drecht van het jaar 1574, al schreef men haar niet, als die van Embden en van Dordrecht van het jaar 1578, als kerkordeningen, waaraan gezag moest toegekend worden, vóór de handelingen b.v. van eene provinciale synode of in eenig afzonderlijk boekje ten behoeve eener gemeente - ik spreek er ook niet van of het, nu aan provinciale kerkordeningen eene plaats niet ontzegd werd, niet wenschelijk geweest ware, dat ook voor eene enkele gemeente-kerkordening eene plaats ware ingeruimd; maar ik denk aan de ‘Acta Synodi tot Harderwijk’ (1580). Ik geloof niet, dat men de handelingen dier kerkvergadering als kerkordening mag aanmerken. Oordeelt men er anders over, dat men het dan ook doe de ‘Acta Synody binnen Arnhem’ (20 en 21 Augustus 1579), het ‘Extract uyt den Acten des Synodi gehalten zu Arnhem’ (11-14 Nov. 1579), de ‘Acta Provincialis Synodi, gehalden binnen Zutphen’ (19 en 20 Jan. 1580), om te zwijgen van de handelingen der provinciale vergaderingen, die op die van Harderwijk volgden en die vooral niet minder kerkordenends dan deze hadden. Mijns inziens heeft de hoogleeraar Roijaards, van de provinciale kerkordeningen sprekende (Hedendaagsch kerkregt b.d. Hervormden in Nederland, D. I, bladz. 56 vlg.), teregt van die van Harderwijk gezwegen. Week de heer Hooijer hierin, welligt ter wille der volledigheid, van hem af, men kan er daarom vrede meê hebben, omdat men er eene inleiding aan verschuldigd is, die voor de kennis der oudste kerkelijke toestanden in Gelderland van groot belang te achten is. Wat de andere vraag aangaat, het blijkt dat de heer Hooijer het zijne gedaan heeft om zich van den besten tekst der verschillende kerkordeningen te verzekeren. Toch is er twijfel
bij mij gerezen, of hem dat geheel gelukt zij. Die van de acta der Harderwijksche synode, zooals hij vóór mij ligt, geeft bij dien, welken hij deed drukken, niet weinige varianten. Als proeve schrijf ik een klein gedeelte van den eerstgenoemden af:
Acta Synodi Provincialis tho Harderwijck wetlick in den naeme des Heeren vergaedert Anno 80 den 31 May nae den middach hora prima aengefangen und den... Junij geendet.
Nhae aenruffungh des naemens Gottes sindt verkoeren tot einen Praesidem Otto Heteren, tho einen Assessorem Jacobus Waedeus end Scribam, Johannes Ceporinus.
1. Irstlich verordnet, dat die jenige, welche den articulis Dordracensibus noch niet onderschreven, onderschrieven sollen, soo wall die Eltisten end Diaconen als dienare des woortz.
2. Demnach mangell is gewesen an enderhaltungh des sesten artyckels des Zutphanischen synodi, als nemlich dat die Vaederen daer sij te huys sijn behoeren selver bey den dieneren om den doop ihrer kinder an tho halden end gegewortich daer bij toe staen, ist van den broederen beloefft worden, sij wollen dat beste daer in doen.
3. Es ist D. Wezekio auffgeleght, etliche exemplaria von der bekandtnis des gelaubens der niderlendischen kirchen op des Synodi oncosten te bestellen, om dat die selve van allen kirchendienaeren gelesen end darnach, vermoegh des eersten artyculs des dordracen. Synodi, in loco de doctrina, onderschriven werden moege.
4. Soll die kirch tho Nymegen ein gemein Synodall boeck laeten maecken,