De Geldman, of de geheimen van een barbier, door J.F. Smith, schrijver van Dick Tarleton, Croushall, de Stiefmoeder enz., uit het Engelsch vertaald door Servaas de Bruin. 3 deelen, te Leiden, bij Noothoven van Goor, 1864.
Een roman met - althans wanneer wij daaraan de gewone eischen doen - vrij krasse gebreken, hoewel niet met die, welke men in de werken van deze soort bij onze Engelsche naburen plagt te ontmoeten. Hij heeft in geenen deele dat al te huisselijke, die grootheid in kleinigheden, dat kwijnende, dat, om niet te vervelen, met zekere trouw en gloed moet geschetst worden; integendeel er is eenig gedrang van gebeurtenissen, over scènes en situaties welke menig romanschrijver had uitgesponnen loopt hij met eenigen haast heen, er is aplomb en soms iets hards in de behandeling, terwijl de eenvoudige wijze van verhalen ons den Geldman eene vertelling in drie deelen zou doen noemen, en wij den titel in ‘de lieden van het geld,’ of eenvoudig in ‘het geld’ zouden hebben veranderd. Immers, er is niet maar één mensch, niet alleen de Bankier, daardoor misdadig; behalve Sir Jasper zijn kapitein Riddle, mijnheer Parfit, de familie Prij en nog een paar ondergeschikte figuren door de goudziekte aangegrepen, moge deze bij de verschillende individu's een ietwat onderscheiden karakter hebben aangenomen. Of de roman met zoo vele personen ten tooneele te voeren, op wie men het ‘te huur of te koop’ kon schrijven, tegen de waarheid heeft gezondigd, beslissen wij niet; wij hopen het. Althans eene wel wat heerschende gedachte in het werk, wordt er in ons oog uitgedrukt door een niet al te gelukkig geteekenden Londenschen bakker, die D II, bl. 77 zegt: ‘In uwe oogen is geld in staat om alles te koopen - der mannen karakter, der vrouwen eer, der braven bloed.’ - Het vloekwaardig en verachtelijk slijk, het voorwerp van de drift van.... van zoo velen, verschijnt hier in wel vloekwaardig en verachtelijk licht, of liever, menschen vertoonen zich daarvoor in zoodanig licht.
De schering van het werk is een zamenstel van ongeregten en ongeregtigheid, gelukkig, met een inslag van nobele karakters doorweven - als in de wereld; terwijl de eersten allen op verschillende wijzen hun welverdiend loon ontvangen - niet als in de wereld. De nemesis ga rond en late menig spoor ontwaren, zóó vele en kennelijke drukt zij er niet. Daarvoor heeft de auteur dan ook eene reeks van toevalligheden noodig, die mede eene zwakke zijde uitmaken van zijn roman, dien wij onwillekeurig vergeleken met een Cerberus, wiens drie koppen en nekken in één ligchaam uitloopen. In het plan, in de zamenvoeging der onderscheidene deelen, en dikwijls de voorstelling en uitdrukkingen, stieten we nog al op het een en ander, dat crude mag heeten en gemachter Witz.
Wij hebben de gebreken opgesomd, daaronder ook, die alleen door eenige overdrijving, afbreuk deden aan het fraaije van een boek, dat wij onder het beste tellen wat ons - en het is veel gezegd - van het Engelsch fabrikaat in die soort onder het oog kwam. - Zijn de bakker en de generaals-weduwe wel wat hors d'oeuvres, en kon wa[t] zij doen of zeggen in het werk met luttel schade worden gemist; het is rijk aan schatten van karakters en situaties, die daarvan eene boeijende lektuur maken, waar beider verhouding goed is in acht genomen en die getuigen van des schrijvers menschenkennis. Er is een humor in niet enkel des verstands, maar ook der humaniteit, die ons onwillekeurig Sterne herinnerde, en wel in diens gunstigste oogenblikken, zonder dat wij behoefden te denken aan copiëren. Wij ontmoetten menige gedachte die verdiende te worden onthouden, ook in het oog gehouden. Wie van onze romanlezers nu en dan kippevel verlangen te krijgen, en zij die liever eene zekere emotie voelen zoowat in de linkerzijde van de borst, of die wel eens het boek in de hand houdende, eene poos regtuit ietwat naar boven willen staren, kunnen hier vinden, wat van hunne gading is en bevredigt. - Het werk is goed vertaald.