekende zijn hoed en verlaat het tooneel.)
| |
Derde bedrijf.
1ste Tooneel.
Er wordt aan de deur getikt.
(hij komt op, niet geheel nuchter; ziet rond, kijkt in 't kabinetje en blijft vervolgens midden in de kamer staan.)
Is hij hier niet?.... Waar zou hij wezen?.... louise was alleen.... Maar 't is misschien beter, dat ik hem niet spreek.... Arme jongen! (hij schudt bedenkelijk het hoofd.) 't Was zoo echt meenens.... Heb
| |
| |
je ooit van je leven zoo'n liefde gezien? Zoo'n passie, zoo'n dwepen met eene teerbeminde? - Wat zal hij woedend, razend wezen als hij 't merkt.... Is 't ook te grof?.... Zou hij zich ook.... (hij maakt het gebaar van iemand die zich de keel afsnijdt.) He?.... zou hij daar de jongen voor zijn?.... 'k Geloof 't niet. Hij is zoo braaf! Negentien jaar, zegge ne-gen-tien, en dan nog zoo onschuldig als een pas geboren kind! En dat in onzen tijd!.... Hoe is 't mogelijk! Zoo'n Almelo moet een paradijs zijn, als 't jonge volkje daar zoo blijven kan.... Maar die ander? Hij komt daar ook vandaan. Een slimme klant! Een koopman, een reiziger, hm!.... 'k Ben ook niet dom. We zullen zien, vriend mulder!.... Gij moest nog eerst met zijne familie spreken.... Een suikeroompje uit den Haag is overgekomen om neefje te halen.... Zou hij dokken willen?.... Sakkerloot vedelaar, oude jongen! 'k geloof dat je je zaakjes eens kostelijk hebt behandeld. Laat eens kijken. Mijne ergste beeren dadelijk afbetaald; dat is nommer een. En dan? Een Jonkheer tot schoonzoon, die mijne stoutste verwachting overtreft. Die vlasbaard van een willem was goed, zoo lang ik geen betere had.... 't Is aardig! Twintig maal had ik beet; twintig maal meende ik, dat ik er een aan 't lijntje had, en telkens was 't fut, daar gaat ie!.... Maar deze twee? De jongeheer devenport was verliefd op 't eerste gezicht; hij slikte pardoes haak en alles in; hij zit nog zoo vast aan 't snoer alsof hij er nooit weer af moest. Arme jongen, 't zal hem zeer doen.... De Jonkheer was voorzichtiger. Maar ik heb hem! Neen Mijnheer de wolff van biezendaal! 'k laat u niet weer los! En mijne louise ook niet! 'k Beloof het u; gij zit aan 't haakje, man! we palmen u netjes in!.... Uw dierbare persoon?.... Nu ja! Dien neemt ze op den koop toe. Ze wordt mevrouw
de wolff, Mevrouw van biezendaal! Onderdanige dienaar! (hij neemt den hoed af en salueert er mede.) Maar wat het mooiste is?.... (hij doet alsof hij geld telt.) Die ton of wat, die echt Oost-Indische duiten!.... Puh, dat zal een leventje wezen!.... ‘Waar is vedelaar?’.... ‘Mijnheer vedelaar’, als 't u belieft. ‘Mijnheer logeert op de villa van Mevrouw zijne dochter te Arnhem; 'k zag hem gisteren nog in haar rijtuig’.... Adieu wassenberg! Adieu tjalberd en consorten! Vermaakt het geëerde publiek met uwe tooneelkunsten! Ik groet je! (hij wuift met den hoed,) Ik rook mijne sigaar, ik drink mijne fijne flesch op de villa van mijne dochter! Jenever? Bah! Liqueur de canaille!.... En ik zou dien willem, dien goeden, braven jongen kiezen boven dat fijne leventje met Mijnheer en Mevrouw de wolff?.... Neen, neen, ik maak hem los van 't haakje en geef hem zijne vrijheid weer!.... Maar daarom moet ik hem zoeken.... 'k Moet hem een klein, klein beetje voorbereiden. 'k Houd niets van standjes, niets van theatrale scènes.... alleen op de planken, maar niet in mijn kwartier. (Er wordt aan de deur geklopt.) Binnen!
| |
| |
| |
2de Tooneel.
vedelaar en theodoor.
Zoo oude jongen! Ben jij hier? Waar is devenport? Is hij niet thuis?
'k Zocht hem hier. Maar hij was er niet. Ook niet achter....
Hij heeft toch nog niets van van biezendaal ontdekt?
'k Weet het niet, 'k geloof het niet. Maar ik moet weg. 't Blijft bij de afspraak, niet waar? Als Oompje over den duim komen wil, zal hij van ons geen last meer hebben.
Ja, 'k heb u 't geld beloofd; dat zult gij hebben. Maar zorg nu ook, dat willem er niet bij is, als van biezendaal komt. Laat hem eerst met uwe dochter alles heel klaar hebben, dan stuur ik devenport naar achteren.
Afgesproken! Adieu! Tot ziens.
(Af.)
| |
3de Tooneel.
alleen.
Waar vind ik nu dien prachtigen Oom? Op zijne kamer was hij niet.... Misschien wel met neefje uit.... Arme, dwaze jongen! Heer in den Haag! 't Idee, om op zoo'n antiquiteit verliefd te worden!.... Mijn deftige vriend van de Ministers zal tevreden zijn over mijne ‘renseignementen’. Onbetaalbare oude snaak met zijn pays de connaissance en zijne intimiteit met hoog geplaatste personages!.... Maar ik sta hier te soezen, ik moet hem vinden.
(hij gaat heen, ontmoet den Heer van devenport even buiten de kamer en komt met hem terug.)
| |
4de Tooneel.
theodoor en de Heer van devenport.
Laat ons binnen gaan, hier in willems kamer. Hij is er niet. 'k Heb een zak vol nieuws! We zijn er uit, Mijnheer! Glad uit!
Ik heb niet veel opgedaan. Hebt gij wat goeds? Foei, ik ben nog niet weer bekomen.... Die malle jongen heeft mij geheel uit mijn centrum gebracht. Willen we ook liever naar mijne kamer gaan?
Neen, neen, Mijnheer! Dat is maar tijdverlies. Gaat u zitten. Alles is in vollen gang. 't Gaat boven verwachting! 'k Weet nu zeker, dat die oude vedelaar twee pezen op zijn boog heeft. Onze
| |
| |
willem is het lokkebrood, of.... hoe zal ik zeggen? Zijn quasi engagement is niets anders dan om den Jonkheer lekker te maken....
Dien de wolff van.... ja, hoe heet hij ook weer?
.... van biezendaal, ja wel. Gij weet het dus ook?
O ja! C'est le sécrèt de Polichinel.
Des te beter. Ik weet zeker, dat die oude weduwnaar geheime bijeenkomsten heeft met louise; hij is zoo gek op haar als een rad en wil per force met haar trouwen. Vedelaar houdt willem nog maar aan 't lijntje totdat hij zeker is van den ander. louise aarzelt nog, maar zal zich misschien door 't geld laten verblinden.... Maar ik heb nog iets. Willem heeft wel degelijk brieven van haar. En wie denkt u, dat ze voor haar geschreven heeft?
Ja, hoe kan ik dat weten?
Neen, dat is waar ook. U kent dien troep niet.... Niemand anders dan Mevrouw van tjalberd, een zot, coquet wijf. O 't is curieus! louise, vertelde ik u, schrijft als eene keukenmeid. Kijk, hier heb ik twee autographen van haar (hij haalt een paar, op slecht papier geschreven, knoeirig toegevouwen briefjes voor den dag en rijkt hem die over.) U moet weten, Mevrouw van tjalberd en zij waren vriendinnen als olifanten. Zij zijn totaal gebrouilleerd om dien zelfden ouden Nabob, die het vroeger wel met haar wist. Eine schlüpfriche Geschichte! De Jonkheer heeft haar laten zitten om louise....
En nu heeft zij het geheim der correspondentie aan u verraden? Zeker niet uit afkeer van u.... (hij bekijkt de brieven en leest ze.)
Magnifique stukken! Hoe is 't mogelijk, dat mijn neef dupe werd van zulk een onbeschaafd schepsel! (hij leest:) ‘kom van afend, 'k mot je spreken als dat i weer geschreven heit en een antwoorbreef verzoek’....
Ja, de ander is nog mooijer. Hoor maar! (hij leest:) ‘hij zanikt weer om een breef en nouw mot jij hum wat langer schrieven van emillea kalottie dat i zoo mooi zeg dat ik vertoon’....
Overheerlijke documenten! 'k Verwacht evenwel meer effect van Mijnheer de wolffs concurrentie, dan van deze authentieke stukken.... Konden we willem eens een tête-à-tête laten afluisteren of bijwonen; konden we hem het lieve paartje laten betrappen....
| |
| |
Dat was mijn plan ook. En weet u, wat ik nu gedaan heb? Ik weet niet, of 't réusseeren zal, maar ik heb Mevrouw van tjalberd een brief laten schrijven aan Mijnheer de wolff alsof hij van louise komt, waarin zij hem heden vóór 't eten bij zich noodigt. Over een minuut of wat moet hij komen....
Maar dat is gevaarlijk! Hij zal willem bij haar vinden....
Ja, daar heeft het slimme wijf ook op gerekend, en ik heb haar in dat idee gelaten. Zij wilde de beide vrijers bij elkander brengen, opdat de een door den ander afgeschrikt werd, om de zaak verder te pousseeren. Bij slot van rekening zou louise dan geen van beide krijgen.... O 't is zoo'n ondeugende intrigante!.... Maar weet u, wat ik nu gedaan heb? 'k Heb vedelaar gewaarschuwd en gezegd, dat, als hij Mijnheer de wolff van biezendaal tot schoonzoon wil hebben.... U begrijpt wel, dat ik hem eerst ingelicht heb omtrent u en den tegenstand, dien hij van willems familie zou ondervinden?.... Hij is slim genoeg, om te bedenken, dat een onmondige zoon toch vooreerst niet met zijne dochter trouwen kan, als zijne mama of voogd neen zegt.... Dat begreep hij heel goed. Maar ik ben nog verder gegaan. 'k Ben zoo vrij geweest, hem een klein fortuintje te beloven, als hij ons hielp; hij zit erg in de beeren.... U begrijpt mij wel. Een beetje geld zal 't moeten kosten....
Magnifique! U is een man, die mij bevalt. Ik honoreer al uwe afspraken en beloften.... Als je dien dwazen jongen maar helpt overtuigen, dat hij zich allerdolst heeft laten beet nemen....
Dat volgt van zelf. Vedelaar zal willem wegtroonen, en hier naar zijn of uwe kamer brengen. Wij wachten hem op en houden hem aan de praat.... De rest begrijpt u wel.
Excellent! Magnifique! Zonder verdere vermoeijenis! Ons diner....
De heele zaak kan afgeloopen zijn voordat wij gaan dineeren. U eet zeker hier? Ik ook!.... Uitmuntende table-d'hôte voor zoo'n binnenstad!
Al besteld. Natuurlijk.... Willem dineerde ‘bij haar’, zeide hij!
Dat zal wel misloopen. Maar dat is niets. Dan nemen we hem tusschen ons in, om hem te troosten. Hij zal wel vreeselijk kwaad zijn! De arme Jongen, met zijne idees van waarheid, oprechtheid en goede trouw, zoo schandelijk dupe gemaakt te worden....
| |
| |
Allergekste idees heeft hij. Onpractisch, nog volstrekt niet geschikt om in de wereld op te treden. Een volslagen dweper. 't Is niet om aan te hooren voor een man van ondervinding....
Sjuut! Daar komen ze, geloof ik, aan.... Ik meende dat ik ze hoorde....
Is 't dan al tijd voor dien de wolff?
Neen! vedelaar heeft willem van louise gehaald....
| |
5de Tooneel.
De vorigen, willem en vedelaar.
(terwijl willem en vedelaar opkomen, spreken theodoor en de Heer van devenport met elkander alsof zij zeer verdiept zijn in hun gesprek:)
't Zijn zeker allerliefste partijen, zulke dinertjes en soupertjes bij de Heeren Ministers?
Allercharmantst! Daar in den Haag weten we te leven, Mijnheer! 'k Ben desolaat, dat ik zooveel verzuim....
Oom! 'k heb de eer u Mijnheer vedelaar te presenteeren, een van de Heeren tooneelisten van het Gezelschap van den Heer wassenberg. Mijnheer vedelaar! mijn Oom, Mijnheer van devenport.
(hij buigt eerbiedig voor den Heer van devenport, die is opgestaan.)
Onderdanige dienaar, Mijnheer devenport! Hoe vaart u?
't Is mij aangenaam uwe kennis te maken. Dank u. Ook wel?
Bonjour theodoor! wat brengt gij voor nieuws?
Niet veel bijzonders. Zaken gedaan. Er is niet veel aan de hand. Slappe tijd...
Gaat zitten, Mijne Heeren!
(allen zetten zich neder.)
Mijnheer devenport! U is toch geen familie van de beroemde Gebroeders davenport, de groote spiritisten?
Vraag excuus, Mijnheer! Dat is geen familie van mij; mijn naam is ván devenport....
| |
| |
Ha ha! 't Idee! Dat heb je mij ook eens gevraagd. Dacht je, dat wij aan spiritisme deden?
Dat is geen zaak om mee te badineeren, mijn waarde Neef!
Och kom, Oom! Gelooft u aan die gekheid nog? Weet u dan niet, dat een Duitscher.... Hartmann of Hansmann.... 'k ben zijn naam vergeten, een Instrumentmaker, hunne goocheltoeren allen heeft nagedaan?
Mijnheer uw Oom heeft gelijk, willem! Dat is geen zaak, om mee te spotten. Als iemand daaraan wel gelooft, is hij in zijn recht. 't Is nooit liberaal een ander om zijne gevoelens uit te lagchen.
Neen, men moet eerbied hebben voor iemands gevoelens, he? Ook voor het grofste bijgeloof....
Onze jeugdige vriend, Mijnheer ván devenport! heeft zeker nog nooit den invloed ondervonden.... den indruk, dien een opgeroepen geest op iemand maken kan. Ik wel, Mijne Heeren! Ik heb den geest van mijn Vader.... Br!.... 'k Word nog koud als ik er aan denk!... De man zeide mij ongezouten de waarheid.
'k Weet het bij ondervinding, Mijnheer! We hebben in den Haag seances genoeg gehad. Als ik mij dat herinner krijg ik nog kippevel....
't Is dan toch wel waar, Oom! dat de levenden zich niet door die opgeroepen dooden laten bekeeren.... Ze schermen over de al of niet onsterflijkheid van de ziel. Welnu! Die geesten hebben het pleit beslist.... Maar heeft het wat geholpen? Zijn degenen, die door die teruggeroepen geesten werden gewaarschuwd, beter er door geworden? In den Haag, waar ze 't meest aan die fraaijigheid gedaan hebben.... hoe is 't daar met de publieke moraliteit? Kan u merken, Oom! dat 't er sedert Christelijker toegaat?
Je hebt je carrière gemankeerd, willem! je hadt Dominé moeten worden.
Dank vriendelijk! Men kan wel het goede voorstaan, al is men geen Predikant. Ik wil het tooneel maken tot een preekstoel. Van achter de voetlichten willen we....
| |
| |
En de Acteurs maken tot brave jongens, tot voorbeelden van zedelijkheid en deugd?
'k Moet zeggen, mijn neef is een ware enthusiast. 'k Verwacht alles van zijne grootsche plannen tot verbetering der wereld. Hij heeft gelijk! Men praat over verlichting, men schermt met allerlei nieuwe idees. 't Oude geloof moet opgeruimd, 't gezag van vroegere waarheden op zij gezet worden.... Men twist en schrijft, men slaat elkaar met brochures en courant-artikelen dood... Hij zal 't anders aanvatten. Hij wil wat doen, niet waar?
Zeker, Oom! Wat ik als goed voorsta, wil ik van het tooneel den volke verkondigen en zoo de kunst dienstbaar maken aan de veredeling der maatschappij. Maar wat ik anderen voorpredik, wil ik natuurlijk zelf in practijk brengen.... U zegt, dat ik wat ‘doen’ wil? Weet u wat wij zullen doen, ik en mijne geestverwanten met mij? Te velde trekken tegen al wat laag en gemeen is, en door ons voorbeeld toonen, dat wij levenslustige, vroolijke jongelui kunnen zijn zonder gehuichelde vroomheid, maar ook zonder zoogenoemde jeugdige échappades....
We gaan een heerlijken tijd te gemoet, als 't jonge Nederland ons, oude paaijen, maar eerst vervangen zal hebben....
Oom! Ik geloof aan de toekomst, aan den vooruitgang, aan toenemen in waarachtige humaniteit. Ik wil mijn best doen, om zelf wat te worden, om zoo anderen voor te lichten en voor te gaan....
'k Hoor mijn jeugdigen vriend zoo gaarne uitweiden over zijne grootsche idees. Het spijt mij, dat ik niet langer luisteren kan; maar ik moet mij verontschuldigen; ik moet weg.
Maar Willem! je presenteert ons ook niets. Behoort dat ook tot je verbeteringsplannen, dat je je gasten op een droogje laat zitten?
Neen, Oom! Mag ik u iets presenteeren?.... Mijnheer Vedelaar! Wat wil je gebruiken? We zijn in een logement. 'k Zal bellen....
Neen, dank u. Ik moet wezenlijk weg.... Mijnheer van devenport! 'k Heb de eer u mijn compliment te maken. 't Is mij lief uwe kennis gemaakt te hebben. 'k Recommandeer me wel.
| |
| |
Insgelijks Mijnheer Vedelaar! 't Is mij aangenaam u gezien te hebben.
(zij buigen voor elkander; Vedelaar steekt de hand uit, doch deze wordt niet aangenomen; hij groet vluchtig de beide andere Heeren en vertrekt.)
| |
6de Tooneel.
De Heer van devenport, willem en theodoor.
Schoonpapa is bijzonder nuchter van morgen....
O, ik krijg hem er wel van af! Laat ik maar eens eerst wezenlijk zijn schoonzoon zijn!..
(hij is weder gaan zitten en heeft de briefjes van Louise voor den dag gehaald.)
Wij willen nu al die diepzinnige questies eens daarlaten. 'k Heb mij eens geïnformeerd op uw meisje, willem!.... 'k Vrees, beste jongen! dat je nog wel een beetje de hulp van uw ouden Oom of van bezadigde mannen noodig hebt. We moeten zien, dat we u uit een warnet verlossen, waarin je door je goed vertrouwen geraakt zijt.... Neen, laat mij uitspreken! Je hebt zeker wel eens brieven van uwe belle gekregen? Je kent haar schrift?
Natuurlijk, Oom! Ik kan ze u niet laten zien. Maar die brieven alleen zijn in staat, al den laster te weerleggen.... 'k Ben zeker, dat u haar zoudt lief krijgen, als u ze gelezen had.
(hij reikt hem een der briefjes over.)
Is dit van hare hand?
(na het aangeboden schrift nagezien te hebben, met verontwaardiging:)
Hou je me voor den gek, Oom? Dat kattebel, dat knoeischrift zou van mijn Louise zijn?
Bedaar! Kijk eerst eens goed! Lees eerst eens!... Je zult toch wel overtuigd zijn, dat ik als man van eer in deze met u handel? (terwijl willem leest.) 'k Verzeker u op mijn woord, dat ‘Uwe Louise’ en niemand anders....
't Is een leugen! Een vervloekte leugen! Een domme, gemeene streek, om mij tegen haar in te nemen....
Wees voorzichtig, willem! Gebruik je verstand, man! Als je
| |
| |
nog eenig vertrouwen in mij stelt, dan verzeker ik je ook, dat zij werkelijk deze prachtige stukken heeft gecomponeerd en met eigen hand op schrift gebracht....
Onmogelijk! Hoe kom je er aan? Aan wie zouden die nesten wezen? (hij kijkt op 't adres en leest:) ‘aan willemien van tjalberd’.... Zit die er mee onder? Dat satansche wijf!....
Mevrouw van tjalberd en niemand anders is de schrijfster.... niet van deze fraaije stukken, maar van de brieven die jij hebt. Zal ik u eens vertellen wat er alzoo in staat? Of laat ik je nu nog beter overtuigen. Hier (hij geeft hem eenige bladen geschreven schrift, die willem gretig aanneemt en bekijkt.) heb je haar rol in de Emilia Galotti, die zij voor zich afgeschreven heeft.... Geloof mij! De zaak is dood eenvoudig. Louise kan niet schrijven. In die kattebelletjes zie je zelf, dat zij ‘ willemien’ verzoekt 't voor haar te doen, als je ‘zanikt’ om eenig schrift.
Maar hoe weet je dat? Hoe kom je er aan?.... 't Is om dol te worden.... Je begrijpt toch wel, dat dit eene vreeselijke beschuldiging is?
Volkomen! 'k Heb 't een en ander van Mevrouw van tjalberd zelve.... Waarachtig, kerel! je bent de dupe van eene ellendige intrigue. Op mijn woord, je bent veel te goed, om door dat komediantenvolk meegenomen te worden. Ik kan nog meer zeggen....
Maar 't is niet waar. 't Kan niet waar zijn! - Mijne Louise! 't Lieve, eenvoudige, argelooze schepsel!.... Zoo geestrijk, kunstenares, geboren kunstenares! Haar heerlijk spel!... Ik kan, ik wil 't niet gelooven l.... 't Is onmogelijk!
Ook niet als ik je zeg.... neen, bewijs, dat zij op dit oogenblik alleen met Jonkheer de wolff van biezendaal op hare kamer is? Ook niet, als ik je verzeker, dat zij hem reeds het jawoord gegeven...
Kerel! Je maakt mij razend! 't Is alles opgestemd, afgesproken met mijn vaderlijken Oom daar! Eene gemeene, lage streek....
Uw vaderlijke Oom heeft stilletjes op zijne kamer zitten uitrusten en is toen een paar goede vrienden in de stad gaan opzoeken. Maar ga zelf kijken. Geef uw vriend mulder een démenti... Ziedaar! als je uwe teergeliefde alleen vindt, of als zij voor uwe oogen schrijft, zooals de brieven, die je van haar hebt, breng haar dan hier!....
| |
| |
(Is opgestaan terwijl de heer van devenport spreekt, heeft buiten de kamer geluisterd, komt terug en zegt met den vinger op den mond:)
Willem! Sluip stilletjes naar achteren. Als de deur op slot is, forceer je de vesting en kijk goed toe!
(Willem haastig af.)
| |
7de Tooneel.
theodoor en de Heer van devenport.
Maar ze zal hem niet verstoppen! Voor mijn rekening!... - 'k Had dien Biezendaal al voorbij hooren stappen.... 'k Heb evenwel diep medelijden met uw neef, Mijnheer! Zag u wel, dat die brieven hem toch niet bevielen? Hij was, dunkt mij, al wat minder zeker van zijne zaak....
| |
8ste Tooneel.
De vorigen en vedelaar.
(Loopt zonder plichtpleging naar Theodoor, terwijl hij achterom naar de deur ziet, of hij ook vervolgd wordt. Dit herhaalt hij gedurig en heeft, vooral in 't begin, iets gejaagds over zich.)
Ze zijn met elkander slaags!... Ik stond te luisteren... Gij moet mij helpen, hoor!... Hij zal razend wezen!... Neem mij niet kwalijk, Mijnheer Devenport! (Hij buigt zeer beleefd.) Ik heb de eer u te salueeren!... (Tegen theodoor.) Maar ik kon waarachtig niet anders.... Mijne dochter wil nu eenmaal liever dien Jonkheer! Ik kan haar toch niet dwingen.... En was uw neef nog niet wat heel jong, Mijnheer Devenport? Louise is... maar dat doet niets tot de zaak. Dames willen niet, dat men haar ouderdom kent. Ze zijn altijd van onzekeren leeftijd....
U behoeft geen excuses te maken, Mijnheer! Ik stel mij geheel in uw geval. Ik préféreerde ook ver dien weduwnaar.... De famille van mijn neef vindt wel degelijk, dat hij nog veel te jong is, om aan trouwen te denken. Hare toestemming kreeg hij nooit....
Wat ik je gezegd heb van die zaak, oude jongen! Je weet wel? Heb je de briefjes bij je? Geef ze mij! Ik zal 't wel in orde brengen.
Ach, Mijne Heeren! 'k Hoop niet, dat gij aan iets illoyaals bij mij denkt! Op mijn woord niet!... Een vader van eene volwassen dochter.... van eene mooije, geniale dochter, heeft het zoo moeijelijk...
| |
| |
We zijn ‘priesters van de kunst’, zooals uw neef en vriend altijd zegt; (hij kijkt schuw naar de deur.) Maar er is geen ondankbaarder metier, dan dat van Acteur of Actrice. Te weinig om van te leven, te veel om te sterven! En dan een kind, een bekoorlijk, lief kind! Gij kent al die zorgen niet!... 'k Zag haar zoo gaarne gelukkig getrouwd!... (hij vervolgt op zijn gewonen toon van spreken, terwijl hij theodoor eenige papieren geeft:) Als gij deze zaakjes voor mij in orde wilt brengen.... 'k Zal u eene promesse geven.
Is volstrekt niet noodig! Als je in uwe rijke dagen komt.... als schoonpipa van Mijnheer de Wolff van Biezendaal bij voorbeeld....
Neem mij dan niet kwalijk, dat ik heenga. (hij kijkt weder schuw naar de deur.) 'k Ben zoo bang als een wezel, dat hij terug komt.... Als hij mij vond.... 'k Kan u niet zeggen, hoe dankbaar ik u ben. Wat zaligheid, als ik eenmaal mijne schuld kan afdoen met het geld mijner Louise! Zeg aan uw principaal, dat ik mij als eerlijk man trouw zal kwijten van mijne dure verplichting. Ik reken het eene eereschuld!... Gij zult zien!... En nu, bonjour, Mijnheer Mulder! Dag Mijnheer Devenport!... Ik kan toch niet laten aan de beroemde Gebroeders Spiritisten te denken.... Nogmaals hoogst gelukkig uwe kennis gemaakt te hebben.
(Af.)
| |
9de Tooneel.
De Heer van devenport en Theodoor.
't Is al net zoo'n schoelje als allen van zijne soort.
Toch niet Mijnheer! Hij is veel minder, dan onze tegenwoordige Acteurs. Ik ken genoeg confraters van hem, die zich ver boven hem gevoelen en niets, hoegenaamd niets met hem te maken willen hebben. Hij is van fatsoenlijker afkomst dan de meesten; alleen door zijn slecht gedrag is hij tot die laagte gezonken. Waarlijk, zulke sujetten als hij, van deftige familie, zijn wel een bewijs, dat men dezelfde ondeugden vindt onder het hooge als onder het lage gemeen.
Mijnheer! Permitteer me! Dat is eene qualificatie, die ik niet toelaat. Gemeen is gemeen....
We willen hierover niet twisten, Mijnheer! 't Was volstrekt mijne bedoeling niet u te kwetsen.... Maar 't duurt daar achter langer dan ik dacht.... Pas op! Daar komt bij aan....
| |
| |
| |
10de Tooneel.
De vorigen en willem.
(komt op met weifelende schreden, verwarde haren en al het voorkomen van wanhoop.)
't Is waar! O God, 't is waar!.... Bedrogen.... Schandelijk, laaghartig bedrogen!....
(hij valt op een stoel, bedekt het gezicht met beide handen, 't hoofd voorover gebogen, en barst in snikken en tranen los.)
(wenkt theodoor, dat hij stil moet blijven. Beide zien willem met deernis aan en laten hem een oogenblik aan zich zelven over.)
Ik kan mij begrijpen, beste jongen!.... Gij moet hevig geschokt....
springt op.
Zwijg!.... Ik een ‘beste jongen’? Ik ‘geschokt’?.... 'k Ben.... Och, laat mij razen, laat mij 't uitschreeuwen! Wie is in staat te gevoelen wat ik gevoel?.... O valsch, valsch, valsch schepsel!.... Ik had haar zoo lief.... Ik vertrouwde.... Neen, 't is niet waar, 't kan niet waar zijn! Mijne louise eene valsche slang? Zij?.... 't Is onmogelijk! Dien Jonkheer zou zij kiezen boven mij? Dien ellendeling, dien verdoemden, uitgemergelden, ouden gek boven mij? Neen, neen! Zij zal tot bezinning komen.... Zij zal inzien, dat zij het oprechtste, eerlijkste hart heeft weg geworpen voor een nieteling, een aterling, een gek! louise!.... Neen, neen!.... Ze is valsch, valsch, valsch! Die brieven, o die brieven!....
Maar wees man, willem! Wees blij, dat gij er af zijt. Wezenlijk, ze is uwer niet waard....
Ze was in mijn oog een Engel! Een Engel van onschuld en reinheid! Hoe kon ze anders zoo spelen?.... O, ik zie haar als emilia; ik zie haar.... God God! 't Is verschrikkelijk! Geveinsd, gehuicheld, gelogen, alles valsch, valsch!....
Maar beste willem! Bedaar nu toch....
Weg! Laat mij met rust, laat mij alleen! Gaat heen! Gij huichelt ook! Gij zijt allen net zoo valsch als zij! Gij lacht mij uit! Gij spot met mijne smart. O, dat ik dat moet beleven! Louise! Mijne louise!.... Ik hield zoo oneindig veel van haar!.... Zij was mijne eerste liefde! Nooit, neen nooit had ik dat gevoel gekend!.... 'k Had anderen gezien..... gemeend, dat ze mij bevielen; maar neen! Eerst toen ik haar zag, haar hoorde.... toen eerst gevoelde ik wat liefde
| |
| |
is.... Met al den gloed, met al de kracht van het zuiverste, heiligste gevoel hechtte zich mijne ziel aan haar vast! Zalig gevoelde ik mij, zalig! Uit millioenen had ik haar gevonden, uit millioenen was zij mijn!.... mijn, ja, mijn!.... Zij beminde mij weer; zij leefde alleen voor mij.... 't Is weg, alles weg, gehuicheld, gelogen, alles valsch, valsch!.... O rampzalige!....
't Is een harde les, jongen!.... We kennen dat. We hebben dat ook doorgestaan. Je bent de eerste niet en zult de laatste niet zijn. Vrouwenliefde? vrouwendeugd? (hij schudt bedenkelijk het hoofd.)
Och zwijg!.... je mengt bitteren alsem in den vergiftigden beker!.... ‘Vrouwendeugd?’ Ja, 'k heb aan haar geloofd! 'k Heb gewaand, dat het hart eener vrouw rein, belangeloos, van zuivere liefde kon gloeijen. Maar neen! De vrouw is valsch!
En omdat ééne u bedroog, zoudt gij aan allen gaan twijfelen? Hoe kun je toch meenen, dat zoo'n oud schepsel, dat zoo lang in de onreinste atmosfeer geademd heeft, zelve rein....
Dat begrijpt gij niet, hé? Dat is boven uw brein! Dat was het juist, wat mij in haar zoo bekoorde. 't Was de kunst, die haar beveiligde. 't Genie, dat ontoegankelijk maakt voor den verpestenden adem der onzedelijkheid.... O bittere, bittere teleurstelling! 'k Zie het nu!.... 'k Ben bedrogen.... Vernis was het, valsch, alles valsch, opgeplakt,.... klatergoud!....
Wel ja! Precies: ‘klatergoud!’.... Zij heeft geen genie. Dat schepsel? Ze is zelfs geen kunstenares. Alleen door 't bedrieglijke glas uwer liefde gezien beteekende ze wat.... Kom, wees een man, luister naar ons! Ga met uw Oom mee en vertel aan Mama, dat gij de wereld eens een beetje van nabij bekeken hebt. Een losse inval....
Miserabel denkbeeld! Ik dát aan mijne moeder vertellen?.... Ik haar voorliegen en bekennen, dat ik met onzedelijke bedoelingen...? Ik?... Die gloeide voor al wat goed en schoon is?... 'k Veracht mij zelven schier, dat ik mij zoo misleiden liet. Ik, die geen argwaan kende, het slachtoffer van de lompste berekening, de dupe van de laagste geldzucht!....
Precies! Die van biezendaal is een rechte wolf.... hij ontsteelt je.... waarempel geen lammetje. Neen, hij heeft hooger bod gedaan! Laat hem den koop! 'k Verzeker je, dat hij bekocht is.
| |
| |
Wees dankbaar, Willem! dat je niet meer leergeld hebt moeten geven en er zoo afkomt! Leer meteen van een ouden bewonderaar van het schoone geslacht, van een ervaren célibatair..... je hebt het voor niemendal! Leer van mij, dat er geen dwazer leidsvrouw is, dan 't gevoel. Liefde is een heel aardig uitspanningje, un passe-temps pour la jeunesse; maar ze moet geen levensquestie worden....
Nooit!.... Neen Oom! dat leer ik nooit!.... Och kwel mij niet met uwe verfoeijelijke theorie van levenswijsheid! Ontneem mij 't geloof niet aan mij zelven, aan de deugd, aan mijn ideaal, aan 's menschen grootsche bestemming.... 'k Heb gefaald! 'k Ben jammerlijk bedrogen! 'k Had mij alles voorgesteld van 't geluk, met haar verbonden, mij te kunnen toewijden aan ons beider vorming voor hooger.... om ook 't mijne toe te brengen aan de veredeling der maatschappij, aan de bevordering der ware humaniteit.....
En gij zijt ontnuchterd! Gij ziet nu aan de werkelijkheid, dat droomen droomen zijn....
Mijn eerste droom van liefde, ja! 'k Ben op de vreeselijkste manier wakker geschud! 't Is eene verschrikkelijke, eene grievende teleurstelling!.. Ik kan ter nauwernood gelooven dat het waar is.... O 't is afgrijselijk! Dien gek, dien gemeenen, zedeloozen geldwolf, dien ellendigen Jonkheer aan het hart mijner Louise! Zij, met die zelfde oogen, waarin ik vroeger mijn hemel zag.... zij mij lagchende toewenkende, dat zij zijne bruid is, dat zij.... God, hoe is 't mogelijk! Ik kan 't mij niet voorstellen nog....
Gemakkelijk genoeg! Mijnheer de Wolff bood zoo veel meer en Mijnheer Willem van Devenport kreeg zijn congé. De eenvoudigste zaak van de wereld.... Kom, laat ons aan tafel gaan en eene fijne flesch.....
Gij zijt ongevoelig, Oom! Ontzaglijk ongevoelig! Gij hebt nooit reine, ware liefde gekend; gij kunt u niet verplaatsen in mijn toestand.... Gij en uws gelijke.... die alleen weet van vulgaire liefde en lage driften.... gij zoudt mij aan de menschheid kunnen doen twijfelen....
Stil! Word nu niet bitter!...
Neen, laat hem! 'k Mag dat wel eens hooren.... Hij zal wel anders worden. Als hij wat ouder wordt, zal 't er wel afgaan....
| |
| |
Nooit! 'k Hoop nooit zoo oud te worden, dat ik niet meer aan mij zelven, niet meer aan 't eeuwig ware en goede zou gelooven.... 'k Heb nu eene harde les geleerd.... 'k ben gevoelig wakker geschud!.... Gij zegt, Theodoor! ‘wees man!’.... Goed, ik zal man zijn! 'k Wil winst doen met mijn duur gekochte ondervinding. Daar! (hij verscheurt de brieven van louise, die hij uit zijn borstzak haalt.) 'k Verbreek de laatste banden, die mij hechten aan het wezen, dat ik lief had. (hij zoekt in zijn zak, haalt louise's portret te voorschijn en bekijkt het.) Valsch schepsel! Alles huichelarij, alles gelogen! Die sprekende, groote oogen, dat betooverende lachje, valsch, alles valsch! Weg, Slang! weg!! (hij verscheurt het portret.) Weg, arglistig, uitgerekend schepsel! Zoo werp ik u en alles van u verre van mij!!! Maar, wat gij niet uitwisschen, wat gij niet uitdooven kunt, wat ik bewaren, koesteren, aankweeken wil, 't is de kunst, 't is de poëzie van 't leven, 't is 't streven naar hooger doel, 't is 't leven voor mijn ideaal!... Gij zult het zien, Oom! Deze mijn diepe val zal mijne opstanding, mijn grievende vernedering mijne verhooging zijn! Een jong mensch kan misleid, bedrogen, op 't hart getrapt worden; als een grootsch idee dat hart vervult, als de dorst naar vrijheid, naar 't vrij worden van den geest, de dorst naar 't ideale hem voortdrijft op de baan van waarachtigen vooruitgang, als 't Excelsior zijne keus en zijne leus is, dan gaat hij niet onder, al werpt wat dan ook hem neer! Je zult het zien, Theodoor! hoe ik mij wijd aan de kunst, hoe ik worstelen en strijden wil voor de goede zaak der menschheid, voor de humaniteit! Je bent jong, net als ik! Je moet hetzelfde levensdoel, hetzelfde ideaal hebben, dat ieder niet
geheel geesteloos jong mensch voor oogen staat. Laat de mannen van gisteren 't oog op 't verleden richten, en van verouderde begrippen en vormen heil verwachten. Wij vestigen den blik op de toekomst, wij strijden voor alles wat waar, schoon is en goed.
Prachtig! Ik strijd mee.... voor de zaken van den Oudeheer! Maar nu aan tafel! Want ik heb een honger als een paard.
Wij zullen de jeugd laten dwepen. Wij houden vast aan 't oude, aan 't geen wij hebben, en vergenoegen ons met een schildpadsoepje en wat côte-rôtie!
('t Gordijn valt.)
|
|