De Tijdspiegel. Jaargang 22
(1865)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Staatkunde en geschiedenis.De eerste spoorweg op Java en een onbezweken strijder.T.J. Stieltjes. Gegevens omtrent de zaak der spoorwegen op Java. Zesde en laatste aflevering. Adres over eene te houden enquête, ingediend aan de Tweede Kamer den 18den Julij 1865, naar aanleiding van verkeerde voorstellingen. 's Gravenhage, Gebr. van Langenhuysen. 1865.Ga naar voetnoot(*)Bijna geen strijd is zoo ontmoedigend als de strijd van een' denker, die zijn volk vooruit is. Nergens bijna is zulk een strijd zoo ondankbaar als in het trage, langzame Nederland, waar de slenderzucht baren troon heeft opgeslagen, en waar een man van genie minder invloed heeft dan iemand, die veel belasting betaalt. Weinigen hebben het ondankbare van de volharding tegen dwaalbegrippen in ruimer mate ondervonden dan de kampvechter, wiens jongste adres aan de Tweede Kamer aan het hoofd van dit opstel werd genoemd. Maar na elke teleurstelling hernieuwde hij den aanval, het bekende woord indachtig: Frappez fort, frappez juste et surtout - frappez souvent.’ Toen in 1848 de fransche omwenteling ook in ons land de dommelende gemoederen wakker schudde, vereenigden zich zeven en veertig officieren te Breda om onder meer andere verbeteringen ook het formulier van den eed (‘trouw aan den Koning’) in overeenstemming te zien gebragt met de nieuwe grondwet. Zij meenden, dat het beginsel van volkssouvereiniteit onloochenbaar in onze wetten was nedergelegd, al durfde ook later (1864) haar ontwerper Thorbecke tot de Kamer zeggen: ‘Wijs mij één artikel, waarin het woord is te vinden’ (Zie ‘de Gids,’ 1865, Januarij.) Zij hadden nooit in de geschiedenis gelezen van een volk, dat verdreven werd door zijn' vorst, maar des te meer van een' vorst, die verdreven was geworden door zijn volk. Zij waanden met hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gros bon sens, dat de oppermagt berust bij hen, die verdrijven, maar niet bij hem, die verdreven kan worden. Zij waren daarom toch niet vijandig jegens Oranje. Zij koesterden jegens ons koningshuis die gevoelens van trouw, waarop zoo menig ridder in de middeneeuwen rekende, als hij stervende een ouden dienaar zijn' zoon aanbeval: ‘Bewaak mijn kind, gelijk gij mij bewaakt hebt.’ En de dienaar deed het. Zoo ook hadden de Oranje-telgen hun leven gelaten op de slagvelden der vrijheid, in het vertrouwen, dat hunne nakomelingen veilig waren onder de hoede van het nederlandsche volk. En zij waren veilig. Zie, zulk een band is sterker dan al die zinledige bewering van ‘goddelijk regt.’ Maar om zulk een' band niet te doen verslappen en ontknoopen, is de vorst verpligt zich te onderwerpen aan de wet. Zoo ontvangt de dankbaarheid van ons volk telkens nieuw voedsel in de zelfverloochening van onzen koning. Door prinsen te doen gelooven aan hunne goddelijke regten, ontneemt men hun het beste wat zij hebben: behoefte aan zelfbedwang en gevoel van verantwoordelijkheid. Men zet de deur open voor Caligula's, Heliogabalussen, Napoleon's, Bismarck's en dergelijke. Zoo begreep het ook de jeugdige luitenant Stieltjes. Nadat zijne 47 wapenbroeders in 1848 op wijziging van het verouderde eedsformulier hadden aangedrongen, toen de zaak zelve niet onmiddellijk aan de orde was, verzocht hij hetzelfde aan de Tweede Kamer in Maart 1849, toen de zaak door het overlijden van Willem II dadelijk belang had. Zoo lang hieromtrent geene beslissing werd genomen, maakte hij bezwaar den ouden eed nog eens te zweren. Maar gemoedsbezwaren schijnen in NederlandGa naar voetnoot(*) in strijd met de krijgstucht. Het antwoord van den minister Voet luidde: ‘Zweren of demissie’Ga naar voetnoot(†). De luitenant verklaarde zich bereid te zweren, indien de minister wilde verklaren, dat de woorden: ‘trouw aan den Koning’ beduiden: ‘trouw aan den wetpligtigen Koning.’ En ofschoon de minister Voet, een paar weken later, door den toen zoo ‘lastigen’ Thorbecke in de engte gedrongen, in de Kamer verklaarde geen' anderen koning te kennen dan den konstitutionelen, dus geheel eenstemmig met den heer Stieltjes dacht, vernietigde hij toch het bestaan van den jeugdigen officier, die zooveel zedelijken moed getoond had, door een niet-eervol ontslag (zie de twee brochures van den heer Stieltjes: ‘Hoe een nederlandsch ministerie over eeden denkt’ en ‘Gewetensdwang. Hoe de heer C.M. Storm van 's Gravesande over eeden denkt’). Wij zullen maar niet stil staan bij het gedrag van de 47 voorzigtigen. Laat ons hun liever daarvoor dankbaar zijn, dat het leger ten minste door hunne bemoeijingen zich in eene wet omtrent het be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vorderen en ontslaan van de officieren verheugt.Ga naar voetnoot(*) De strijd hardt. De ontslagen artillerie-luitenant, die vroeger de ‘Denkbeelden over eene zuiniger en doelmatiger zamenstelling van het nederlandsche leger’ geschreven had onder den pseudoniem: ‘Een oud soldaat,’ gaf nu uit: ‘Is Nederland nog te verdedigen?’ en: ‘Hoe is Nederland nog te verdedigen?’ In die werken werd aangedrongen op afschaffing van onze ruiterij en van den generaalsrang, op slooping van nuttelooze vestingen als Maastricht, Venlo, Breda en Koevorden, op vereenvoudiging van de vestingwerken om Nijmegen en Bergen-op-Zoom, enz. De minister van oorlog Spengler was zoo ingenomen met al deze gezonde denkbeelden, dat hij nog vóór het eind van 1849 den ‘Oud-Soldaat’ eene plaats in een op te rigten comité van defensie toetoezegde -, eene belofte, die de liberale ambtgenoot van den heer Thorbecke schond. Zijn woord te houden schijnt voor onze mannen van vooruitgang te behoudend. Iets te geven en te houden,
Gaat naar Hollandsch recht niet aan.
Bilderdijk.
Nu nog worden de meeningen van den heer Stieltjes omhelsd door onze uitstekendste krijgskundigen, zooals generaal Knoop, de schrijvers in den Nieuwen Spectator, de Roo van Alderwerelt, enz. Onder onze volksvertegenwoordigers heeft van de ‘liberalen’ alleen de heer Dumbar den moed tegen de verouderde begrippen van den minister Blanken te stemmen. In 1858 schreef de heer Stieltjes, die zich in 1849 als met een' enkelen sprong tot ingenieur scheen te hebben herschapen, tegen de onbekookte spoorwegplannen van de heeren Sloet, Reuchlin en Kol, met het gelukkig gevolg, dat de Eerste Kamer den 8sten Februarij 1860 hunne concessie verwierp. In 1860 werd de heer Stieltjes door den minister van koloniën Rochussen belast met eene zending omtrent het vervoerwezen op Java. Deze bewindsman toonde zich door dat besluit althans trouw aan zijne woorden: ‘Er moet veel jegens Indië worden goedgemaakt.’ Hij voelde nog eene flikkering van die weldadige warmte, die vroeger zijne borst had doorstroomd en zoo menigen traan in het Oosten had gedroogd. Hij herinnert helaas! het woord van d'Argenson: ‘Il nous faut des âmes fermes et des coeurs tendres pour persévérer dans une pitié dont l'objet est absent.’ Zij, die Java met spoorwegen wenschen te bedeelen, kunnen zich op twee verschillende standpunten plaatsen. Het eene is dat van de hartstogtelijke voorstanders der Javanen, sinds jaren getuigen van hun lijden. Zij redeneren aldus: Nederland heeft aan Java honderden van millioenen guldens ontstolen. Het heeft met onverantwoordelijke onverschilligheid geduld, dat zijne bestuurders die sommen verspilden voor spoorwegen door Drenthe, den achterhoek van Overijssel en elders, en tevens de eerste pligten jegens den Javaan verzuimden. Voor waterleidingen om rijstvelden te vloeijen wordt bijna niets uitgegeven. De handel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijdt door een ellendig vervoerwezen. Scheepvaart en nijverheid worden belemmerd door hooge regten ten behoeve van de Twenthenaren, door noodelooze formaliteiten, onveilige reedenGa naar voetnoot(*) en gebrek aan hout. Voor onderwijs en beschaving wordt met karige hand iets afgezonderd, ofschoon in het moederland jaarlijks millioenen daaraan worden besteedGa naar voetnoot(†). De hoofden blijven schraal bezoldigd, zoodat knevelarij moet worden geduld. Honderdduizenden van planters (zooals van indigo) ontvangen gedurende 150 dagen in het jaar minder dan 1½ cent per ziel en per dag. De regtspleging is zoo tijdroovend, dat de inlander zich doorgaans liever laat bestelen dan te klagen. De gevangenissen, zonder luchtverversching, zonder afwatering, zonder verlichting, verteerd door ongedierte, zijn broeinesten van doodelijke beri-beri-ziekten (verlamming der onderste ledematen). Het zout is duur. De schatkist wordt gevuld door zorgelooze opiumschuivers en door de nooddruftigen, die hunne schamele goederen in de bank van leening brengen. Door het verfoeijelijk blandong-stelselGa naar voetnoot(*) (dwang tot arbeid en tot levering van trekvee in 's lands bosschen) verloopt de bevolking van geheele distrikten (zooals Randoe Blatoeng). Even als de Turken in Europa schijnen wij ‘gekampeerd’ op Java, en staan van den oorlogsbuit (het batig slot) een deel aan den verwonnelingGa naar voetnoot(†) af. Het vervreemde geld kan niet worden teruggegeven. Om zijn' hooggeroemden naam van eerlijkheid te herwinnen, overdekke Nederland Java met spoorwegen, tramroads, vloeijings- en scheepvaartkanalen, en waarborge den aanleggers eene matige rente van hun kapitaal. Men stelle de tarieven voor de Javanen, die ons staatsspoorwegen gaven, die gedurende 35 jaren geldelijke offers voor de indische spoorwegen zullen moeten brengen -, zoo laag, dat zij van deze gebruik kunnen maken. Maar dewijl de Staat geen ander geld bezit dan wat hij van de burgers ontvangt, zijn eenvoudigheid en spaarzaamheid bij den aanleg eene onverbiddelijke wet. Anderen, meer koelzinnig, plaatsen zich op een strenger standpunt. Zij beschouwen het verleden als een afgesloten boek. Voor hen is niet de vraag: ‘wat hebben wij met dat schoone land | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en dat goede volk gedaan?’ maar: ‘wat behooren wij er voortaan mede te doen? Dit was ook het standpunt van den heer Stieltjes. Zijne zending was geene liefdadigheids-kommissie. Hij was niet door eene philanthropische maatschappij afgevaardigd om den roof te wreken, door het moederland aan Java gepleegd. Hij oordeelde dus, dat men op Java spoorwegen moet aanleggen volgens die beginselen, die in alle landen van den aardbol voor spoorwegen geldig zijn; dat men dus een' aanvang daarmede moet maken, waar de bevolking het digtst, de rijkdom het overvloedigst, de gemeenschap het kostbaarstGa naar voetnoot(*) is; dat men eerder spoorwegen moet aanleggen voor bestaande behoeften dan voor toekomstige; dat men den veestapel het eerst moet redden, waar hij het meest met vernietiging bedreigd wordt; dat men aan het goedkooper vervoer te water de voorkeur moet geven boven het duurder vervoer per as; dat men daarom de vlakten met kanalen, de bergen met spoorwegen moet begiftigenGa naar voetnoot(†); dat hij, die de rente waarborgt, er aanspraak op kan maken door de te kiezen rigting gebaat te worden, dewijl hij anders dubbele uitgaven doet; dat de koffij-plantende regering dus mag vorderen de spoorbanen nabij hare koffijtuinen te zien aanleggen; in één woord, de heer Stieltjes plaatste zich uitsluitend op het standpunt der staathuishoudkunde. Getrouw aan al zijne vorige geschriften, stelde hij dan ook de hoogst mogelijke spaarzaamheid tot een' gebiedenden eisch. Het was dus zeer logisch, dat hij spoedig na zijne aankomst op Java aan de berglijn van Semarang naar de vorstenlanden (Soerakarta of Solo en Djogjakarta) boven de lijn door de vlakte van Demak en Grobogan de voorkeur gaf. Zoo hij nog meer overwegingen noodig had gehad, zoude hij deze geput hebben uit de mildheid, waarmede de regering destijds, wegens de groote geldschaarschte, ieder der honderd suikerkontrakten tienduizenden guldens leende. Bijna elkeen verdedigde deze voorschotten, dewijl de Staat zelf verliest door den ondergang eener fabriek. Dit argument is even toepasselijk op de voorkeur van de ‘bergmannen.’ Immers in de vlakte (Demak, Grobogan, Sokowatie) vindt men geene andere gouvernements-produkten dan eenige pondjes tabak van Penawangan. Eerlang zal ook dit dwangkontrakt tot de geschiedenis behooren; het ‘zwarte boek der gruwelen’ zal dan weder eene bladzijde minder tellenGa naar voetnoot(*). (Zie Memorie van Toelichting der Kultuurwet.) Maar de gedwongen koffijkultuur op de bergen van Oengaran, Selatiga, Magelang, Wonosobo zal wel niet ingetrokken worden zoo lang onze Tweede Kamer wordt gekozen door de reeders, assuradeurs, makelaars in kruidenierswaren en aandeelhouders van de Han- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delmaatschappij. Een spoorweg door die streek zal jaarlijks te vervoeren hebben eenige honderdduizenden pikols koffij, zoowel van de gedwongen kultuur op gouvernementsgronden als van de vrije op verhuurde (vroeger woeste) gronden (1 pikol gelijk aan 6175 kiloos), zout en rijst naar het rijke Kedoe en elders, militairen en militaire goederen naar de eerste vesting van Java en de reizigers uit zeer digt bevolkte gewesten (Bagelen, Kedoe, Semarang). Zullen de voorstanders van voorschotten aan de suikerkontraktanten de Regering laken, die hare eigene produkten zoude willen vervoerd zien langs een spoorweg, waarvoor zij rente betaalt? Een publicist op Java heeft kortaf voorgesteld de hoofdbaan door de vlakte te leggen en van daar beestensporen (tramroads) naar de bergen te maken. Maar zoo deze beesten finantiëel uitvoerbaar blijken te zijn (het tegendeel is gebleken), zoude het dan niet rationeler wezen eerst den kortsten weg te kiezen door de rijkere bergstreek, en daarna beestensporen aan te leggen naar de vlakte? Zoude het niet eene verkwisting zijn voor de 170000 pikols gouvernements-koffij 's jaars uit Magelang, Wonosobo en Selatiga, waarvan het eerste langs Stieltjes' lijn 27 uren digter bij de afscheepplaats Semarang ligt dan in de door Poolman c.s. aangevraagde rigting, - over zulk een' omweg brandstof te verstoken om niet? Een tweede argument. ‘Het kultuurstelsel’ - zeggen de Batig-slot-mannen - ‘moet behouden blijven,Ga naar voetnoot(*) maar den Javaan niet te zeer drukken.’ - ‘Knijpen, maar niet te erg.’ Welnu, over tabak en kaneel is het vonnis reeds geveld. De indigo-kultuur is zoo ondragelijk, dat zij wel zal moeten losgelaten worden, al brengt zij schijnbaar den Staat ook winst op. Ook de gedwongen suikerkultuur is een gruwel. Een gewezen suikerkontraktant verklaarde mij, dat de bevolking, bij billijke betaling, honderd gulden per bahoe (ruim 7/10 van 1 bunder) meer zoude moeten ontvangen. Trek van de jaarlijksche winst eens suikerkontraktants, die over 400 bahoes gedwongen aanplant beschikt. veertig duizend gulden af, - hij houdt niets over. De suikerresidenties (Soerabaja, Pesoeroean, Probolinggo, Besoekie) zijn niet welvarend door, maar in weerwil van die kultuur. Men vindt daar de rijkste alluviale en vulkanischeGa naar voetnoot(*) gronden, eene zeer digte bebevolking, een nijveren landaard (Madoerezen) en overvloed van stroomend water. De inlandsche hoofden, door kultuurprocenten verleid, wezen bovendien de vruchtbaarste plekken voor de kultuur van suikerriet aan. Een gewezen kontroleur uit Pesoeroean gaf mij als zijne meening te kennen, dat, bij toepassing van de kultuurwet des heeren Uhlenbeck, geen enkele vierkante voet gronds aldaar voor suikerriet zoude worden verhuurd. Het schijnt, dat wij den strijd tegen Westindië niet kunnen volhouden, en dus de vrije suikerkultuur nimmer op Java zullen doen bloeijen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De weinige uitzonderingen schijnen den regel te bevestigen. Wat hiervan zij, de minst te veroordeelen dwangkultuur blijft die van de koffij, dewijl het verschil tusschen produktie-kosten en verkoopprijs zoo aanzienlijk is. Den huurder van woeste gronden (den waren vrijarbeider) komt zij op f 15 per pikol te staan, terwijl zij sinds jaren f 40 opbrengt. Met deze kultuur kan alleen de Regering dus een billijk loon toekennen en nog winst behalen. Maar deze kultuur kan niet gedreven worden in de vlakke streken, die de door Poolman c.s. gevraagde spoorbaan doorsnijdt.Ga naar voetnoot(*) Alleen met spoorwegen door de bergen kan de gedwongene koffij-kultuur uitgebreid worden en het batig slot toenemen, zoo lang men niet tot billijker stelsel en belastingen overgaat. Men versta mij wèl. Ik ben een tegenstander van het Batig Slot, dat een ‘roof is, ook onder den naam van vaderzorg’ (Mr. H.A. des Amorie van der Hoeven), en van allen dwang, dus ook van ruim betaalde dwangkultuur. Ik heb slechts de inconsequentie van de Batig-Slot-mannen in het licht willen stellen, die zich tegen de denkbeelden van den heer Stieltjes verzetten. En zij, die teregt hoogen dunk koesteren van de vlugt der vrije koffijkultuur, vinden juist in den heer Stieltjes hunnen bondgenoot. Door spoorwegen naar de bergen zal men koffijplukkers naar de koffijtuinen lokken. Nu reeds komen jaarlijks menschen uit het westelijk gedeelte van Java (Bantam) in het tijdperk van den koffijoogst naar de oostelijkste gewesten, zoo als Pesoeroean. En toch gaan, volgens het hoofd van deze residentie, jaarlijks 50000 pikols, eene waarde van 2 millioen gulden, verloren door gebrek aan handen! Nog komt in aanmerking het vervoer van militairen. Voor deze geldt ook het argument, omtrent de gouvernements-produkten ontwikkeld. De Staat waarborgt de rente, hij mag dus ook eene rigting verkiezen, waarin zijne militairen goedkoop en snel vervoerd worden. Wel zal de spoorweg door de vlakte ook de militairen voor Zuid-Java (Solo, Djogja, Kedhoeng-Kebo, Gombong en Tjilatjap) medenemen, maar deze vormen de minderheid tegenover de bezettingen in Midden-Java: Willem I, Selatiga. Met spoorwegen door de bergen zal men de civiele en militaire dienaren van den Staat van de moerassige, ontzenuwende stranden naar de drooger, koeler bovenlanden kunnen plaatsen. Men zal hierdoor veel geld besparen aan verlofstraktementen en aan wervingen van europesche militairen, die jaarlijks de gapingen moeten aanvullen, door de vreeselijke sterfte ontstaan. De statistiek wijst nu reeds op jaren, waarin op Sumatra's Westkust niet één Europeaan overleed. Maar daar vindt men verscheidene hoog gelegene standplaatsen als Paja-Kombo, Fort de Kock, Padang Pandjang enz. En al voerde de spoorweg van den heer Stieltjes nu niet tot punten van 6000 voeten hoogte, waar de Nederlander bijna even gezond en sterk kan blijven als in zijn vaderland, zoo blijven deze toch gemakkelijker te bereiken uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijne lijn dan uit die van Poolman c.s. door de vlakte. Onderstaande reeks, die het jaarlijksche aantal sterfgevallen op 1000 militairen, te beginnen van de oppervlakte der zee tot op het gebergte Neilgherries (6000 tot 9000 voeten) aangeeft, toont de betrekkelijke sterfte-verhouding in Britsch-Indië aan (Verslag aan den koning betreffende europesche kolonisatie in Ned. Indië, p. 50):
Er sterven dus te Bangalore 65 man op de 1000 minder dan te Bellary. Jaarlijks zenden wij 2000 soldaten naar Indië. De besparing aan geld kan dus door een' bergspoorweg aanzienlijk worden. Over de menschenlevens spreek ik niet. Voor de Batig-Slot-mannen hebben deze minder waarde. Zoude het ook niet spaarzamer zijn ziekte te voorkomen dan altijd verlof te blijven verleenen tot herstel van ziekte? Het zijn bijna uitsluitend de ambtenaren en officieren aan de stranden, die hiervan gebruik maken. Men hunkert zoo dikwijls op Java naar de bergen, en toen een deskundige een' spoorweg naar de bergen voorstelde, fluisterde men iets van kwade trouw of schreef opentlijk tegen dat ‘absurd vooroordeel!’ Bijna ieder uitte eene naïve verbazing, toen hij voor het eerst hoorde, dat in een bergachtig eiland sprake kan zijn van een' bergspoorweg. Letten wij nog op de digtheid der bevolking. Deze is volgens den heer Krajenbrink (Particulier landbezit, Staat I) in Semarang en Kedoe 10040 en 11650 zielen per vierkante geographische mijl. Het regentschap Grobogan, in het oosten van de residentie Semarang, telt 100000 zielen, ruim 1/10 van het geheel, Kendal daarentegen, in het westen van de residentie, 240000 of bijna ¼. De lijn van den heer Stieltjes trok naar het westen, die van de heeren Poolman c.s. ging door het oosten. Over het voordeel van de lijn des eersten voor den veestapel behoeft niet getwist te worden. Ten gevolge van eene onbegrijpelijke strategie mogt er geen enkele karreweg uit Grobogan en Demak naar het zuiden blijven bestaan.Ga naar voetnoot(*) De veestapel werd dus ook daar niet door vervoer van eenig artikel gedrukt.
Ik zelf ben geen onvoorwaardelijk voorstander van de berglijn. Ik heb meer dan eens in het openbaar verklaard, dat de beslissing steu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen moest op vergelijkende begrootingen van de aanlegkosten, exploitatie-kosten en vervoeropbrengstGa naar voetnoot(*). Immers, de geheele vraag liet zich aldus zamenvatten: Regtvaardigt de zekerheid van meer winst in de rijkere en meer bevolkte bergstreek den aanleg van een' spoorweg, èn duurder in den bouw (althans per mijl) èn duurder in de exploitatie? Ik vlei mij daarom voor iemand van eene afwijkende meaning de voordeelen van Stieltjes' lijn zoo onpartijdig mogelijk in het licht te hebben gesteld, maar vooral onbetwistbaar te hebben doen uitkomen, dat zijne denkbeelden althans de eer van een onderzoek ten volle waardig mogten worden gekeurd. Die eer werd hem evenwel door bijna niemand gegund. De pers in Indië veroordeelde hem bijna eenstemmig, niet met redeneringen maar met smaadredenen en verdachtmamaking. De ‘Oud-Soldaat,’ die zoo krachtig geijverd had voor het sloopen van de vestingen Maastricht, Venlo, Breda en Koevorden, - werd voorgesteld als de berglijn alleen te willen uit liefde voor de vesting Willem I, die juist, volgens hem, ‘zonder eenig gevaar geslecht kan worden.’ De pers in het moederland bestreed hem met verzinsels, zoo als de beweerde noodzakelijkheid van ‘tunnels en kolossale viadukten.’ De Raad van Indië wees teregt op het geschreeuw van de ‘spoorweg-claqueurs,’ deed de voortreffelijkheid van de berglijn uitkomen en... en... ‘bad’ toen den landvoogd die betere lijn toch niet te gunnen!Ga naar voetnoot(*) Alleen de kommandant van het indische leger, generaal van Swieten, of juister, de kundige en scherpzinnige majoor van den generalen staf Maarschalk streed met overtuiging en talent voor de denkbeelden van den heer Stieltjes. De handel te Semarang wist niet, wat hij wilde. Nu eens was elke rigting hem wèlkom, dan weder liet hij zich door ‘de pers’ verluiden, dat de berglijn onuitvoerbaar was. De handel had eigenlijk geen ander denkbeeld dan hooge renteGa naar voetnoot(†) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te blijven trekken van zijne tweehonderd europesche schuldenaren in de vorstenlanden Soerakarta en Djogjakarta. Hij toonde dit later door bijna geen enkel aandeel te nemen in de geconcedeerde lijn. Het was nu aan den landvoogd om eene beslissing te nemen. Vooraf werd een pleizier-reisje gemaakt. De gouverneur-generaal en een talrijk gevolg, bijna allen even onkundig in spoorwegzaken, zouden het spoorwegterrein in oogenschouw nemen, of juister, zij zouden in zeven rijtuigen hollen door de streek, waar de spoorbaan niet, maar daarentegen zorgvuldig de streken in quaestie ontwijken, waar zij wel komen zou.Ga naar voetnoot(*) Alsof zulk een reis nog niet onvruchtbaar genoeg was, deed de gouverneur-generaal bij brief van 26 Mei 1862 No. 1298 den adviseur Stieltjes weten, dat hij ‘het bezigtigen van kaarten en schetsen niet noodig achtte!’ (Stieltjes, Gegevens, II.) Met den adviseur sprak zijne Excellentie op de reis bijna niet, maar alvorens een besluit te nemen, verwijderde hij dezen en raadpleegde toen den majoor der infanterie Beyerinck, belast met de topographische opmeting van Java. Deze twee heeren deden, wat men reeds ten tijde van Lessing en vermoedelijk reeds vroeger deed. Als een man zegt 2 × 2 = 4 en een ander 2 × 2 = 5 zegt de groote hoop: 2 × 2 = 4½. De heer Stieltjes wilde den spoorweg zuidwaarts, de heer Poolman oostwaarts, zoodat besloten werd hem zuidoostwaarts aan te leggen.Ga naar voetnoot(*) Indien de landvoogd had kunnen goedvinden den heer Beijerinck de kaarten te vragen, waarop hij zijne meening grondde, zoude deze door de mand zijn gevallen en hebben moeten bekennen, dat het terrein ten zuidoosten van Semarang nog niet geheel opgemeten, dat dus de ‘doortogt’ nog niet was gevonden. Ruim een jaar later verzocht ik een der militaire opmeters de kaart van dat terrein ter inzage, en zelfs toen was er nog geen uitweg gevonden om de drie heuvelruggen in die zuidoostelijke rigting te ontwijken, waartegen de heer Stieltjes gewaarschuwd had. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jkhr. Storm van 's Gravesande beweerde dus zeer teregt in de Tweede Kamer, dat ook de heer Beijerinck groote schuld heeft aan de dwaze (thans willekeurig geschondenGa naar voetnoot(*) spoorwegwet.
Er zijn menschen, die een onuitroeibaar zwak hebben voor verjaardagen. Daartoe behooren Napoleon III en Baron Sloet van (of tot) de Beele. Dat de eerste een' staatsgreep als dien van 2 December bij voorkeur volvoert op den dag van de krooning zijns ooms en dien van Austerlitz, is nog te begrijpen. Maar dat een landvoogd, terwijl een spoorwegonderzoek nog niet is afgeloopen, eene spoorweg-concessie verleent, alleen omdat er precies een jaar is verstreken sedert hare aanvrage, zal door ieder (behalve Baron Sloet) al zeer weinig bepleitbaar worden gevonden. Hij heeft er dan ook niets mede gewonnen dan den 28sten Augustus 1862 onvergetelijk te maken in de geschiedenis van al de betreurenswaardige handelingen, in Indië gepleegd. Hij gunde op dien dag eene spoorbaan, die de terreinbezwaren van Stieljes' lijn met de armoede in produkten en bevolking van Poolman's lijn zoude verbinden, maar de voordeelen van elke van beiden missen. Dewijl echter later na de goedkeuring van de wetgevende magt de waarschuwing van den heer Stieltjes gegrond bleek te zijn, werd - om de aandeelhouders niet te gronde te rigten, - besloten, met vermijding van allen éclat, van de wet af te wijken en de verworpen rigting van Poolman c.s. te volgen! De landvoogd en de wetgevende magt hebben op nieuw het woord van Mr. Groen van Prinsterer bewaarheid: ‘Grondig onderzoek wordt door niets zoo jammerlijk belemmerd als door het ongeduldig jagen naar resultaten.’ Men zegge niet, dat er reeds sinds 1842 onderzocht was. Het vóór 1861 gedane mogt geen' anderen naam voeren dan van gewaauwel en declamatie. Ik heb een deskundig hoofdambtenaar hooren verklaren, dat in al het geschrijf van die 19 jaren (door ministers en landvoogden) niet één stuk de lezing waard was.
Ieder weet, dat de goedkeuring van die dwaze zuidoostelijke rigting door de wetgevende magt alleen verworven werd door ‘valsche’ kaarten. (Stieltjes, Gegevens.) Punten, die zeshonderd voeten boven de zee zijn gelegen, werden voorgesteld als zich slechts tweehonderd voeten daarboven te verheffen. Daarbij werd nog hoog opgegeven van den rijkdom aan bosch, ja, de oppervlakte hiervan grooter voorgesteld dan die van het terrein zelf. Op geheimen en specialen last van den landvoogd aan den heer Dixon (Stieltjes, Gegevens) werd eene boschkaart vervaardigd, die moest doen gelooven, dat b.v. 46 vierkante palen bosch groeiden in een distrikt van 19 vierkante palen oppervlakte, welke 19 vierkante palen bovendien volgens een ander document ook met rijst beplant waren, (1 vierk. paal = 227 bunders), zoodat men op Java ‘bosschen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met verdiepingen’ kan zien. De heer Stieltjes ‘waarschuwde’ de Kamer (zoo luidt de vrijspraak door Mr. de Bosch Kemper) en werd voor die onschuldige handeling gestraft door den minister van de Putte met niet-eervol ontslag en met verlies van zijn pensioen. Een waardig début! De grootste grieve der Tweede Kamer tegen de voorwaardelijkeGa naar voetnoot(*) spoorwegconcessie van den gouverneur-generaal was het ontwijken van de onnutte vesting Willem I, die bijna dertig jaren in een' krater prijkte, maar nu gelukkig door aardbevingen aan de geschiedenis schijnt prijs te zijn gegeven, als wilde de natuur haar zegel drukken op het afkeurend oordeel van den heer Stieltjes. Men zal nu sloopings-kosten kunnen besparen. De Kamer zoude aan het denkbeeldig bezwaar omtrent het ontwijken van Willem I hebben kunnen te gemoet komen door Stieltjes' lijn te volgen, maar dan legde de landvoogd zijne waardigheid neder (althans hij had hiermede gedreigd). En dat zou jammer geweest zijn. Men begrijpt, dat niemand zich meer verheugt dan ik, dat de landvoogd is aangebleven. De minister en volksvertegenwoordigers vonden een geneesmiddel, nog erger dan de kwaal. Zij decreteerden een' zijtak van Tempoeran naar Willem I, die over 22 nederlandsche mijlen (of vier uren gaans) steiler is dan het steilste gedeelte van den zoo moeijelijken Semmering-spoorweg tusschen Weenen en Triest. Men wist, dan Tempoeran op ongeveer 60, Willem I op ongeveer 460 ellen boven de zee ligt, en terwijl men de lijn van Stieltjes verwierp om hare hellingen van 1/60 (16 ellen klimming op de nederlandsche mijl), koos men den zijtak Tempoeran - Willem I met hellingen van 1/40 (25 ellen klimming op de nederlandsche mijl, ja zelfs meer). ‘Wij zien het, maar doorgronden 't niet.’
Toen de heer Stieltjes in het moederland was teruggekeerd, ontvouwde hij in een adres aan de Tweede Kamer zijne bezwaren over al de willekeurige ‘vervalschingen’ en verminkingen van zijne kaarten en rapporten. (Zie Gegevens.) De Kamer benoemde eene kommissie, en wat concludeerde deze? Zij meende ‘zich van een eindoordeel te moeten onthouden!’ Zij sprak van hare ‘niet aangename en moeijelijke taak.’ Alsof niet elke pligt een strijd is, ook die van contrôle over de regering! Maar geen nood! Als eene kommissie uit onze Tweede Kamer, in een geschil tusschen de regering en een' staatsburger, de daden der regering niet onvoorwaardelijk goedkeurt, wees dan verzekerd, dat zij ze in haar hart afkeurt. Wij zullen een paar harer half gesmoorde verzuchtingen mededeelen, maar vooraf doen opmerken, dat zij verzuimde te doen uitkomen: onder al de 40 à 50 uitlatingen en verminkingen is er niet ééne in het voordeel van den heer Stieltjes. Zulk eene toevalligheid moet ieder al zeer verdacht voorkomen. (B. v.b., | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat een teekenaar in den Haag onder al de gewaterpaste punten in de geconcedeerde lijn niet één te hoog opgeeft, maar zeer vele daarvan honderden voeten te laag.) Al dadelijk treft ons op bl. 3 van het Verslag der kommissie (d.d. 13 Mei 1864) deze beschuldiging: ‘ware de groote arbeid betrekkelijk de berglijn van den heer Stieltjes (gelijk hij het verlangde) grondig onderzocht, hij had zich dan niet over geringschatting daarvan kunnen beklagen.’ Dus: geringschatting van den arbeid eens specialen koninklijken zendelings door den vertegenwoordiger des konings. Hoe betamelijk! Dus: geen grondig onderzoek door den landvoogd!Ga naar voetnoot(*) Bl. 10. ‘Juist het niet vermelden [door den minister] van zoovele andere uitlatingen, beroofde uwe vergadering van het licht, dat uit deze en andere uitlatingen zou kunnen opgaan.’ Herhaaldelijk klaagt de kommissie over het gemis van stukken, die nog niet medegedeeld zijn en waarvan de overlegging nog wenschelijk wordt geacht.
Eindelijk brak het tijdstip aan, waarop de arbeid op het terrein een' aanvang zou nemen en bewijzen, dat de door de Kamers gedecreteerde lijn geldelijk onuitvoerbaar is. In Januarij 1864 landde de hoofdingenieur van den spoorweg de Bordes te Batavia aan. Den 22sten Februarij schreef ik voor de Indische Maatschappij van Nijverheid eene nota over de voordeelen van de oostelijker vlakte-lijn, maar bedong voorafgaande goedkeuring van den landvoogd tot openbaarmaking, dewijl opperbestuur en Staten-Generaal verklaard hadden met die lijn niet gediend te willen zijn. De landvoogd liet mijne nota ongedrukt tot October. Eerst den 18den van die maand, toen de hoofdingenieur de Bordes zich op het terrein overtuigd had van de finantiëel onoverkomelijke bezwaren in de geconcedeerde rigting, waartegen Stieltjes had gewaarschuwd; toen er zooveel geld vermorst was, dat de Kamers gedwongen konden worden te berusten in een fait accompli, - eerst toen vermeldde de officiëele Javasche courant zeer droogjes, dat men de verworpe oostelijker vlakte-lijn zoude volgen, die slechts een' kleinen omweg noodzakelijk maakte. Niet die kleine omweg, maar de afwijking van de wet is het groote bezwaar. Ik zal trachten duidelijk te zijn door eene onderstelling omtrent Nederland. Onderstel, dat iemand eene spoorbaan had aangevraagd van Arnhem door Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland naar Antwerpen; dat de wetgever Zeeland eene ‘wildernis’ had genoemd, nog niet rijp voor eene spoorbaan; dat hij een' zijtak had gedecreteerd van de hoofdplaats Utrecht naar Amsterdam; dat hij door een officiëel adviseur was gewaarschuwd geworden omtrent de steile hellingen, in dien zijtak te overwinnen; dat hij verder door denzelfden adviseur was verwittigd geworden van het bestaan eener trits steile heuvelruggen ten zuiden van Utrecht; dat de wetgever in weerwil van die waarschuwingen de regtstreeksche zuidwaartsche lijn naar Antwerpen had gedecreteerd; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoude het dan niet wetschennis zijn, indien de concessionaris in plaats van de stad Utrecht de stad Wijk bij Duurstede als centraalpunt koos en toch de baan door Zeeland legde? Welnu, zoo iets geschiedt in Indië, en zelfs erger. Men verminkt (Stieltjes, Adres) namen. TempoeranGa naar voetnoot(*) wordt eenvoudig herdoopt in Ngrawan, terwijl de eerste eigenaardige naam (die in het Javaansch beduidt: zamenvloeijing van twee rivieren) ontleend wordt aan de vereeniging van de bergstroomen Toentang en Sendjojo, waaraan het dorp Tempoeran is gelegen. Daarentegen wordt Kedhoeng-Djati, tot misleiding van de wetgevers, herdoopt in Tempoeran-Kedhoeng-Djatie, een naam, die alleen bestaanbaar konde zijn, indien Kedhoeng-Djatie het vereenigingspunt van twee rivieren was, maar nu belagchelijk klinkt, want het ligt slechts aan éénen stroom: Toentang. Het riviertje Kèntèng stroomt namelijk op den anderen oever en mondt veel hooger uit. De herdooping door den heer de Bordes klinkt even gek alsof men den naam Roermond gaf aan eene plaats, bij den oorsprong van de Roer gelegen, of Nieuwediep aan eene stad op een' heuvel. Het is gelukkig, dat de onkennis van den heer de Bordes aan het Javaansch zijn' schalken trek zoo doorzigtig maakt. Het is deze toeleg om een' sluijer te werpen over de vergeefsche pogingen, die aanvankelijk in het werk werden gesteld tot het overwinnen van de door Stieltjes aangeduide terreinbezwaren in de geconcedeerde rigting, waaraan hij den bodem wil inslaan door zijn verzoek aan de Kamer om eene parlementaire enquête. Ziehier een uittreksel van zijn adres: ‘Op de kaart bij het verslag van den heer van Beeck Vollenhoven van 22 Junij ll. gevoegd, zijn wijders de namen der stations verminkt en heet Kedoeng-djati nu Tempoeran-Kedoeng-djati, en Tempoeran heet Ngrawan, zoodat men in de exploitatie zal moeten aankondigen: Passagiers voor Tempoeran moeten vooral niet uitstijgen te Tempoeran. Terwijl men aldus door verkeerde voorstellingen een spoorwegstelsel tracht door te drijven, dat door den ingenieur der indische spoorwegmaatschappij Henket (die beide rigtingen heeft opgemeten) een onding en eene slechte zaak voor de aandeelhouders wordt genoemd, lijden alle belangen daaronder, niet het minst die van het gouvernement, dat zijne talrijke producten uit Kadoe en andere streken langs een grooten omweg moet vervoeren. Millioenen bij millioenen zullen aldus in eene reeks van jaren worden weggeworpen. De wet wordt daarbij geschonden, er bestaat geen land Tempoeran en Kedoeng-djati kan daar dus niet in liggen. Uwe vergadering, die het centrale punt Zutphen, uit eerbied voor de wet, niet wilde verplaatsen naar Gorssel, hoe onbeduidend op de lengten en het vervoer die verplaatsing was, zal die toestaan dat een bedoeld spoorwegstelsel van 168 of hoogstens (volgens den prospectus) 175 mijlen, door een van 205 vervangen worde? En om uwe vergadering eenig denkbeeld te geven van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoegrootheid der afwijking, gelieve zij op te merken dat de bestaande Rijnspoorweg uit Utrecht naar Amsterdam, Rotterdam en Emmerik, ook juist 175 kilometers lang is, en een stelsel van 205 kilometers kan worden aangeduid door Amersfoort als centrum, daarbij de lijn naar Emmerik over Deventer doende uitbuigen. Om groote verliezen voor de schatkist, groote teleurstelling der aandeelhouders te voorkomen, die later allerverderfelijkst op andere spoorweg-ondernemingen zou terugwerken, tot groot nadeel der koloniën, is adressant daarom zoo vrij uwe vergadering te verzoeken: Eene enquête naar de zaak der Indische spoorwegen te willen instellen, zijnde hij adressant bereid door verschillende thans bij hem in bezit zijnde kaarten en andere gegevens, de juistheid zijner beweringen te staven; terwijl hij er uwe vergadering op wijst dat de heeren de Seyff, Henket, van Gendt, Roorda, van Doorn, van Heusden en van Kervel, die elk met een gedeelte van het terrein bekend zijn, zich thans in Nederland bevinden. Door die heeren te hooren en de kaarten van den heer Beijerinck en het archief des ondergeteekenden te laten overkomen, zal spoedig de waarheid aan het licht komen.’ Men tracht nu uit Indië de aandeelhouders lekker te maken door te lage ramingen van de kostenGa naar voetnoot(*). En terwijl de Arnhemsche Courant zelve op een klein verzuim in die begrootingen wees, namelijk: het rollend materiëel, waardoor het gedroomde eindcijfer van minder dan 13 millioen gulden zal stijgen tot boven de 17 millioen, verwijt zij nu aan den heer Stieltjes ook reeds ontrouw te zijn geworden aan zijne vorige beginselen van spaarzaamheid. Ziehier, wat hij daaromtrent in zijn adres zegt: ‘Van de zoogenaamde gedetailleerde begrootingen zal adressant alleen dit zeggen, dat zij ook den heer Haitink [den avocat d'office der geconcedeerde lijn] verbaasd hebben (Notulen van het Kon. Inst. v. Ingen, 186⅘ bl. 133) en er bij doen opmerken dat de heer de Bordes de gemakkelijke lijnen der latere concessie Sloet-Reuchlin-Kol in 1858 op f 100.000 de kilometer aansloeg, toen ik die op f 80.000 schatte; en dat adressant in Januarij en Februarij 1860 door de Nieuwe Rotterdamsche Courant en dergelijken op eene hevige wijze is aangevallen om zijne bewering (in zijne Beschouwingen over spoorwegbruggen) dat de brug over de Maas boven Rotterdam wel 4 in plaats van 2 millioen zou kosten. Welnu, thans ziet hij in de officiëele stukken 6½ à 10 millioen voor een brug over dien stroom noemen. Adressant vreest dat het met de begrootingen voor den indischen spoorweg eveneens zal gaan als met de ook zeer gedetailleerde begrooting dier vroeger ontworpen maasbrug.’ Wie zich aan anderen spiegelt, spiegelt zich zacht. Doen wij daarom ons voordeel met de ondervinding van Britsch-Indië. Daar zijn de loonen lager dan op Java. Daar deelde de gouvernements- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kommissaris elk jaar opwekkende verwachtingen maar ook elk jaar meer neêrslaande uitkomsten mede. De volgende opgaven zijn hoofdzakelijk getrokken uit de officiële verslagen van den commissaris der engelsche regering, den heer Julius Danvers (Reports to the Secretary of State for India in council on Railways in India, for the years 1860-1864).
De raming van kosten was als volgt:
De ramingen van 1 Mei 1862 gaven 12.367 pond per engelsche mijl (f 92.700 per kilometer); maar de gouvernementscommissaris beweerde toen, dat de kosten wel tot 13.000 pond (f 97.500 per kilometer) zouden klimmen. Toen in 1864 reeds 4300 kilometers spoorweg in exploitatie waren, schatte men de kosten van 3861 engelsche mijlen (6212 kilometers) op 15.000 pond per engelsche mijl of f 112.500 per kilometer. Later schijnt ook dat cijfer nog overtroffen te zijn. Immers de voorzitter der Scinde-spoorwegmaatschappij verklaarde in Maart 1864: ‘Ik geloof dat het uiterst bedrag der kosten van de lijn, met stations, rollend materiëel en toebehooren, weinig zal verschillen van 20.000 pond de engelsche mijl, wat een gunstig kontrast vormt met elken anderen spoorweg in Indie.’ (Home news, 4 April 1864.) 20.000 pond per engelsche mijl geven f 150.000 per kilometer. Vroegere ramingen van diezelfde spoorwegen gaven aan 18.000 pond of f 135.000 per kil. en die van 1 Mei 1862 14.000 pond of f 105.000 per kil. Deze spoorweg werd in 1862 geopend. (Stoompost, 27 Aug. 1865).
Sedert de verschijning van dit nummer van den Stoompost is er weder een jaarverslag uitgekomen, dat nieuwe teleurstellingen baart. Terwijl het net met slechts 132 eng. mijlen (212 ned. mijlen) werd uitgebreid, werd de raming van het geheele net ruim f 62.000.000 hooger. In plaats van spaarzaamheid pleegt men op Java roekelooze verkwisting. Iemand, die nooit een' lokomotief-spoorweg gezien heeft, ontvangt van de aandeelhouders f 16800 traktement 's jaars en nog f 10 reis-indemniteit per dag. Maar een' ingenieur, die bij de baan Aken-Maastricht gewerkt had, werd slechts f 6000 traktement geboden. Natuurlijk bedankte hij. Door de hooge bezoldigingen alleen, die acht jaren duren, kost reeds de aanleg der baan duizenden guldens per nederl. mijl meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik heb mijne taak ten einde gebragt. Ik heb getracht zoo duidelijk mogelijk den lezer in het moederland eenig denkbeeld te geven van den stand der spoorwegzaak op Java zonder zijn geheugen te beballasten met afschrikkende namen van gehuchten. Ik vlei mij te hebben aangetoond, dat de zaak van den heer Stieltjes eene parlementaire enquête verdient. Ik zal liever niet zeggen, welke uitkomst ik mij van zijne poging voorstelGa naar voetnoot(*). Maar mijne lezers zullen gevoelen, welk onregt den bekwamen man werd aangedaan. Gelukkig volk, dat zooveel kundigheden zonder schade voor 's lands dienst kan missen! Maar neen! laat ons allen spot als onvoegzaam ter zijde stellen. Laat ons die wandaad betreuren, en ons verblijden, dat althans de vreemdeling in dit oogenblik aan zijne talenten regt doet wedervaren. Het ware te wenschen geweest, dat de heer Thorbecke in den strijd tusschen de heeren Fransen van de Putte en Stieltjes geredeneerd had, gelijk de Kölnische Zeitung omtrent den strijd tusschen Bismarck en Virchow: ‘Een' man als Stieltjes vind ik niet ligt weêrom, maar een' minister als Fransen van de Putte vind ik in het geheele rijk te over.’ Misschien is een enkele onder de volksvertegenwoordigers doordrongen van die ‘schoone roeping,’ waarop hun voorzitter vóór eenige weken wees. Welnu, deze zij getrouw aan de leus: Honneur au courage malheureux! Wie hunner er naar streeft eenmaal tot de beroemde mannen van zijn vaderland te behooren, beginne met eerbied te betoonen jegens hen, die het nu reeds zijnGa naar voetnoot(*). Delft, 13 Oct. 1865. S.E.W. Roorda van Eysinga. |
|