De Tijdspiegel. Jaargang 22
(1865)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |||||
Godgeleerdheid en onderwijs.Het middelbaar onderwijs in Frankrijk.
| |||||
[pagina 127]
| |||||
dingers in de school verslagen; maar zij hebben den prijs verbeurd dien de toeschouwer aan den eerlijken strijder gunt. De geschiedenis van al deze congregatiën, als men ze in hare bijzonderheden en in hare onderlinge stribbelingen nagaat, leert als waarschuwing: geene kerkleer, welke ook, hebbe de bovenhand in de school: want geene kerkleer domineert dan ten koste van den waren vooruitgang. ‘Rien n'est tenace comme l'esprit de routine dans les vieux Corps’ zegt Sainte Beuve van de Parijsche universiteit op het tijdstip dat wij thans naderen. Ik wenschte u, lezer, den toestand te schetsen van 't offieiëele onderwijs en welke bestanddeelen het in zijnen loop van 't collége de Clermont en van Port-Royal in zich opnam. Een belangrijk onderwerp zoudt ge meenen; en toch is het door geen enkel auteur behandeld. Sainte-Beuve (III, 435) Port-Royals methode besprekende zegt: Pour mesurer au plus juste le degré de cette innovation, il faudrait tracer en détail un tableau parallèle de ce qu'était l'enseignement, à cette date de 1643-1660, au sein de l'Université et chez les Jésuites; mais les éléments d'un tel travail manquent peut-être, ou du moins ils n'ont point été jusqu'ici rassemblés. - Sainte-Beuve in zijn episch werk van 5 dikke deelen zich telkens wegspinnend in ragfijne détails, had voor den lezer den eentoonigen gang onder zooveel solitaires aangenaam kunnen afwisselen door, als episode, in het IV boek een aanschouwelijk tooneel der officiëele school in te vlechten. 't Zal dus een vreemdeling niet euvel worden geduid, dat hij te kort schiet. Mij ontbreken een schat van bescheiden in Sainte-Beuves bezit; en de overigens zoo rijke Clerezy is kariger dan men denken zou bedeeld met leerboeken van 't bevriende Port-Royal.
Het mag bevreemding wekken dat Hendrik IV, het openbaar onderwijs weêr in het leven roepende, het voorbeeld der groote paedagogen en der Jezuïten niet beter op schatting stelde. Immers zijne schoolwet van 18 Sept. 1600 is ouderwetsch. Maar koning Hendrik was bij al zijn goedhartigheid zelfzuchtig. Zijne politiek - ook nog heden ten dage wel door groote en kleine potentaten gevolgd - was: vrede houden met alle partijen om daardoor den troon te behouden voor zich. Had hij als koning vele wantrouwende onderdanen voor zich te winnen; in 't onderwijs vond hij twee partijen, de voormalige Universitairen ter eene, de Jezuïten ter andere zijde. Welnu, door zijn geloofsverzaking won hij het volk, den paus door de herstelling der Jezuïten, de doctrinairen door eene behoudende wet. Zijne onderwijswet is een concordaat met Kerk en Staat gesloten, een uitmuntend politiek stuk, maar niet geschikt om de scholen in de vaart te zetten. - Wel is er eenige vooruitgang in te bespeuren; maar Ramus had te vergeefs geleefd: de groote protestant met al zijn heldere beschouwingen werd geïgnoreerd, om geen aanstoot te geven aan den katholiek; de Jezuïten hadden te vergeefs gedoceerd: want Ultramontanen konden geen raadgevers zijn voor den vurigen Gallicaan. Zoo trad kardinaal d'Estouteviile van 1452, bij metempsychose, in Hendrik IV weêr aan het licht. Trouwens wij zien dan ook geen her- | |||||
[pagina 128]
| |||||
bloeijen der studie. De scholen worden van staatswege geopend; maar men hoort er niet van spreken. Tot aan de omwenteling van '89 is alles stil, onbeduidend: bij uitzondering verschijnt eenig uitstekend scholarch, zooals Rollin in 't collége van Beauvais. Clermont van de Societas Jesu stelt alle staatsscholen in de schaduw. Zie eens welk eene drukte en beweging, en hoe de discipels zich daar verdringen! Eerst telt men er
in 1668 550 kostleerlingen, waaronder verscheiden Poolsche paladijnen, een prins van de Moschi en twee neven van den koning van Macassar. - Later is het gezamentlijk bedrag der in- en externes tusschen de 2500 en 3000 (G. Émond, Hist. du coll. de Louis-le-Grand, p. 365). Toch wordt van staatswege alles beproefd, om de nieuwe scholen te bevolken. Art. 10 van het hoofdstuk der kunstenfaculteit luidt: ‘Knapen boven de 9 jaren mogen in geen particuliere woning worden opgevoed en onderwezen.’ En om tot docéren uit te lokken bepaalt art. 54: ‘Zij die 7 achtereenvolgende jaren in een volledig collége hebben onderwezen, zullen vóór de andere gegradueerden (alleen de doctoren in theologie uitgezonderd) bij de verdeeling der kerkelijke prebenden op de rol worden gezet.’
Die van uitvoerige reglementen houdt, verwijs ik naar Thérys 2de deel, waar Hendrik IV's wet, even omslagtig als haar titel ‘Lois et statuts de l'académie et de l'univ. de Paris’ etc., onder de bijlagen te vinden is. Om mijne lezers te sparen vergenoeg ik mij met een snel overzigt. De studie der theologie is iets wetenschappelijker geworden. Het O. en N.T. worden op de collegiën behandeld en daarbij gebruikt de scholiën der oude kerkvaders. Petrus Lombardus blijft van de scholastici bijbehouden, niet meer als de eenige, maar als één der raadgevende meesters. - 't Magisterium artium is vereischte voor al wie bacalarius in theol. worden wil, alsmede 5 jaren studie in de theol. en de leeftijd van 30 jaren. Strenge examina, zware eischen, althans op het papier; en toch verviel, trots alle proven, het vak gaandeweg zoo zeer, dat Richelieu, om het op te beuren, besloot alle theologisch onderwijs, vroeger in verschillende colléges (Harcour, des Cholets, le Moine, Navarre) gegeven, zamen te vatten in ééne groote inrigting, waartoe hij 't collége der Sorbonne koos. Zoo werd dan sedert het begin der 17de eeuw de stichting van den eenvoudigen Robert de Sorbona, met grooten luister bekleed, de zetel der godgeleerdheid en de eenige representante der theologische wetenschap in Frankrijk. Van nu af maakt de titel van docteur de la faculté de théologie de Paris of régent (docent) du collége de Sorbonne plaats voor het veelbeteekenend docteur en Sorbonne. Den Canonici wordt wel het lezen en bestudéren der instituten en van 't burgerlijk regt aanbevolen; maar officiëel wordt dit eerst in 1679 van hen geëischt. 't Meesterschap in de kunsten blijft vereischte in de Medicijnen. 't Coelibaat | |||||
[pagina 129]
| |||||
houdt op verpligtend te zijn voor den bacalarius, 2 jaren van voorbereiding zijn noodig voor het bacal. examen: 2 jaren disputérens en 4 collegie houden voor de licentie. Dit 2de examen zal loopen over ‘de natuurlijke, de niet natuurlijke en de bovennatuurlijke dingen.’ - Opmerkelijk is nog bij dit hoofdstuk art. 24: ‘Zoo er iemand is onder de bacalarii die de chirurgie of eenig ander handwerk heeft uitgeoefend, hij kan de licentie niet ontvangen, dan na zich bij notariëele acte verbonden te hebben, nooit in 't vervolg hetzij de chirurgie of eenig handwerk te zullen uitoefenen, eene verbindtenis die in de registers van 't medisch collegie moet worden opgeteekend. Immers het is betamelijk, de waardigheid van 't medische corps zuiver en onbesmet te bewaren.’ - De vlaggestok aan het huis van den ‘aderlater en baardschrapper’ zou dus eerst door de moderne wetenschap worden ingehaald. In de Kunstenfac. eindelijk veel goede bepalingen: examina voor 't opgaan tot hoogere klassen, aanbeveling der gewone auteurs, telkens terugkomen op de grammatica; ook opwekking ter beoefening van 't Grieksch en aanwijzing der schrijvers. De 6 les-uren daags zullen zoo worden verdeeld, dat de leerlingen gedurende 1 uur de regels hooren uitleggen en den overigen tijd de auteurs hooren lezen, ze bestudéren, van buiten leeren, nabootsen, kortom zich oefenen in 't spreken en schrijven. Voorts 2 buitengewone uren daags voor 't zamenstellen van verzen en proza, om den stijl te vormen en te bekwamen voor het dispuut. - Telken zaturdag moet elk discipel minstens 3 theses (stukjes Fransch vertaald in 't Grieksch of Latijn) kunnen vertoonen. - Veel reciteren ter oefening van 't geheugen en in de uiterlijke voordragt. - Groote zaturdagsche repetities als bij de Jezuïten. - - Maar juist zegt in zekeren zin Sainte-Beuve: ‘Alle schoollijsten gelijken, op het papier, min of meer op elkander; 't is de geest alleen die ze levend maakt.’ Welnu, die geest was er in de staatsscholen niet: er was geen leven, geen gloed; van 1600 tot 1765, toen de minister Rolland een nieuwe series gaf, heerscht er, behoudens enkele oogenblikken, een diepe stilte zoowel in de school als bij de auteurs die haar beschreven. Nu kunnen wij, wel is waar, den invloed van Bacon en Descartes op het staatsonderwijs niet loochenen; maar dien feitelijk aanwijzen in den leergang der Un. kunnen wij evenmin. Eerst moet de praktijk, de methodologie der scholen, haren geschiedschrijver vinden. Sainte-Beuve ziet die schoollijsten ‘die alle op elkander gelijken’ verkeerd aan. Is het in de praktijk de geest die levend maakt; 't is ook de geest die spreekt uit dien rooster: de aandachtige ‘schoolman’ zal met dat geraamte, in verband met de leerboeken en den persoon des docents, vrij duidelijk u de economie zijner school veraanschouwelijken. - Vergenoegen we ons voorshandsmet het vermoeden dat, gelijk in de wetenschap de peripatetische methode, zoo ook in de colléges de scholastiek wel min of meer zal zijn opgegeven vóór Port-Royal. Zeker is het dat Descartes' leer bij veel gevierde mannen en in 't bijzonder bij Messieurs de Port-Royal gereeden bijval vond. Pascal, Racine, Bossuet, Fénelon | |||||
[pagina 130]
| |||||
waren Cartesianen, even als Thomas Morus in Engeland, Spinoza in Holland, Leibnitz in Duitschland. Maar ten zegen van het onderwijs deden Descartes' leer gedijende Port-Royalisten Arnauld, Nicole, Lancelot, Le Maître de Saci, Guyot, Coustel, Walon de Beaupuis, Rollin; vooral Rollin, l'abeille de la France, gelijk Villemain hem noemt - zijn vast epitheton was ‘le bon Rollin’ - kon, als hooggeschat docent en Rector der Un., meer dan anderen de moderne methode in de staatsscholen doen doordringen. Een eerste kenmerk nu der boeken, door deze mannen geschreven, was de taal. Fr. Bacon, de stichter der experimenteel philosophie, schrijft Engelsch; slechts als voertuig om zijne denkbeelden buitenaf te verspreiden bezigt hij 't Latijn. Ook Descartes' voornaamste werk (Discours de la méth., 1637) is Fransch. Evenzoo schrijven de Port-Royalisten hunne werken in de door de Jezuïten genoemde ‘sermo vulgi.’ Gelijk het een slelling was van Port-Royal dat de geloovige geregtigd en verpligt is de H.S. in de volkstaal te lezen - en de klassieke Arnauld had handenvol werk om dat regt en dien pligt te betoogen, - gelijk de Saci zijne beroemde overzetting en verklaring des bijbels Nouveau Testament de Mons - te Amsterdam liet drukken toen hem dit in Frankrijk verboden werd; gelijk Port-Royal in zuiver Fransch zijne stichtelijke lectuur gereeden aftrek verschafte; - zoo zijn ook een 20tal schoolwerken, meest taalkundig, (bij Sainte-Beuve opgenoemd) in het Fransch gesteld. Dit was een feit waarmede Port-Royal zich aankantte tegen de Universiteit en Clermont. Ook de Un. strafte het Fransch spreken, doceerde geen Fransch, maar leerde Latijn uit den omslagtigen Latijnschen DespautèreGa naar voetnoot(*). De boeken van Port-Royal waren klaar van stijl, eenvoudig van aanleg, zuiver gedachtGa naar voetnoot(†). Die ‘Heeren,’ die in 't dogma hunne rede geheel gevangen gaven, gaven haar in de wetenschap den vollen eisch. Van daar de gunstige ontvangst hunner schoolwerkjes. Lodewijk XIV heeft, naar men meent, uit Lancelots grammaire geleerd. Ook hunne stichtelijke werken - bvb. La fréquente Communion - waren, gelijk ik zeide, gezocht. Welk eene ergernis voor de Societas Jesu, die op dit tijdstip vooral in het Fransch geen auteurs had van naam: ‘'t was - zegt Racine - of God haar hare profeten ontnomen had.’ Toen dus ook de scholen van Port-Royal, pas opgerigt, om den vromen zin der docenten, door de zonen der deftigste familiën | |||||
[pagina 131]
| |||||
werden bezocht, besloot de Soc. Jesu deze mededinging in hare geboorte te stuiten. Met eerlijke middelen vermogt zij dit niet; daarom nam zij list te baat. Antoine Arnauld werd door haren invloed onregtvaardig en onwettig bij de Sorbonne veroordeeld. Wij weten hoe verontwaardiging Pascal de pen deed grijpen: Port-Royal heeft op zijne beurt door de Provinciales de Soc. Jesu vermoord; doch moreel en slechts bij voorraad. Want lang kan een zedelijke waarheid worden rondgedragen door de kern des volks, alvorens zij zoo werkzaam wordt, dat zij den maatschappelijken vorm, die tegen haar vloekt, verbreekt. De Jezuïten hadden zich zoo vertakt en genesteld, niet alleen rondom den paus maar ook aan het Fransche hof, dat nog geruimen tijd de geslepen biechtvaders der Lodewijken (le père Annat, le p. Tellier) alle wenschen der Patres Reverendi, als vroed en vroom, wisten te verwezentlijken. Een dier wenschen was ook de vernietiging van Port-Royal en op de willekeurigste wijze werd zij officiëel volbragt.
Staan we een oogenblik stil bij de scholen dier vrome mannen, wier werkzaamheid zich, in weerwil hunner vervolgers, zegenend heeft voortgeplant, wier geschriften, na meer dan 2 eeuwen, nog in de staatsscholen van Frankrijk worden gebruiktGa naar voetnoot(*). Twee uren zuidwaarts van Versailles lag, in een vochtige vallei bij Chevreuse, een Benedictijner nonnenklooster Port-Royal des Champs, reeds in 1204 gesticht, waarin in 1603 Marie-Angélique Arnauld (dochter van den adv. Ant. Arnauld en zuster van ‘den grooten Arnauld’) als abdis de vervallen tucht en de regelen van den h. Benedictus in volle kracht herstelde. 't Getal zusters wies aan van 12 tot 80, zoodat het klooster te klein werd: ook lag het zeer ongezond: daarom betrok men, in 1626, een ruimer gebouw door Angelica's moeder te dien einde te Parijs ‘faubourg St. Jacques’, aan de kloosterlingen geschonken. Jean du Vergier de Hauranne, abt van Saint-Cyran, de biechtvader van Angelica, was het hoofd, de leider van dit Port-Royal de Paris. Krachtig van wil, schrander van hoofd, godvruchtig, trok hij in zijne omgeving velen die, met nadenken in de ziel, geenen vrede vonden in de beslommeringen der wereld. Singlin, de zieleherder van vaste beginselen, is onder hem de vurige prediker. De beroemde 29jarige advocaat Antoine le Maître en zijn jongere broeders de majoor Simon le Maître de Séricourt en Isaac le Maître (later zich gewoonlijk bij omzetting schrijvende ‘de Saci’) vestigden zich, onttrokken aan 't gewoel der maatschappij, uit genegenheid voor Saint-Cyran, in een kleine woning belendende aan Port-Royal de Paris. Ook Claude Lancelot verschijnt daar en achtereenvolgens tot in 1646 een 12tal solitaires waaronder Dr. Pallu, Antoine Arnauld, de Bascle, de Luzanci, d'Andilly. In de volgende jaren ontmoeten wij Bouilli den kanunnik van Abbeville, met zijn beroemden kweeke- | |||||
[pagina 132]
| |||||
ling den abt de Pontchateau, den schatrijken de Bagnols, M. de Pontis, Dr. Hamon, Baudri de Saint-Gilles d'Asson, Pascal, de Roannès, Domat. Echter sedert lang niet meer te Parijs. Want toen in 1638 Saint-Cyran door Richelieu werd gevangen gezet, kregen de Solitaires te Parijs aanzegging om zich uit de nabijheid der abdij te verwijderen, maar vergunning van den Aartsbisschop om zich in Port-Royal des Champs te vestigen. Nog in 't zelfde jaar echter worden zij van daar verjaagd. In '39 evenwel keeren zij ongemerkt terug en leven er geruimen tijd rustig. Godsdienstzin deed hen de stilte zoeken; gezette oefeningen en bepeinzing was hoofddoel; overigens had ieder zijn lievelingsbezigheid en allen beoefenden de fraaije letteren. Port-Royals leden behoorden tot de ‘haute lignée bourgeoise;’ het telde onder de zijnen personen van het hof en uit de geslachten van Luines, Liancourt, Guemené, Sablé, Gonzague, Longueville, Roannès; maar de kern der kleine maatschappij (die in 1651, 21 Solitaires telde en tot 1656 wel toenam doch nimmer veel talrijker werd) vormden de ver vertakte families Arnauld en Bignon, voorts de Briquet, Sainte-Marthe, Le Nain, Thomas de Fossé en Pascal. Het was een ‘tiers-état supérieur’ waarvan elk lid, jong of oud, hertog of onbemiddeld, Monsieur heette. Elk solitaire had zijn studium en sterke zijde: hij had ook zijne taak in de kleine republiek. Vitard is de econoom van 't gesticht: later aanvaardt het beheer Baudri de Saint-Gilles d'Asson, de bekwame schrijnwerker, vrolijke fluitspeler en graecus. Dr. Pallu is de liefderijke arts niet alleen van 't gesticht, maar ook van den verren omtrek: zijn opvolger is Dr. Hamon. De Séricourt is schrijver, dat is afschrijver: uitmuntend fraai copiëert hij de boeken van zijn broeder le Maître en zijn oom Arnauld. Deze middeleeuwsche gewoonte bleef onder de Port-Royalisten in zwang: ontzettend veel en schoon is er afgeschreven in dit huis. Waarschijnlijk was het met opzet, om een tegengift te vinden voor 't bespiegelende kluizenaarsleven, dat onze solitaires zich met allerlei handenarbeid afgaven. Materiëele arbeid - de geschienis bewijst het, positief en negatief, door de levens van hare groote mannen - is eene bezigheid die heilzaam terugwerkt op kamergeleerdheid, en op die sufheid welke vaak den wetenschappelijken denker buiten zijn studievertrek als een nevel omzweeft. Onvolprezen is als zoodanig de tuinbouw, die, het ligchaam in veerkracht houdende, juistheid van vingeren, rapheid van armen, vastheid van voet, scherpte van oog, opwekking aller zintuigen schenkt. Een schat van praktische kennis geeft hij; uit de bladerkroon der linde ruischt u frischheid van gedachten toe, terwijl bij het naspeuren der goddelijke werken des Scheppers de ziel verdoolt in aesthetisch genot. ‘I don't hate mankind, but love Nature more’ zeide Byron.... maar genoeg: na Vitards dood (1642) moesten de geleerden meer zelve aan den slag: zij zeiden hun brevier op; maar werkten hard in den moestuin: zij timmerden en metselden. De Jezuïten noemden hen spottend sabotiers; evenwel kon de kanunnik Boileau een' Jezuiet, die hem vroeg of Pascal geen schoenmaker was geweest, in waarheid antwoorden: ‘Je ne sais pas s'il a fait des souliers, mais convenez, mon Révé- | |||||
[pagina 133]
| |||||
rend Père, qu'il vous a porté de fameuses bottes.’ De gunstige verandering echter in den uiterlijken toestand der abdij dagteekent eerst van de komst van Robert Arnauld d'Andilly in 1646. Dichter, goed stilist, was hij vooral groot pomoloog. ‘Insere nunc, Meliboee, piros, pone ordine vites’ had d'Andilly geheel tot zijne leus gemaakt. Met ingenomenheid beschrijft Fontaine den wakkeren grijsaard, nog hoog bejaard den tuinbouw drijvende op groote schaal. Hij vooral heeft Port-Royal des Champs liefelijker gemaakt, een moeras gedempt, bedden aangelegd, vruchtboomen in honderde soorten gekweekt. In ‘fruits-monstres’ was hij sterk: zijne ‘poires et pavies’ waren welligt geuriger dan de ‘poire de bon chrétien’ door Franciscus de Paola gekweekt, en jaarlijks zond hij, in verzegelde korfjes, een keur van eerstelingen aan de koningin, den kardinaal Mazarin en ‘Mademoiselle’ (de Montpensier) Aan die plaatselijke verbeteringen is het dan ook toe te schrijven, dat reeds in 1648 een deel der zusters uit Parijs terugkeerden naar 't geliefkoosd Port-Royal des Champs. Hare komst maakte dat de ‘Heeren’ zich terugtrekken naar de hoeve ‘des Granges’ op den Berg, zooals de Séricourt en d'Andilly, of zich optrekjes lieten bouwen, zooals Pallu en later Baudri, aan het einde van den tuin. De Bagnols kocht het kasteel bij Chevreuse Saint-Jean-des-Trous (les Trous), dat dikwijls tot toevlugtsoord diende, evenals het naburig slot van Vaumurier des hertogen van Luines, waar de solitaires van tijd tot tijd elkander ontmoetten en Arnauld gaarne de nieuwe philosophie van Descartes op het tapijt bragt. Tusschen 1648 en '53 telt Port-Royal des Champs 190 religieuses en novices, die herhaaldelijk in de oorlogen der Fronde wegvlugten naar Parijs. Dan verschansen zich de oude krijgers en betrekken de wacht; maar deze tusschentijden bezigen de Bagnols en de hertog de Luines om het gebouw te verbeteren. 't Was in die troebele dagen als ten tijde van Esra: ‘den truffel in de eene, het zwaard in de andere hand.’ ‘Notre bon duc’ en de Bagnols beramen en bekostigen den uitgebreiden herbouw, waardoor de bodem der kerk wel 8 voeten opgehoogd, een geheele verdieping op het klooster aangebragt, 2 groote slaapzalen en 72 nieuwe cellen werden gesticht.
Het opvoed en van een klein getal knapen, eene klasse van hoogstens 6 leerlingen - gelijk Erasmus voorgeslagen had - ten einde 't gemeenschappelijk zamenzijn, als onmisbaar opvoedingsmiddel, te behouden, zonder de bezwaren te ontmoeten aan eene groote school verbonden - dit denkbeeld door den kinderlievenden abt de Saint-Cyran opgevat, werd onder den zedigen naam van ‘Petites écoles’ verwezentlijkt. Reeds in 1637 had Singlin met enkele knapen aan zijne leiding toevertrouwd, den zomer doorgebragt in de ledige abdij des Champs. De oudste discipels van Port-Royal waren 2 neven van de Saint-Cyran, Vitard de neef van Racine en de 2 Bignons, van welke de een later ‘Conseiller d'état,’ de ander ‘Premier président du Grand Conseil’ werd. | |||||
[pagina 134]
| |||||
Ook de jonge de Villeneuve, de Saint-Ange, de 3 zonen van du Fossé genieten zoo hunne opvoeding. In onveilige oogenblikken vlugt men naar het landgoed ‘le Chesnai’ bij Versailles. De Saint-Cyrans scherpe blik heeft in Lancelot den paedagoog erkend: deze krijgt dan ook, toen in 1646 of '47 de scholen geregeld te Parijs ‘rue Saint-Dominique d'Enfer’ worden geopend, met Nicole, Guyot en Coustel de taak van docent en, als elk dezer, een afzonderlijk schoolvertrek met ongeveer 6 discipels onder zijne leiding. Walon de Beaupuis is directeur der inrigting. Van 1646 tot '50 bloeiden deze scholen: toen, in den 2den oorlog van Parijs, werden zij verstoord. Wel werd met den vrede het onderwijs hersteld; maar sedert zijn de leerlingen buiten in 3 groepen verdeeld, in Port-Royal des Champs, op het kasteel van de Bagnols en op het landgoed le Chesnai van den heer de Bernières. Deze beide heeren gaven, terwijl zij hunne eigene zonen lieten opvoeden, daartoe ook de gelegenheid aan anderen. Walon de Beaupuis had op le Chesnai een 20tal leerlingen, waaronder de jonge Tillemont, met welke hij den geheelen linkervleugel van 't gebouw besloeg: de vermogenden onder de kweekelingen betaalden 500 livres 's jaars. Te zelfder tijd doceerden Lancelot en Nicole ‘aux Granges’; in 1655 was Racine onder hunne leerlingen. Maar 't naijverig oog der Patres Reverendi had dien herbloei bespied. Eerlang komen er verbodsmaatregelen. In 1656 verschijnt op 's konings bevel de ‘Lieutenant-civil’ Daubray, achtereenvolgens in Port-Royal, les Trous en le Chesnai, om zich te vergewissen dat alle onderwijs opgehouden heeft. Op le Chesnai had de Beaupuis nog altijd kweekelingen: ook deze verstrooide de Lieutenant in zijn nieuw bezoek van 1660. In de aantijgingen den solitaires gedaan, zoowel als in deze opheffingsmaatregelen, waren ook de zusters begrepen: ook zij werden door wapenknechten verjaagd: ‘Notre vallée a été vraiment une vallée de larmes’ schreef in 1656 la mère Angélique aan hare vriendin Marie de Gonzague, de koningin van Polen.
Wij mogen ons niet begeven op theologisch gebied en zullen de ‘5 stellingen,’ in 1653 door den paus veroordeeld, en het ‘Formulaire,’ door de Marca in 1656 uitgedacht, waaraan de paus almede zijn zegel hechtte, laten rusten. Trouwens mijne lezers weten dat het valstrikken waren in woorden gespannen door de Jezuïten, die naar een aanleiding zochten voor den verdelgingsoorlog dien zij beraamden: zij weten uit Pascals Provinciales dat het geheele dispuut slechts woordenzifterij en chicane was. Wij willen alleen wijzen op het feit, dat geene congregatie van zusters in korter tijd tot hooger eere kwam en dat de school van Port-Royal, in weerwil van haar vlugtig bestaan, époque heeft gemaakt in de geschiedenis der paedagogie. - Waardoor? - In de eerste plaats door de innige godsvrucht die 't leidend beginsel was der religieuses en solitaires: Gloria est umbra virtutis! In scherpe tegenstelling staat het stilleven van Port-Royal met de wereldsche Societas Jesu. Zij lieten zich noode gelegen liggen aan de dingen dezer wereld. Zij hadden het hun- | |||||
[pagina 135]
| |||||
ne veil om in 't verborgen wèl te doen, zij dreven de zelfverloochening tot de uiterste grens: de armen van den omtrek, de ongelukkigen zonder onderscheid verzorgden zij: op den laster, door de Jezuïten tegen hen uitgestrooid, antwoordden zij altijd zachtmoedig: liefelijk is het tafereel dat Racine ons van 't voorbeeldig klooster schetst: aandoenlijk het getuigenis dat zelfs Émond gedwongen is in zijn Histoire de Clermont over hen in te vlechten. Om de eer bij de menschen bekommerden zij zich niet: welligt waren zij te weinig politiek: zeker is daarom onze eerbied niet geringer. Groote mannen zijn de afzonderlijke solitaires huns ondanks geworden: niet hechtende aan vermaardheid, schreven zij hunne wereldberoemde werken alle zonder hunnen naam: de een werkte de denkbeelden des anderen uit, maar beide dachten slechts om het welzijn der jeugd. En dat welzijn was zieleheil: zij schitterden slechts met leerlingen die daaraan rijk waren: de namen hunner leerlingen Pascal en Racine komen in de talrijke manuscripten niet voor, zoolang zij nog in de wereld verkeeren: eerst toen zij deze verlieten, werden zij onder de getrouwen opgeteekend. In de tweede plaats werd Port-Royal vermaard door de wijze waarop daar 't gezonde verstand als onafscheidelijke tweelingbroeder van 't geloof werd geëerd. Zij gingen uit van de stelling door Sainte-Beuve aldus geformuleerd: ‘En language comme en morale, rien n'est important comme la simplicité du premier fonds.’ Weinig knapen van hoogstens 9 jaren, liefst van goed slag en fatsoenlijke afkomst, namen zij tot zich. - Ligt daarin geene veroordeeling der philanthropie op groote schaal en jegens volwassen bedorvenen, die overweging verdient? - Die enkelen te bewaren bij de reinheid des harten, hen uit den onbewusten heilstaat waarin de heilige doop hen had gebragt, te brengen tot het besef van redelijke christenen (traduire en raison le baptême), dat was bij de opvoeding hunne roeping. ‘Onze leermeesters - zegt de eerbiedwaardige Bignon - boezemden ons in de eerste plaats de vreeze Gods, het vlieden der zonde en een grooten afschrik van het liegen in: nooit zijn kinderen opgebragt in grooteren eenvoud dan wij.’ En waarlijk de zegenspreking van den Psalmist tot den regtvaardige ‘Uwe kinderen zullen zitten als olijvenplanten rondom uwe tafel’ mogt tot den abt de Saint-Cyran worden gerigt. De Port-Royalisten vatten de opvoeding bij den wortel aan: geen kleinigheden waren hun te klein: zij werden vernuftig waar 't noodig was: het spellen bvb. en leeren lezen, dat in de gewone scholen op de onzinnigste wijze den kinderen, in 't Latijn, gedurende 3, 4 benaauwde jaren, werd geleerd, vereenvoudigden zij door het aangeven der hedendaagsche, rationeele methode. Onder de verbeteringen door hen aangebragt, behoort ook de uitvinding van metalen schrijfpennen. - Voor den docent is de lezing der ‘Rudimens de la langue latine’ van Port-Royal een genot: Lancelots voorrede is een stichtende preek, 't geheele boek conscientiewerk. De auteur is er blijkbaar in geslaagd u een handleiding te geven, ‘dans un ordre très-clair et très-abrégé.’ - ‘La pédagogie - zoo las ik onlangs in 't Mag. pitt. - réside dans la vocation; elle se développe par l'experience et elle se confirme par la pratique.’ De praktijk is het, die Lancelot allerlei verbeteringen voor elke nieuwe | |||||
[pagina 136]
| |||||
uitgaaf aan de hand doet: hij versmaadt de kunstmiddelen der drukkerij niet om het oog te trekken: in grooteren lettervorm is het hoofdzakelijke, met roode inkt de uitgangen der verbuig, en vervoeg. gedrukt en elke hoofdregel der etym. en synt. in een heugversje voorop gezetGa naar voetnoot(*). ‘Met deze leiddraad - zegt Lancelot - kan men in drie maanden tijds zijn leerlingen al wat er in Despautère staat, ja met nog grooter juistheid leeren.’ - Als ik den officiëelen Despautère leg naast Lancelot, dan moet ik deze uitspraak beamen: men vermoedt bij het zien der twee werken den geheel verschillenden gang der scholen van den universitairen pedant en van den conscientieusen rationalist. Tome XLI der Oeuvres de Messire Ant. Arnauld bevat 's mans Mémoire sur le Réglement des Etudes dans les Lettres humaines. Beschamend voor de Fransche natie, is dit opstel ten hoogste ontmoedigend voor den Franschen paedogoog die, peinzend over den treurigen toestand van het onderwijs in onze dagen, een schat van de nuttigste wenken, met kennis van zaken en liefderijke bedoeling gegeven, op den wind ziet gestrooid. De lezer zal zeker in losheid winnen als ik hem, in plaats van Arnaulds ontwerp, de vlugge trekken geef waarmede Emond het leven der knapen van Port-Royal beschrijft. ‘Jusque à l'âge de douze ans - schrijft hij bl. 156 - on les occupait des éléments de l'Histoire sainte, de la géographie et du calcul sous forme de divertissement, de façon à développer insensiblement leur intelligence, sans la fatiguer. A douze ans commençait le cours d'études. L'heure des exercises était réglée, mais non pas d'une manière absolue. Si l'étude empiétait quelquefois sur la récréation, la récréation avait son tour; on prenait conseil de l'à-propos. L'hiver, quand le temps le permettait, le maître faisait sa leçon en se promenant avec ses élèves. Ceux-ci le quittaient pour gravir les collines ou courir dans la plaine, puis ils revenaient pour l'entendre. L'été, la classe avait lieu sous l'ombrage touffu des arbres, aux bords d'un ruisseau. On expliquait Virgile et Homère, on commentait Cicéron, Aristote, Platon et les Pères de l'Église. L'exemple de leurs maîtres qu'ils avaient sous les yeux, les entretiens et les instructions familières, tout ce qu'ils voyaient, tout ce qu'ils entendaient, inspirait aux jeunes gens le goût du vrai et du beau, le goût de la piété qui n'est autre que l'amour du devoir envers Dieu, envers soi-même et les hommes. L'air pur de la campagne, l'exercise et le jeu fortifiaient la santé du corps, le plus précieux des biens, après la santé de l'esprit et du coeur.Ga naar voetnoot(*) | |||||
[pagina 137]
| |||||
Dit punt vooral moet, ter juiste waardering van Port-Royal, goed worden in 't oog gevat: er was een groot misverstand tusschen de Universileit en de beschaving van 1650. ‘Bijna niemand buiten de doctoren is er - schrijft in die dagen de ridder de Méré - die behoorlijk Grieksch of Latijn kent.’ Het Fransch daarentegen had krachtig wortel geslagen sedert Malherbe en Balzac: de maatschappelijke ontwikkeling ging zigtbaar vooruit: mannen van aanzien vertoonden zich buiten de Un.. Alzoo doctoren die geen Fransch, voorname mannen die geen Latijn kenden: dat was eene onëvenredigheid die onze solitaires zeer juist opmerkten en zochten te verhelpen. Aan den eenen kant de universitairen van hunne schoolschheid te ontbolsteren, bij de anderen de klassieke studie in eere te brengen: van beide wezentlijk beschaafde mannen te vormen ‘de vrais honnêtes gens’ - ziedaar het doel van Port-Royal. De keten vormende die Ramus aan Du Marsais, Gassendi aan Daunou verbindt, heeft Port-Royal in spraakleer, logica en fraaije letteren meer dan eenige andere school, door zijne ‘Méthodes nouvelles’ natuurlijkheid zoeken te paren aan degelijkheid, zijne zienswijze ook in 't laatst der 17de eeuw in de staatsscholen doen aannemen en eene verzoening tot stand gebragt op paedagogisch gebied, die heeten mogt ‘dérouiller le pédantisme sans ruiner la solidité.’ ‘Geef u rekenschap van alles en neem alleen voorstellingen aan die volkomen helder en duidelijk zijn’ was hunne leer bij de opvoeding. ‘De jonge knaap leere eerst zijne moedertaal zuiver en grondig, hij leze daarin alleen wat voor hem geschikt en bevattelijk is.’ Daartoe werden hem ook goed vertaalde stukken uit Phaedrus, Terentius, Plautus en de brieven van Cicero gegeven. 't Latijn doceerden zij bij voorkeur sprekend: de levende stem verduidelijkt beter dan de pen den zin en de gemoedsbewegingen des ouden auteurs. Zij waakten voor de eigenaardigheid van elke taal en bestreden het gebrek hunner tijdgenooten ‘de parler latin en français.’ Overigens was het bij de jongere leerlingen hun stelregel, geen boeken van zeer verschillenden schrijftrant te gebruiken (‘nourrir longtemps les enfants d'un même style’), zonder zich evenwel als de Jezuïten, alleen bij Cicero te beperken. Zoo konden zij, bij geheel mondelinge behandeling van stukken, wier inhoud voor knapen bevattelijk en belangrijk was, hun doel bereiken, nl. de leerlingen gewennen steeds wakker te zijn en tegenwoordig bij hetgeen werd gedaan: zij lieten hen onmiddellijk het gehoorde zelv' doen, of den zin van 't besprokene weergeven, of wel in 't Fransch kleine opstellen, verhaaltjes over zaken naar eigen keuze maken. Wat grammatica betreft, het etymologisch gedeelte, declinéren, conjugéren enz. werd behoorlijk geleerd; maar uiterst sober waren hunne syntaktische regels: ‘aliud est grammatice, aliud Latine loqui’, meenden zij, en zij predikten met Ramus, slechts met een in 't Fransch geschreven Latijnsch spraakkunstje in de hand, ‘peu de préceptes et beaucoup d'usage!’ Geen dwang tot vervelenden arbeid: 't Latijnsche verzen maken diene slechts voor | |||||
[pagina 138]
| |||||
hen die er aanleg voor hebben: in plaats van thema's en lessen in de lagere klassen lectuur, vertaling en verklaring van de constructiën die zich telkens voordoen, opdat de leerling, hoorende en ondervraagd wordende, leere steeds met zijne gedachten aanwezig te zijn bij hetgeen er voor zijne oogen plaats grijpt: eene methode, vermoeijend voor den docent, maar tot zekere mate wel geschikt om slagvaardige mannen te vormen voor Staatsraad en Parlement.
Een vriendelijke deelneming ondervond het verwaarloosde Grieksch: het herbloeide een oogenblik in Port-Royal: dien herbloei beleefde als scholier, tot roem der Fransche tragoedie, Racine. Niet door middel van het Latijn - zeide Lancelot - niet met behulp dier ellendige Latijnsche vertalingen die den geest in een staat van onmondigheid houden, maar uit de eerste hand, regtstreeks moet het Grieksch worden geleerd. De 3, 4 eerste schooljaren moet het hoofdvak zijn: want zijne moeijelijkheid bestaat vooral in de woorden; de constructie daarentegen is gemakkelijker dan in 't Latijn. In dien jeugdigen leeftijd dus, waarin het geheugen frisch en krachtig is, onderhoude men het Latijn, maar werke men krachtig met het Grieksch. Ook daarin zal een geregeld lezen, een gezet mondeling behandelen der verschillende auteurs, trapsgewijze bij de leerlingen ingeleid, hen allengs doen indringen in den geest dier ‘onvergelijkelijke origineelen.’ Lancelots ‘méthode grecque’ is, als de Latijnsche, eene met veel gezond verstand uit de werken van Clenardus, Budaeus, Ramus, Henr. Stephanus, opgestelde leiddraad, die in klaar Fransch den beoefenaar, zonder omwegen, tot de auteurs zelve brengt. Port-Royal staat, in het onderwijs der fraaije letteren, midden tusschen de nog Gothische Universiteit en de met goud behangen Jezuïten: Port-Royal heeft het voorbereidend hooger onderwijs in Frankrijk geseculariseerd en de studie der classieke literatuur opgenomen als bestanddeel eener degelijke en echt christelijke opvoeding. De moderne impulsie, officiëel door koning Frans, door Ramus feitelijk gegeven, hebben de Solitaires der 17de eeuw vernieuwd. Zonder vertooning, zonder eerzucht aanvaardden zij deze taak: en toen Lodewijk XIV meerderjarig werd, hadden zij mannen gekweekt die de Fransche taal verhieven op den vorstelijken troon. Nog meer. Port-Royal heeft het casuïsme in de moraal, de scholastiek in de theologie bestreden, maar bovenal het pedantisme in de school met het zwaard zijner ‘Méthodes’ gedood. Toen de storm der ongeregtigheid, die den krachtigen boom ontwortelde, losbrak, zijn zijne zaden heinde en ver verstrooid en zij sloegen wortel ook in vreemden bodem. In 1660 heeft de laatste verstrooijing der Port-Royalisten plaats: in 1661 wordt Rollin geboren, en Rollin, de arme messemakerszoon, die als docent steeds opklimt tot hoogeren rang, die in 1688 leeraar in de welsprekendheid aan 't Collége de France en in 1694 Rector wordt der Parijsche Un., - de om zijne vroomheid geliefde, door zijne paedagogische talenten en letterkundige bekwaamheden schitterende Rollin, deed de oude traditiën van Port-Royal - in de tucht, die hij handhaafde als chef, in de zeden, die hij kweekte als docent en in de werken, die hij schreef over opvoeding en onder- | |||||
[pagina 139]
| |||||
wijs, - met volle kracht herleven. Zijn Traité des Études, een waardig mededinger van de Jouvency's Ratio, mag heeten een uitstekend handboek der psychologie van schoolknapen. Zijne Histoire ancienne en Histoire romaine zijn, meer dan een eeuw lang, de geliefkoosde boeken geweest, waaruit de jeugd lust voor geschiedenis putte. Rollin is na Ramus de grootste figuur in de Fransche paedagogie: een beeldtenis die spreekt, die bezielt. Guizot en Letronne voelden zich aangetrokken tot de uitgaaf zijner werken: Villemain, op Rollin starend, werd geïnspireerd tot het schrijven der verrukkelijkste zinsneden die ooit aan zijne pen ontvloeiden. Noch Hahn, noch Théry, noch Émond, noch Sainte-Beuve vermelden iets van het onderwijs in de Universiteit gedurende de 100 jaren van 1650, tot 1750, veel minder geven zij de punten op waarin 't collége de Dormans-Beauvais, dat Rollin de 15 laatste jaren zijns ambtelijken levens (1696-1711) met zooveel toejuiching bestuurde, navolging vond bij de andere colléges der Un.. Zeker was zijn Traité des études, gelijk het een geliefkoosd leesboek was voor den man van beschaving, voor alle denkende docenten een rigtsnoer ter bepaling van eigen methode. Rollin heeft akelige jaren beleefd. Om zijn paedagogische deugden door de Jezuïten aangevochten, moest hij zijne school sluiten en zwijgen. De vrome man verzette zijn leed door arbeidzaamheid. Op 't heil der jeugd bedacht nam hij, 55 jaren oud, de pen ter hand en gaf in 1726 zijn Traité des études, tusschen de jaren 1730 en 38 zijne Histoire ancienne in het licht: vijf deeltjes zijner Histoire romaine verschenen van 1738 tot 41; doch dit werk voltooide hij niet: want als Plato ‘uno et octogesimo anno scribens est mortuus.’ - Gewis, Rollin is een man bij wiens biographie men warm wordt; maar de lezers van ‘de Tijdspiegel’ zullen zich gelukkig achten, den paedagoog niet in volle grootte in de kolommen van hun moderne tijdschrift te zien optreden. Wij spoeden ons tot Napoléon. Wij laten de droevige jaren der Régence met de markiezin de Pompadour en Me. Dubarry, als voor ons hoofdonderwerp een ledig tijdvak, stil voorbijgaan. Wat er goeds in het onderwijs geschiedde, geschiedde door de godsdienstige congregatiën, de Benedictijnen van Saint-Maur en de Oratoristen. - En de Jezuïten? - Hun rol was afgespeeld: hun banvonnis werd in 1764 voor Frankrijk door Lodewijk XV, in 1773 door Clemens XIV voor de geheele wereld geteekend. De Universiteit haastte zich natuurlijk om in het kamp van den ouden vijand te plunderen: 't beroemde Collegium Ludovici Magni werd na de verdrijving der Sociëteit eigendom en hoofdzetel der Universitairen. Hun vertrek liet echter eene leegte achter, die men zich, bij allen afkeer van de Orde, niet verhelen kon en die men zooveel mogelijk trachtte aan te vullen. Men zocht in de staatsscholen 't wetenschappelijk streven aan te wakkeren en stelde daartoe bij kabinetsbesluit van 3 Mei 1766 vergelijkende examina in. Van nu af werden de leeraren niet meer bij regtstreeksche benoeming maar door middel van concours, waaraan alle magistri mogten deelnemen, aangesteld. De 60 mededingers die het best hadden voldaan kregen den titel van docteur-agrégé, twintig voor de philosophie (hoogste klasse), twintig voor de rhétorique en humaniora, twintig voor | |||||
[pagina 140]
| |||||
de grammaticale klassen (quatrième, cinquième, sixième). Dit concours-stelsel, thans nog in volle werking, was in den onnatuurlijken stand van zaken althans van eenig nut: wij zullen eerlang bij Louis-Philippe zien welk eene vlugt en met welk een staart van moreele bezwaren het die vlugt over geheel Frankrijk genomen heeft. En niet alleen voor de leeraren had men zulk eenen prikkel bedacht; reeds in 1744 had de canonicus der hoofdstad Louis le Gendre een aanmerkelijke som tot het geven van prijzen aan de beste leerlingen der classes d'humanités (of classes supérieures) geschonken. Met groote plegtigheid moest deze prijsuitdeeling geschieden, andere legaten breidden deze inrigting eerlang tot alle klassen uit; welk een omvang en strekking ook deze, thans nog heerschende, aemulatie der leerlingen nam, zullen we almede na de revolutie beschouwen. Was het ook niet Emile, het frissche natuurkind uit de vallei van Montmorency optredend, om het pligtvergeten menschengeslacht zoo mogelijk in de conscientie te schokken, die de gemoederen over opvoeding en onderwijs peinzen deed? Rousseaus Emile, over wien - na aftrek van het utopische - de 19de eeuw gunstig getuigt; wiens Vicaire Savoyard wij als onderwerp eener merkwaardige studie onzen modernen denkers dringend aanbevelen; Rousseaus meesterwerk - in 1762 verschijnend, door de Kerk verdoemd, door de conventioneele maatschappij bespot, maar den angel des nadenkens en des berouws diep slaande in de harten zijner eerlijke lezers - Rousseaus Emile, verschijnend toen het doodvonnis der Societas Jesu in Frankrijk werd opgemaakt, komt mijns inziens juist ter snede. Hoe het zij, nog in 'tzelfde jaar '62 wordt het Parijsche parlement wakker en vaardigt eene uitnoodiging uit aan alle andere parlementen en aan al de universiteiten om mededeelingen te doen over een gemeenschappelijk plan van onderwijs en opvoeding voor geheel Frankrijk: Rolland, de president van 't Parijsche parlement gaf in 1768 van de ingekomen voorstellen het volgend verslag: De meeste universiteiten, vooral de Parijsche, wenschten een naauwere onderlinge aaneensluiting van alle hooge scholen, ten einde het openbaar onderwijs meer het karakter van nationaal onderwijs te geven. Afzonderlijke inrigtingen - beweerden zij - elk tot eigen krachten en ervaringen beperkt, konden het openbaar onderwijs niet tot dien graad van volkomenheid brengen, waarop het eene groote natie betaamde te staan. Traden daarentegen alle colléges in naauwe verbinding met de universiteiten, dan zoude hun 't goede dat deze bezitten ten deel vallen: bekwame docenten, een door de ondervinding geijkte discipline, oude traditiën van goeden literarischen smaak, gemakkelijker voortplanting der voor den bloei en de onafhankelijkheid des vaderlands belangrijke staatkundige denkbeelden, de geschiktste middelen ter aanvuring van den wedijver bij discipelen en docenten, de bruikbaarste schoolboeken, een op lange ervaring gegronde leermethode. Centralisatie in 't beheer van 't openbaar onderwijs bleek uit de ingezonden memoriën de wensch aller universiteiten te zijn. - Wij zullen zien hoe dit denkbeeld viel in Napoléons smaak. Ten einde de wetenschappelijke krach- | |||||
[pagina 141]
| |||||
ten niet te versnipperen, stelde Rolland voor, om alleen in de grootste steden, ja welligt alleen te Parijs eene volledige universiteit met alle faculteiten te behouden, op kleinere plaatsen daarentegen slechts enkele faculteiten te stichten. Hij drong, nog sterker dan de ingezonden vertoogen, de noodzakelijkheid op den voorgrond om de ziel van 't intellectueele leven en de leiding van 's lands onderwijs te Parijs als middelpunt te vestigen, opdat de krachtige houding door de hoofdstad aangenomen, de goede toon door Parijs aangeslagen, weêrklank vinden zou in 't geheele rijk. - De geschiedenis zal ons feitelijk leeren, dat Rolland in zijn idees een echt Franschman was. Verder achtte Rolland het aantal colléges die slechts voor den geleerden stand voorbereidden te groot in vergelijking met dat der lagere scholen, ten bewijze aanvoerende dat de laagste klassen der colléges zeer druk bevolkt, de hoogste daarentegen betrekkelijk ledig waren. Hij sloeg voor, twee soorten van colléges te stichten, in de grootste steden van elke provincie een volledig collége (de plein exercice), in kleinere slechts halve colléges of zoogenaamde pedagogieën, die 3 of 4 klassen hadden en behalve de elementen van religie en moraal slechts de Fransche taal, de geschiedenis en de beginselen van 't Latijn doceerden. Ook wenschte de parlementspresident het concours d'agrégation in geheel Frankrijk aangenomen te zien, daar het magisters-diploma hem niet voorkwam genoegzame waarborgen van bekwaamheid aan te bieden. Een kweekschool van onderwijzers op te rigten in de hoofdplaats van elke academie, was, zijns inziens, almede een geschikt middel ter verbetering van 't docerend personeel. - De trekken waarmede Rolland die school aangaf, zijn alle in de grande école normale der latere dagen weer te vinden. Een series lectionum van 1765 doorloopt Rolland, tot de leervakken zelve overgaande; Hahn heeft haar (I, 113) overgenomen; ik zal het niet doen, daar zij zonder uitvoerige verduidelijking toch niet begrijpelijk is. Het parlement vond de Series te eenvoudig, of zoo als het heette, te eenzijdig. ‘Ik zie - sprak de verslaggever - alle jongelieden zonder onderscheid denzelfden leergang volgen, in hetzelfde aantal jaren dezelfde klassen doorloopen. En toch hebben niet alle dezelfde vermogens en aanleg. Waarom moet echter hij die nog smaak, noch aanleg, noch bestemming voor humanistische opleiding heeft, van alle onderrigt verstoken blijven? Zijn de openbare scholen alleen voor de kweeking van geestelijken, regters, geneesheeren en schrijvers bestemd? Zijn de krijgslieden, de zeelieden, de kooplieden en kunstenaars de opmerkzaamheid der regering onwaardig? Als het waar is, dat de literatuur zonder de studie der oude talen niet gedijen kan, volgt daaruit dan, dat deze studie de eenige bezigheid van een verlicht en beschaafd volk wezen moet? Ik ben van oordeel, dat in een openbare inrigting van onderwijs alle wetenschappen moeten vertegenwoordigd worden; religie, mathesis, geschiedenis, teekenen, taktiek, scheepvaartkunde, vreemde talen, handel en kunsten moeten bijzondere leeraren hebben voor de kundigheden die zij vereischen. Ik vrees dat het | |||||
[pagina 142]
| |||||
meerendeel der scholieren in onze colléges zijn tijd verspilt, deels door te leeren wat hun onnut of schadelijk is, deels doordien hun wat zij hebben moesten, wordt onthouden. Ik heb dit fragment overgenomen, omdat het bewijst dat reeds voor 100 jaar dezelfde grieve tegen 't gymnasiale onderwijs werd uitgesproken, die sedert en overal is herhaald. Honderd jaren lang heeft men dwaling en waarheid, zooals in dit rapport, ondereengemengd: wetenschappelijke kinderen te vormen - is de dwaling: dat men theoretische opleiding voor praktische vakken behoeft is de waarheid; maar voorshands heeft de dwaling - en niet in Frankrijk alleen - gezegevierd. Doordrongen van het nut der polymathie, stelde Rolland voor om even als voor de godsdienst zoo ook voor de geschiedenis een afzonderlijk docent aan te stellen; aan nieuwe geschiedenis zegt hij, moet reeds iets worden gedaan vóór de ‘classe de seconde.’ De leerlingen kennen de namen der Romeinsche consuls, maar de namen onzer koningen niet: zij kennen alle heldendaden van Themistocles en Scipio, maar niet die van Duguesclin, Bayard, Turenne en Sully. - Voorts moet hun schriftelijk werk over wetenswaardige, nuttige zaken loopen, en alle voorbeelden der rhetorica aan de Fransche classici worden ontleend. Nog prijst hij de diep gezonken studie van 't Grieksch aan, vooral echter die der moedertaal. - Ook beschouwde hij de tweejarige klasse de logique als de kroon op het schoolwerk. Het eerste jaar was voor logica, metaphysica, moraal, physica, die in 't Latijn werden behandeld, het tweede voor physica bestemd: Rolland verlangde dringend de aanstelling van een gewoon docent in wiskunde in elk collége, alsmede onderrigt in experimenteele physica en natuurgeschiedenis. Het uitgebreide plan van Rolland zou echter vooreerst slechts een hersenschim blijven. Noch bij de Universiteit, noch ook bij de Regering bestond er roeping en veerkracht om de hand te slaan aan deze hervorming en de met zooveel zorg opgestelde beginselen van 't parlement konden slechts in de herschepping van 't Collége de Louis-le-Grand eene onnoozele toepassing erlangen. 't Is het laatste woord, het amen, dat gesproken wordt over onderwijs: de revolutie staat voor de deur om alle stichtingen des verledens, ook de oude Parijsche Universiteit, in den kuil dien zij delfde te begraven. Wij zullen zien dat de doldriftige met de vroegere denkbeelden over paedagogie genadiger heeft gehandeld dan met de meeste overige traditiën van het voorheen; dat de nieuwe regeling, die het schoolwezen na de revolutie onderging, de middeleeuwsche vormen en gezigtspunten meer heeft geëerbiedigd dan men dit bij een zoo wisselziek volk, na zulk een maatschappelijk cataclysme, zou hebben verwacht. (Wordt vervolgd.) Dr. A.H.A. Ekker. |
|