De Tijdspiegel. Jaargang 22
(1865)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 585]
| |
Staatkunde en geschiedenis.Cartographie in Nederland.Historisch-Geographische Atlas der algemeene en vaderlandsche geschiedenis. Tweede druk. 's Hage, bij de Erven Thierry en Mensing, 1864.
| |
[pagina 586]
| |
gen, advocaten verlaten de balie, anderen ontvluchten het kantoor, om zich te scharen onder de leeraars der hoogereburgerscholen. De gestrengheid waarmede de commissie te 's Hage in Juni van het vorige jaar het examen afnam waarborgt de wetenschappelijke bekwaamheid van het personeel. Of daarom alle reeds benoemde en nog te benoemen docenten zullen blijken voor hunne taak berekend te zijn, inzonderheid zoo men de keuze liet vallen op personen die, hetzij uit aanmerking van een doctorstitel, hetzij omdat zij verkregen rechten hadden, volgens de wet benoembaar waren zonder voorafgaand examen, - is een vraag die wij thans in het midden laten. Maar de regeling van het middelbaar onderwijs is ook voor vele wetenschappelijke mannen een spoorslag geweest om de vruchten van hun onderzoek in de vakken, die bij het onderwijs jammerlijk verwaarloosd waren of in 't geheel niet in aanmerking kwamen, in den vorm van handboeken of populaire geschriften openbaar te maken. Er zijn nieuwe behoeften geboren, die de schrijf- en teekenstift in beweging hebben gebracht. De uitgevers wedijveren om hunne fonds-artikelen te vermeerderen met deze of gene ‘handleiding’ bij het onderwijs in een der wetenschappen, die bij de wet zijn voorgeschreven. Menigeen heeft zich reeds opgewekt gevoeld om de handen aan het werk te slaan, ten einde het ontbrekende ten spoedigste aan te vullen of wel het bestaande merkelijk te verbeteren. De gebrekkige hulpmiddelen, waarmede men zich tot hiertoe behelpen moest, worden verdrongen door andere, die meer aan de eischen des tijds beantwoorden. Het zou niet moeilijk zijn hier een reeks van titels te laten volgen, die het gezegde kunnen staven. Sommige werkjes beleefden in weinige maanden een tweeden druk. Het is echter te hopen dat zij, die daartoe bevoegd zijn, niet zullen verzuimen dergelijke geschriften aan eene billijke maar gestrenge critiek te onderwerpen. Voor de vorming van het opkomend geslacht, dat nu in staat gesteld is zich in alle richtingen te bekwamen, hangt veel af van de meerdere of mindere deugdelijkheid der handboeken, waarvan men zich bij het onderwijs bedient. Men achte het dus niet gering hierover een oordeel uit te spreken.
Onder de vakken die bij het onderwijs aan de hoogere-burgerscholen, zoo wel die van drie- als van vijfjarigen cursus, zijn opgenomen behoort ook de aardrijkskunde. Wij verheugen ons dat daarop bijzondere nadruk is gelegd. In de wet wordt de aardrijkskunde afzonderlijk genoemd. Bij de bepalingen ten aanzien der examens ter verkrijging van acten van bekwaamheid heeft men haar nog nader omschreven. Men verlangt bij den docent ‘kennis der wiskundige en staatkundige aardrijkskunde, omvattende: de kennis der lichamen van ons zonnestelsel, hunne bewegingen en verschijnselen; van de plaatsbepaling op de aarde en aan den hemel; van de beweging der aarde en de verschijnselen, die daarvan het gevolg zijn; een duidelijk begrip van de geologische geschiedenis der aarde en van de voornaamste geologische verschijnselen aan hare oppervlakte, van de verschijnselen in den dampkring en op den oceaan, van de verdeeling van warmte en regen over de oppervlakte der aarde, en van de geographische verdeeling der | |
[pagina 587]
| |
voornaamste plant- en diersoorten; kennis der aardrijksbeschrijving, der landen volkenkunde en van de politische verdeeling der rijken ook in vroegeren tijd.’ Ziedaar de eischen die men gemeend heeft te moeten stellen aan allen, die zouden verlangen in de aardrijkskunde onderwijs te geven. Al is de omschrijving wat omslachtig, wie zal ze overdreven noemen? Maar wie erkent ook niet aanstonds dat deze eischen zijn gesteld met het doel om den leeraar in dit vak te wijzen op den omvang der stof, die hem ter behandeling werd toevertrouwd? In dit programma is uitgedrukt wat onze kinderen op de middelbare scholen leeren zullen. Het aardrijkskundig onderwijs zal niet langer bestaan in eene pijniging van het geheugen. Voorheen moesten we een massa namen van landen en steden van buiten leeren, en die het hierin 't verst had gebracht meende dat hij al heel wat wist. Van wis- en natuurkundige aardrijkskunde was bijna geen sprake. Dat eene grondige kennis van de oppervlakte der aarde, van den horizontalen en verticalen vorm der werelddeelen en landen, van de verdeeling van land en water, van de richting der bergketens en den loop der rivieren noodzakelijk was ter verklaring der geschiedenis, - wie dacht er aan? Geen wonder dat zulk eene stiefmoederlijke behandeling van eene der schoonste wetenschappen, de jammerlijkste resultaten opleverde. De hoogleeraren van onze hoogescholen, en zij die tot de minder aangename taak werden geroepen om admissie-examens af te nemen voor de scholen te Breda, Delft en den Helder, zouden hiervan zeker treffende staaltjes kunnen bijbrengen. 't Scheen wel dat von Humboldt, Ritter, Berghaus, von Sydow - om van andere beroemde geographen maar te zwijgen - voor ons land te vergeefs hadden gearbeid. Hierin zal echter eene verandering komen. Het onderwijs in de aardrijkskunde moet van nu aan op breeder schaal worden gegeven. Wij vertrouwen dat de inspecteurs nauwlettend zullen toezien op de uitvoering van hetgeen bij de wet en bij het besluit van den 2den Februari is bedoeld. Zal echter de leeraar in dit vak aan zijne roeping kunnen voldoen, dan moet het hem niet aan goede hulpmiddelen ontbreken. Voor een deel behoeft hij hiernaar niet verre te zoeken. Aan groote schoolkaarten bestaat voor als nog geene behoefte. Wij vermoeden dat op geene enkele school de Wand-atlas über alle Theile der Erde van E. von Sydow zal ontbreken. De duitsche oorsprong dezer wandkaarten kan hier geen bezwaar opleveren. Voor Nederland bezitten we de kaart van Staring. Over globes zullen we thans niet spreken. En wat de handboeken betreft, daarop komen we misschien later eens terug. Ditmaal wenschen we iets over de atlassen te zeggen. Het spreekt van zelf dat schoolkaarten niet voldoende zijn. De leerlingen moeten atlassen bezitten, om zich te huis te kunnen voorbereiden voor het onderwijs op de school, of om het geleerde te kunnen repeteeren. Het is volstrekt niet onverschillig, welke atlassen men hun in handen geeft. Zoo hebben het ook de meeste leeraars begrepen. In de programma's der lessen en leerboeken, voor zoo verre wij die zagen, zijn bepaalde atlassen opgegeven, en alleen in het Delftsche programma heeft men dit punt aan de willekeur van ouders of voogden overgelaten. Dit is eene eerste schrede om wederom tot het vorige systeem terug | |
[pagina 588]
| |
te keeren. Het is een treurig gebrek, dat we altijd liefst bij het oude blijven, vooral wanneer ons dat goedkooper uitkomt. En dit gebrek ziet men niet het minst bij het onderwijs uit de mouw kijken. Een vader, die zijn jongen naar een gymnasium stuurt, zal al licht proberen of deze het nog niet doen kan met een ouden Cicero, waaruit hij zelf of misschien wel zijn vader zaliger reeds heeft geleerd. Men kan het soms maar moeilijk gelooven dat eene tweede uitgave van dit of dat handboek zooveel beter is dan de eerste. Zoo staat het te vreezen dat, waar de leeraar niet zorgt dat de leerlingen goede atlassen bezitten, deze niet zelden zullen voortsukkelen met de ellendige atlassen van Otto Petri en dergelijke, die ze reeds voor de lagere school mogelijk wel voor een appel en een ei op een stalletje hebben gekocht. Hoe een leeraar in dit geval goede vruchten van zijn onderwijs zal zien begrijpen we niet.
Bestaan er goede nederlandsche schoolatlassen, ten gebruike bij het onderwijs in de geschiedenis en aardrijkskunde, zoo als dit aan de hoogere-burgerscholen gegeven zal worden? Wij spreken van nederlandsche atlassen. Want bij het middelbaar onderwijs vooral achten wij het wenschelijk, dat men zich bedienen zal van hetgeen er in eenig vak door Nederlanders werd geleverd, zoo het althans bruikbaar is. Dat men bij voorkeur vreemde of vertaalde geschriften gebruikte, is reeds lang genoeg de oorzaak geweest waarom zoo weinigen zich aangespoord gevoelden om iets oorspronkelijks voor den dag te brengen. Daarbij bestaat er tegen het gebruik van vreemde atlassen ook nog dit bezwaar, dat de namen gesteld zijn in een taal die de leerling nog moet leeren, terwijl, gelijk bekend is, Nederland zeer armzalig wordt behandeld. Zoo er dus goede nederlandsche atlassen aanwezig zijn, verdienen deze verre de voorkeur. En wij kunnen thans gelukkig op schoolatlassen roemen, die in vele opzichten niet voor die van het buitenlandGa naar voetnoot(*) behoeven onder te doen. Van de beste atlassen hebben wij de titels in den aanvang afgeschreven. Ofschoon ook deze niet onberispelijk zijn, gelijk straks blijken zal. Opzettelijk hebben wij twee atlassen genoemd. Want het ligt in den aard der zaak, dat de onderwijzer in de geschiedenis en in de aardrijkskunde met de aanbeveling van éénen atlas niet kan volstaan. De behandeling der geschiedenis moet volstrekt geographisch zijn. Dit wil zeggen: als de leeraar spreekt over de Persen of handelt over de uitbreiding van het frankische rijk onder Karel den Groote, of de aandacht vestigt op de veroveringen der Arabieren in Azië, Afrika en Europa, dat moet hij zijne leerlingen alles op de kaart kunnen aanwijzen. Leeraar en leerlingen beide hebben behoefte aan kaarten, die hun de geographische gesteldheid der aarde vertegenwoordigen in de verschillende perioden van de ontwikkelingsgeschiedenis der menschheid. Vergissen wij ons niet, dan bestaan er van von Spruner uitstekende historisch-geographische Wandkarten. De invoering van deze kaarten op onze burgerscholen zou zeker hoogst wenschelijk zijn. Men zou kunnen beginnen met Bretschneider's historisch-geographische Wandkarte von Europa zur Zeit der | |
[pagina 589]
| |
Reformation. Doch 't zij men de leeraars al of niet in staat stelt zich van deze hulpmiddelen te bedienen - iets dat van de meerdere of mindere vrijgevigheid van het rijk en van stedelijke besturen afhangt - altijd blijft het noodzakelijk den leerling een uitsluitend historischen atlas in handen te geven, om het geschiedkundig onderwijs behoorlijk te kunnen volgen. Hij kan zich niet behelpen met een atlas waarin alleen de tegenwoordige toestand der aarde wordt voorgesteld. Duitschland bezit verschillende school-atlassen, die met dit doel zijn vervaardigd. Wij noemen in de eerste plaats dien van von SprunerGa naar voetnoot(*). De uitvoering is zooals men die van een atlas van von Spruner verwachten kan, ofschoon enkele kaarten uit den atlas van Thierry en Mensing, wegens hare helderheid, frischheid en duidelijkheid, de voorkeur verdienen. Zoo is bijvoorbeeld de kaart waarop de ontdekkingsreizen der zestiende eeuw zijn aangeduid (no. 12) in onzen nederlandschen atlas veel beter. De kaart van westelijk-Europa in de zestiende eeuw, waarop de bezittingen van het Habsburgsche huis door eene bijzondere tint zijn aangewezen (no. 13) is in den atlas van Rhode, waarop wij zoo aanstonds terugkomen, sprekender door hare soberheid. Daarentegen heeft von Spruners kaart dit voor, dat men er tevens aanstonds de Bourgondische, Arragonsche en andere landen en bezittingen op vinden kan. Overigens leverde von Spruner onder zijne twee en twintig kaarten nog de volgende, die zeker niet van belang ontbloot zijn, en te vergeefs gezocht worden in den atlas van Thierry en Mensing, namelijk: het rijk der Khalifen in de achtste eeuw en de scheuringen in dat rijk van de negende tot de dertiende eeuw; het Osmannische rijk in de zeventiende eeuw; het ontstaan van het Russische rijk sedert het midden der vijftiende eeuw. Von Spruner geeft echter in zijn schoolatlas geene kaarten van de oude geschiedenis, en dit is inderdaad een groot gemis. Wij spraken zoo even van Rhode's atlasGa naar voetnoot(*). Deze bevat vier en twintig kaarten op acht en twintig bladen. De uitvoering is duidelijk en netjes. Wat de aanschouwelijkheid niet weinig vermeerdert is, dat het water met eene lichte tint is gedrukt, terwijl het land wit gelaten werd. Daardoor komt het laatste meer uit. Overigens zijn de kaartjes veel te klein en daardoor dikwijls te onduidelijk. Ze geven geen juisten blik op het geheel. Onder de kaartjes, die in den atlas van Thierry en Mensing niet zijn opgenomen en toch niet van belang ontbloot zijn, merkten wij op: Vóór-Azië omstreeks 600 v. C, behelzende het Lydische, Medische en Babylonische rijk; de rijken die na de volksverhuizing, bij den aanvang der zesde eeuw, bestonden, waarop in juiste omtrekken zijn aangewezen de rijken der Longobarden, Gepiden, Bourgondiërs, Sueven, Oost- en West-Gothen, enz; het rijk der Franken na Clovis' dood (511) en ten tijde van Pepijn van Herstal (714); Italië omstreeks 1500; Spanje omstreeks 1492; het Khalifaat der Arabieren en het gebied der Seldschucken en Mongolen. Over de verschillende kaarten van Pruissen, Oostenrijk enz. spreken wij niet. Opzettelijk hebben wij van Rhode's atlas meer uitvoerig gewag gemaakt, omdat | |
[pagina 590]
| |
deze in het programma van de rijks hoogere burgerschool te Groningen wordt aanbevolen. Waarom men aldaar aan dezen atlas de voorkeur gegeven heeft boven dien van Thierry en Mensing, is ons echter uit eene nauwkeurige vergelijking van beide niet duidelijk geworden. Zeker zal dit wel niet zijn geschied, omdat Rhode aan zijn atlas acht en dertig bladzijden tekst heeft toegevoegd, behelzende eene beschrijving van elke kaart. Ook von Spruner vermeerderde de bruikbaarheid van zijn atlas door ‘Erläuterende Vorbemerkungen,’ en het is wel te bejammeren dat de ons onbekende bewerker van den nederlandschen atlas zich de moeite niet heeft gegeven om aan zijn atlas eene nadere omschrijving en verklaring der kaarten toe te voegen. Maar dit neemt niet weg dat de leerlingen te Groningen aan Rhode's tekst, ten minste zoolang zij nog geen duitsch verstaan, niets hebben. Bovendien is er in Rhode's atlas van Nederland geen sprake. Hierom, en om hetgeen wij omtrent de uitvoering gezegd hebben, zouden wij wenschen dat men te Groningen het voorbeeld van Haarlem, Leiden en misschien ook van andere plaatsen volgde, en den atlas van Thierry en Mensing aanbeval. Thans over dezen in 't bijzonder een enkel woordGa naar voetnoot(*). Hij bevat veertig nauwkeurig geteekende, goed uitgevoerde kaarten. Twaalf kaarten zijn aan de oude geschiedenis gewijd, tien aan de geschiedenis der middeleeuwen en zeven aan de nieuwe geschiedenis. De overige elf kaarten hebben uitsluitend betrekking op Nederland. Sommige kaarten zijn met bijkaartjes verrijkt, die zeker niet overbodig geacht kunnen worden. Zoo vinden wij op de kaart van Palestina (no. 13) een platten grond van Jeruzalem, ten tijde der verwoesting door Titus; op de kaart van de kruistochten (no. 17) eene kleine teekening van het beleg van Jeruzalem en van Antiochië. Voor de middelgeschiedenis verdient inzonderheid de kaart der groote volksverhuizing de aandacht (no. 13). Zelden zagen wij een duidelijker voorstelling van die merkwaardige beweging der volken in ons werelddeel. Geen tijdperk in de gansche historie heeft ons weleer zooveel zweets en zooveel zuchten gekost. Hunnen en Wandalen, Gothen en Longobarden, ze spookten ons nacht en dag door 't hoofd. We konden maar niet onthouden hoe deze vreemde indringers elkander waren opgevolgd en langs welke wegen ze door Europa hadden gezworven. Indien onze jongens de geschiedenis der volksverhuizing een paar malen in een duidelijk geschreven handboek nalezen, en het gelezene daarna op deze kaart nagaan, zullen zij het verder brengen. Om de deugdelijkheid van dezen atlas te staven, wijzen wij voorts op de volgens Mercators projectie geteekende wereldkaart (no. 13), waarop de belangrijkste ontdekkingsreizen der Portugezen, Spanjaarden, Nederlanders, Engelschen en Franschen zijn aangewezen, alsmede op de laatste kaart, die ten titel voert: voormalige bezittingen der Nederlanders buiten Europa. Doch wij achten het overbodig om nog meer kaarten te noemen. Het werk, dat eerlang zoo men zegt ten derden male ter perse zal worden gelegd, is in veler handen. Nogtans, al gewagen wij gaarne met | |
[pagina 591]
| |
lof over dit verblijdend verschijnsel op 't gebied der nederlandsche cartographie, al hopen wij dat deze atlas nog meer gebruikt zal worden dan tot hiertoe het geval was - wij beschouwen dezen arbeid geenszins als onberispelijk. Integendeel het is nog maar een eerste proeve, die voor vele en belangrijke verbeteringen vatbaar is. Van hetgeen onze duitsche naburen geleverd hebben kan nog veel, zij 't dan ook gewijzigd, worden overgenomen. Het gedeelte dat op Nederland betrekking heeft, behoeft wel eene revisie, naar den voortreffelijken atlas van Mr. Mees. Voor sommige gedeelten, inzonderheid van de nieuwe geschiedenis, is eene uitbreiding noodzakelijk. Voor de oude geschiedenis en de middeleeuwen kon het ontbrekende hier en daar misschien door bijkaartjes worden aangevuld. De kaarten der middel- en nieuwe geschiedenis hebben uitsluitend betrekking op Europa. Maar kaarten van andere werelddeelen, bijvoorbeeld van de noordkust van Afrika, van Vóór-Azië, van Noord- en Zuid-Amerika mogen niet geheel worden gemist. Kortom, eene uitbreiding is meer dan wenschelijk. En deze kan, zoo wij hopen, geschieden zonder dat de atlas daarom kostbaarder wordt. Maar ook verbetering is noodig. Vooreerst in de uitvoering van het natuurkundig gedeelte. Dit kan hier wel niet op den voorgrond treden. Doch het mag evenmin verwaarloosd worden, zoo als hier geschiedde. Het is voor de verklaring van de ontwikkeling van eenig volk volstrekt niet onverschillig, hoe de natuurlijke gesteldheid was van den grond dien het bewoonde. De kaart moet dit door kleur en teekening duidelijk maken. Zoo is hier op den loop van bergen en rivieren weinig acht geslagen. Van andere bijzonderheden zullen we zwijgen, omdat we alleen kunnen aanstippen. Eindelijk mogen we niet verzwijgen dat vele plaatsen en kleine rivieren op sommige kaarten vruchteloos worden gezocht, ofschoon ze om historische herinneringen verdienden aangeteekend te worden. Voor een derden druk zal het zeker niet overbodig zijn dat de bewerker nog eens de geschiedenis van ieder volk en van elk tijdperk raadplege. Hij zal dan bevinden dat er nog enkele namen zijn op te nemen, waarvoor wellicht - ten einde de kaartjes niet al te zeer te overladen - andere zouden doorgehaald kunnen worden, die tamelijk overbodig zijn.
Wij gaan thans over tot de uitsluitend geographische schoolatlassen, ten gebruike bij het onderwijs in de aardrijkskunde. Hier moeten wij een anderen weg volgen dan bij de beschouwing van den historischen atlas. In de eerste plaats dienen we te vragen, hoe een schoolatlas zal moeten ingericht zijn, waarvan een leerling aan de hoogere burgerschool zich zal moeten bedienen. Wij keeren terug tot de bepalingen, waarvan wij op bl. 7 hebben gesproken. Een atlas is niet volledig, wanneer daarin niet een of meer kaarten zijn opgenomen, die ter verklaring kunnen dienen van het onderwijs in de wiskundige aardrijkskunde. Met andere woorden, er moet een kaart in voorkomen van ons planetenstelsel, waarop tevens door bijzondere figuren de zons- en maansverduisteringen, de schijngestalten der maan, de plaatsbepalingen op de aarde, en wat al verder kan gerekend | |
[pagina 592]
| |
worden tot de wiskundige aardrijkskunde te behooren, worden verduidelijkt. Vervolgens moet in zulk een atlas de natuurkundige aardrijksbeschrijving eene belangrijke plaats beslaan. Is een atlas op de hoogte der physikalische geographie, wanneer men bij voorbeeld op een wereldkaart de zeestroomingen en de passaatwinden laat uitkomen? Alles behalve. Het zegt iets meer wanneer men er de voornaamste isothermen en isochimenen bijvoegt, alsmede de grenslijnen van den groei van sommige boomen en cultuurvruchten. Doch men beelde zich niet in hiermede de zaak te hebben afgedaan. De hoofdzaak moet nog volgen. En dat is het orographisch en hydrographisch gedeelte van den atlas. Als de kaart van eenig werelddeel of eenig land mij niet aanstonds het onderscheid tusschen plateaus en vlakten, tusschen de meerdere of mindere hoogte en de verschillende richting der bergketenen, hetzij door kleur of door teekening, doet zien; als de loop der rivieren, al is 't ook op zeer kleine schaal, met hare bijstroomen en vertakkingen, niet met de meeste juistheid is aangegeven, dan moge men de oppervlakte van het papier vol gedrukt hebben met een legio, soms zelfs onleesbare namen, maar voor de kennis van de natuurlijke gesteldheid van zulk een land of zulk een werelddeel is zoo'n kaart volstrekt onbruikbaar. In een goeden atlas mogen althans van sommige landen, die door de verticale gesteldheid van den bodem meer dan andere merkwaardig zijn, dergelijke uitsluitend natuurkundige kaarten, waarbij alleen op bergen en rivieren, hoog- en laag land, en wat hiertoe verder behoort, is gelet, niet zijn weggelaten. Bovendien zouden wij eene algemeene ethnographische kaart verlangen, waarop door verschillende kleuren werd aangegeven hoe de vertegenwoordigers van verschillende rassen over de aarde zijn verspreid. Ook zou een geologische kaart, bijvoorbeeld van Engeland of van Frankrijk, niet overtollig zijn, alleen om door een voorbeeld te kunnen duidelijk maken, wat de docent zal vertellen bij de behandeling van de geologische verschijnselen aan de oppervlakte der aarde. Intusschen zal hetgeen wij nu verder over bestaande schoolatlassen in het midden wenschen te brengen onze bedoeling nog meer doen uitkomen. De beroemde geograaph Carl Ritter zegt ergens: ‘Die Landkarte soll ein Portrait sein, kein Zerrbild wie so unzählige sind. In ihrer Art der Darstellung hat sie Etwas dictatorisches, ihre Irthümer sind daher um so verführerischer und schädlicher. Der Unwissende läszt sich durch den Stich, das Papier und die bunte Illumination irre führen.’ Dit is volkomen waar. Wij hebben helaas in ons kleine landje maar al te veel van die Zerrbilder, die voor goed naar den misdruk-zolder moeten getransporteerd worden. Vele zijn verleidelijk door de mooie kleuren en de bandjes, die een beter inhoud waard zijn. En dan - ze zijn zoo goedkoop, veel goedkooper dan andere goede atlassen! Al gaaft ge er maar een dubbeltje voor, dan zoudt ge nog uw geld in 't water werpen. Verwijs die prullen, dat ‘Machwerk’, naar de rubriek scheurpapier, en de goede atlassen zullen van zelf, door het grooter debiet, veel goedkooper en gaandeweg ook veel beter worden. Men vergunne ons eerst wederom over enkele buitenlandsche atlassen te spreken. Wij hebben daar goede redenen | |
[pagina 593]
| |
voor. Hieruit zal tevens blijken, waarin wij 't misschien van onze naburen winnen, en waarin wij nog zeer verre bij hen ten achteren zijn. De bekende uitgever van den Wandatlas, Emil von Sydow, heeft ook een Schul-atlas in 42 Karten uitgegevenGa naar voetnoot(*). Wij gelooven niet dat deze atlas hier te lande veel bekend is. Nu zullen wij hierover geen klacht aanheffen. Aanstonds willen wij op een anderen atlas wijzen, die dezen in vele opzichten overtreft. Bij de kennismaking is dit werk van von Sydow ons dan ook niet meegevallen. Onze verwachting was te hoog gespannen, nadat wij van denzelfden verdienstelijken cartograaph twee andere atlassen onder de oogen hadden gehad, die, zoo wij ons niet vergissen, in Nederland nog bijna geheel onbekend zijn. Wij bedoelen zijn Orographischer en Hydrographischer Atlas. Wij herinneren ons althans niet ze ergens gezien te hebben, vóór wij ze uit Duitschland ontboden. Beide zijn meesterlijk uitgevoerd. Saamgesteld met het doel om te dienen bij het onderwijs in het teekenen van kaarten, zijn ze inderdaad onmisbaar voor den leeraar, die het belang hiervan begrijpt en dit onderwerp met ernst ter harte neemtGa naar voetnoot(†). Om op den Schul-Atlas terug te komen - deze vangt aan met eene kaart van den sterrenhemel, welke echter vrij onduidelijk is. Wij hebben er betere. Om niet te spreken van de sterrenkaarten in het werk van prof. Kaiser, herinneren wij aan de afbeelding van den sterrenhemel, die door Frylink is toegevoegd aan zijne onlangs verschenen nieuwe uitgave van zijn Handboek der aardrijkskunde. Belangrijker zijn de hierop volgende twee kaarten ‘zur mathematisch en Geographie.’ Jammer dat alles zoo opeengedrongen staat. Het bestek is te klein. Dezelfde figuren hadden, en dan op grooter schaal uitgevoerd, over minstens drie kaarten verdeeld moeten worden. Hieraan sluiten zich zeer gevoegelijk drie oceaan-kaarten aan. Wat de overige kaarten betreft, de zoodanigen, die een overzicht moeten geven van eenig land of werelddeel beteekenen het minst. Ze zijn veel te klein, en daarbij niet altijd even nauwkeurig. Blijkbaar is dit gedeelte met weinig zorg behandeld. Onze Nieuwe atlas der wereld van J. Kuyper is in dit opzicht oneindig beter. De oro-hydrographische kaarten echter, al komen ook deze ons klein genoeg voor, zijn echter veel beter. Met een oogopslag duiden ze de lage vlakten en hoogten aan. Ten aanzien der meerdere of mindere verheffing der bergketens is de teekening wederom minder duidelijk. Wij herhalen: von Sydow's school-atlas heeft ons te leur gesteld. Wat er goeds in is, vooral met betrekking tot de eerste soorten, kan onze nederlandsche cartographen tot navolging opwekken. Voor het overige hopen we, dat de groningsche jongens, ingevolge het programma hunner school, waarin deze atlas nevens dien van Kuyper wordt genoemd, den eersten niet boven den laatsten zullen kiezen. In de tweede plaats maken wij hier melding van Schade's Schul-Atlas, in 33 | |
[pagina 594]
| |
geographischen, physikalischen und astronomischen KartenGa naar voetnoot(*). Ook deze wordt te Groningen aanbevolen. Schade's atlas is almede op sommige kostscholen in gebruik. Hij is in vele opzichten aanbevelenswaardig. Aanstonds onderscheidt zich deze atlas gunstig van ontelbare andere door den kleurendruk. Het water is blauw. Niet alleen de zee ook de rivieren en meeren zijn aan deze kleur te herkennen. Het hoogland is wit gelaten. Het laagland valt door zijne licht groene tint spoedig in het oog. De kleur der bergen is niet zoo als gewoonlijk zwart, maar bruin. Om overtuigend te doen zien hoezeer deze wijze van behandeling de duidelijkheid bevordert, heeft men slechts een blik te slaan op de kaart van Zwitserland (no. 12). Zij verdient stellig navolging. Voorts moeten vooral de laatste kaarten genoemd worden. Zij geven een overzicht van de verbreiding der volkstammen, der cultuurplanten, der zoogdieren, vogels en amphibiën over de aarde; terwijl de bruikbaarheid dezer kaarten nog bevorderd wordt door aanteekeningen aan den voet, waarin de hoogte van sommige bergen en nog andere wetenswaardige bijzonderheden worden opgegeven. Eindelijk is er gezorgd voor kaarten waarop ons planetenstelsel, de verschijnselen op zee en in den dampkring aanschouwelijk zijn voorgesteld. Jammer dat, bij zoo veel goeds, deze atlas ten aanzien der nauwkeurigheid en juistheid niet weinig te wenschen overlaat. De teekening der bergen is meestal zeer slordig. Men kan soms den loop der voornaamste bergketens bij geen mogelijkheid nagaan. De betrekkelijke hoogten van onderscheidene gebergten moeten terstond kenbaar zijn aan de meerdere of mindere donkerheid van kleur, zwaardere of lichtere hardseering. Dit is uit het oog verloren. Beziet de kaart van Spanje (no. 3). Zoudt gij 't er voor houden, dat de Sierra Nevada in het zuiden zich hooger verheffen dan de Pyreneën in het noorden? Dan zijn de grenzen van hoog- en laag land niet fijn genoeg aangeduid. Meermalen wijst de kaart ons op bergachtig en tafelland, waar de bodem zich in werkelijkheid niet boven de gemiddelde hoogte der vlakte verheft. Kleinere opheffingen van den grond zijn niet zelden geteekend alsof het veelbeteekenende bergmassaas waren. Dit is bijvoorbeeld het geval op de kaarten van Frankrijk en Spanje, zoodat ook op de laatste de beide groote plateaus, die door het Castiliaansche gebergte gescheiden zijn, geheel hunne beteekenis verliezen. Ziedaar eenige opmerkingen, die den leeraar tot waarschuwing kunnen strekken, om zich op Schade toch niet zoo gerust te verlaten. Eene gewichtige bedenking komt nu nog achteraan. Voor de staatkundige geographie is deze atlas, ja, wel bruikbaar, maar toch veel te onvolledig. Blijkbaar heeft Schade, om de teekening te sparen, zijne kaarten niet met namen willen overladen. Maar nu geeft zijn atlas ook te weinig. Kuyper's atlas is hierin verre te verkiezen. Schade had het politisch gedeelte van het physikalisch gedeelte moeten scheiden. Hij had van de werelddeelen en van sommige landen twee verschillende kaarten moeten geven. Dit deden Lechtenstern en LangeGa naar voetnoot(*), en wel met uitstekend succes. Reeds ziet hun atlas, die thans vier-en-veertig | |
[pagina 595]
| |
kaarten bevat, voor de elfde maal het licht. Laat ons ook van dezen arbeid nog met een woord gewagen. Genoemde atlas wordt in het programma van Haarlem aanbevolen. Wij hebben hier tegen alleen de oude bezwaren, namelijk: dat het een duitsche atlas is, en dat er voor ons vaderland nauwelijks een plaatsje is ingeruimd; terwijl wij in Nederland althans één atlas bezitten, die om vele redenen aanbeveling verdient. De laatste aanmerkingen, die wij op Schade's atlas hebben gemaakt, zijn op dezen niet van toepassing. De uitvoering is veel nauwkeuriger en duidelijker, vooral ten opzigte der orographie. Vestig hier uw aandacht eens op de kaart van Spanje (No. 17). Met een oogopslag kunt ge u een juist en volledig denkbeeld maken van den verticalen vorm van dit schiereiland. Gij ziet terstond dat de Pyreneën uit twee bergketens bestaan, die in het midden door takken verbonden zijn. De hooglanden van Oud- en Nieuw-Kastilië, besloten tusschen de randgebergten, trekken onmiddellijk uwe aandacht. Even onberispelijk zijn alle overige natuurkundige kaarten. Want van de meeste landen zijn in dezen atlas ‘politische’ en ‘physikalische’ kaarten opgenomen. Zoo bij voorbeeld van verschillende gedeelten van Duitschland, Frankrijk, Spanje, Italië, het grieksche schiereiland, Engeland, Vóór- en Achter-Azië, Noord-Amerika, om van de vijf werelddeelen te zwijgen. Volkomen waar is wat Henry Lange zegt in zijne voorrede: ‘Zu häufig wird die politische Eintheilung der Länder zur Hauptsache gemacht, die Oberflächen-Gestaltung nach Gebirgen, Hoch- und Tiefland aber so oberflächlich behandelt, dass Niemand daraus ein klares Bild von der wahren Gestaltung des Landes zu gewinnen vermag. Und doch ist es vor allen Dingen nothwendig, dass der Schüler zuerst klar und deutlich sich einpräge, wie ein Land beschaffen, ob es ein Gebirgs-, Hoch- oder Tiefland ist, oder wie diese verschiedenen Formen in einander greifen.’ Inderdaad, de latere uitgever van dit werk van den verdienstelijken cartograaph, de vrijheer von Liechtenstern, had recht om te zeggen: ‘In seiner technischen Ausführung ist der vorliegende Atlas wohl als der gelungenste unter allen bis jetzt erschienenen Schul-Atlanten zu betrachten.’ Wij herhalen deze woorden, zelfs met het oog op Stieler's bekenden kleinen of school-atlas. Het éénige wat er aan ontbreekt zijn kaarten voor de wiskundige geographie, en de zoodanigen waarop de richting der winden in verschillende aardgordels, benevens de voornaamste isothermen en grenslijnen voor den plantengroei worden aangewezen. Leeraars in de aardrijkskunde aan onze hoogere-burgerscholen kunnen dezen atlas niet dan tot hunne schade ongebruikt laten.
Wat heeft men nu in ons land op dit gebied geleverd? Niet zeer veel. En het weinige dat we hebben kan den toets der vergelijking met het buitenlandsche werk niet zegevierend doorstaan. Wij zwijgen van atlassen die verre beneden het middelmatige blijven. Door er van te zwijgen brandmerken wij ze als knoeiwerk. Mochten ze voor altijd van onze scholen gebannen worden!Ga naar voetnoot(*) Geef | |
[pagina 596]
| |
uw jongen liever geen atlas in handen, zoo een goede u te duur is, dan een slechte. Hij kan dan ten minste den indruk zuiver bewaren, dien hij op de school bij het zien van duidelijk sprekende wandkaarten ontvangt. Onder de atlassen die op onze scholen gebruikt worden moet gerekend worden de Nieuwe Atlas voor gymnasiën en instituten van W.D. GeerlingGa naar voetnoot(*). Deze is hoogstens vrij middelmatig. Onder de drie-en-twintig kaarten komt geen enkele voor, die bij het onderwijs in de natuurkundige geographie gebruikt kan worden. Het orographisch gedeelte is zeer slecht en onduidelijk. Het hydrographisch gedeelte is niet veel beter. Dus reeds genoeg - bij het middelbaar onderwijs kan er van dezen atlas geen sprake zijn. Ten tweede wijzen we op Frijlink's Nieuwe Hand-atlas der aarde in haren tegenwoordigen toestand, waarvan pas eene nieuwe uitgave verscheen. Deze is boven de vorige zeer aan te bevelen. Maar Frijlink heeft in lang het ideaal nog niet bereikt. Wij moeten hier wederom dezelfde klacht uiten. Op de wereldkaart is zoo een en ander aangegeven, bij voorbeeld: de grenzen van den plantengroei, van het Noordpool-ijs, enz.; doch hiermede is ook de natuurkundige aardrijksbeschrijving afgedaan. Eene afzonderlijke kaart van het land rondom den Noordpool is niet overbodig. Toch hadden we nog liever een kaart gezien van het land-halfrond. De teekening der bergen is allertreurigst. Laat uw oog maar eens gaan over de kaarten van Europa, Azië en Zuid-Amerika. De kaarten van Spanje en Frankrijk zijn groot genoeg en vol met namen en kakelbonte kleuren. Maar kunt ge u eenig denkbeeld maken van den verticalen vorm dezer landen? Zweden en Noorwegen zijn zóó uitgevoerd, dat men haast vragen moet: zijn er bergen in dat land? Zal de kaart van Zwitserland u iets wijzer doen worden, wanneer gij de richting der Alpen-teekens wilt nagaan? En dit alles nog daargelaten - want we zullen zoo aanstonds zien dat zelfs de beste onzer atlassen hierin zeer gebrekkig is - wij hebben tegen dezen atlas nog eene andere grief, die in het gegeven geval erger is. De nieuwe uitgave is niet op de hoogte van de laatste ontdekkingen in Afrika; van de veranderingen die er in onze Oost-Indische bezittingen hebben plaats gehad, is geen gebruik gemaakt. Men vergelijke slechts de kaarten met die van Kuyper's atlas. Niettegenstaande dit alles aarzelen wij niet den atlas van Frijlink voor de staatkundige geographie onder de zeer bruikbare atlassen te rangschikken. Maar Kuyper's nieuwe atlas der wereld spant nog de kroonGa naar voetnoot(*). Dit is het | |
[pagina 597]
| |
beste product der nederlandsche cartographie. De uitvoering is inderdaad voortreffelijk. Wat aangaat de keuze der verschillende lettersoorten voor de namen van provinciën, steden, bergen en rivieren, wat aangaat de fijne bewerking, de zuivere teekening, de heldere tinten, kunnen deze kaarten gerust naast de beste van Stieler's beroemden atlas worden gelegd. Er is bij de keuze van plaatsen eene gepaste soberheid in acht genomen. Bij het gebruik hebben wij wel is waar hier en daar eene enkele plaats gemist. Doch dit zal altijd het geval moeten zijn. Blijkbaar heeft de bewerker met oordeel gekozen. Ieder zal intusschen wel doen met het ontbrekende aan te teekenen en er den uitgever opmerkzaam op te maken. Eene volgende uitgave zal dan wederom vollediger kunnen zijn. Voorts heeft deze atlas volkomen het recht om op den titel te voeren: ‘naar de laatste ontdekkingen, verslagen, mededeelingen, reisbeschrijvingen, enz.’ De minister van oorlog gaf in Juli des vorigen jaars omtrent Kuyper's atlas de volgende verklaring: ‘Gelezen het rapport omtrent dezen atlas door den heer generaal-majoor, gouverneur der koninklijke militaire akademie uitgebracht, waaruit o.a. blijkt, dat bedoelde atlas de éénige is, die bij een oordeelkundig overzicht der aardrijkskunde in het algemeen, meer volledige gegevens bevat betrekkelijk Nederland en bijzonder voor de nederlandsche bezittingen in Oost-Indië, terwijl dit werk tevens voor het onderwijs der geschiedenis in het algemeen en der krijgsgeschiedenis in het bijzonder eene waarde bezit, welke aan geen ander hier te lande uitgegeven soortgelijk werk kan worden toegekend: vestigt de aandacht van de chefs der korpsen op voormelden atlas’ enz. Wij vestigen de aandacht van alle leeraars in de geschiedenis en aardrijkskunde aan onze hoogere-burgerscholen op dezen atlas, die reeds te Groningen en Leiden, misschien ook elders werd aanbevolen. Wij wenschen dit werk in handen te zien van alle leerlingen, die aan rijks- of stedelijke instellingen middelbaar onderwijs ontvangen. 't Is jammer dat de prijs voor sommige ouders mogelijk wel een bezwaar zal zijn. Het ware te wenschen dat de prijs, althans een er latere uitgave, met een derde, zoo niet met de helft verminderd kon worden. Wij achten het overbodig om onze aanbeveling nog nader te motiveeren door de titels der vijf-en-dertig kaarten af te schrijven. Liever spreken we ten laatste onbewimpeld ons oordeel uit over het | |
[pagina 598]
| |
gebrekkige van dezen arbeid. De uitgever zal ons hiervoor zeker dank weten, daar wij hem in de gelegenheid stellen zijn werk nog belangrijk te verbeteren. De fout schuilt ook hier weder daarin, dat er aan de natuurlijke aardrijksbeschrijving te weinig zorg werd gewijd, ofschoon in dezen atlas meer wordt gegeven dan in andere. Op de wereldkaart zijn de zeestroomingen afgeteekend, en wordt een afzonderlijk overzicht gegeven van de voornaamste bergen en van de sneeuwgrenzen op verschillende breedten. Een wereldkaart volgens Mercator's projectie is ingericht tot eene algemeene windkaart, en toont ons tevens de verbreiding der menschen-rassen en de afstanden ter zee. Op de kaart van Europa zijn de isothermen aangebragt alsmede de grenslijnen van eenige belangrijke gewassen. Ditzelfde vinden we op de kaarten der overige werelddeelen. Deze lijnen vallen echter niet genoeg in het oog. Waarom ze niet met kleuren aangegeven? Voor het overige is op de natuurlijke gesteldheid der landen bij de teekening geen acht geslagen. Van den loop der bergketens geven de meeste kaarten eene onjuiste voorstelling. De afwisseling van hoog en laag land is door kleur noch schaduw aangegeven. Alle gebergten schijnen even hoog of laag. Sla slechts de kaart van Azië op. Wil men het ontbrekende duidelijk opmerken, men legge dan de kaart van Spanje bij voorbeeld, door Kuyper geteekend, nevens het kaartje uit den atlas van Liechtenstern en Lange. Om kort te gaan - het physicalisch gedeelte is te veel verwaarloosd. En dit valt te meer te bejammeren omdat het staatkundig gedeelte zoo onberispelijk is. Dit mag zoo niet blijven. En wij besluiten daarom met den wensch dat bij eene eventueele nieuwe oplage dit groot gebrek, met het oog op ons middelbaar onderwijs, verholpen moge worden. Er is bij ons volstrekt behoefte aan afzonderlijke natuurkundige kaarten, al ware 't dan ook maar van eenige weinige landen. In Kuyper's atlas zouden wij zulke kaarten benevens eene kaart voor de wiskundige aardrijkskunde, als 't zoo zijn moest, willen ruilen voor de zes geschiedkundige kaarten aan het einde. Hoewel wij deze toch ook noode zoude missen, omdat ze niet minder keurig dan de geographische zijn uitgevoerd.
Mercator. |
|