Suum cuique.
I.
Smakeloos zout.
Een zeker heer W.N. Wolterink, predikant op zeker dorp Sirjansland, heeft het talloos tal van katechisatie-boekjes met een vermeerderd, dat den titel voert van: Onderwijs-boekje in de Kerkgeschiedenis, ten gebruike bij Catechisatiën en Zondagscholen (Amsterdam, K.H. Schadd). De beoefening van de geschiedenis der Kerk wil hij ‘vruchtbaar maken voor 's menschen zieleheil’ en dienstbaar aan de ‘vestiging eener zelfstandige godsdienstige overtuiging.’
Door welke gepaste middelen de godsdienstleeraar dit tweeledig doel poogt te bereiken blijke uit het volgend fragment, waarin hij de nieuwe Kerkgeschiedenis van Nederland behandelt:
‘In 1816 werd den leeraars vrijheid van prediking vergund, mits de grondbeginselen der Nederlandsche Hervormde kerk handhavende.
Hierdoor ontstond bij vele eenvoudige lieden, die aan het oude hechten, alleen omdat het oud is, en die geen wezen van vorm weten te onderscheiden, een geest van misnoegen.
Eerzuchtige predikanten, die zich eenen naam wenschten te maken en ook eenige anderen, benevens sommige leken uit de meer ontwikkelde standen, van den geest en het karakter van Calvijn doortrokken, sloten zich bij deze aan.
De heer Dirk Molenaar predikant te 's Gravenhage, gaf in 1827 een naamloos geschrift uit, dat vol van logen en verdachtmaking van veler leeraren prediking, allerwege onrust zaaide.
Toen toch zijn naam bekend werd, moest hij om ongestraft te blijven aan den koning zijn innig smartgevoel over zijne daad betuigen. De kerkelijke overheid moest korten tijd later sommige predikanten wegens verzet afzetten. In schuren en op het open veld verzamelden zij nu hunne aanhangers, om hun de zuivere oude leer der vaderen te verkondigen. Ongelukkig dreef nu de regering zulke bijeenkomsten uiteen en gaf de vervolgden gelegenheid, om zich eene gewaande martelaarskroon op het hoofd te zetten, die hunnen geestelijken hoogmoed streelde, en (daar het verbodene steeds veel aantrekkelijks heeft voor den mensch) hun aanhang vermeerde’ (sic).
‘Zoo kwam omstreeks 1833 eene afscheiding tot stand en werd een eigen kerkgenootschap gesticht. Het leeraarsambt bij dit kerkgenootschap bleek al spoedig minder eervol en voordeelig te zijn dan de hoofdleiders Scholte en de Cock verwacht hadden.
De eerste althans ging naar Amerika, waar hij weldra als kruidenier, predikant, regter en spekslager betere zaken maakte.
Toen er hier zelfs geene gewaande martelaarskroon meer te verdienen viel en volkomene godsdienstvrijheid aan allen vergund werd, gingen er toch nog duizenden naar Amerika meerdere vrijheid zoeken. Het hoofddoel der beweging was mislukt. De kern des volks had Scholte, de Cock en anderen niet in hunne beweging gevolgd. Met weinige uitzonderingen bestaat de afgescheidene kerk uit de min ontwikkelden der lagere klassen des volks.
Een arme wil graag beklaagd worden en als de meeste menschen soms wel eens zijne stem doen gelden. Voor het eerste vond men gelegenheid bij de aanvankelijke vervolgingen. Het laatste konden ook de afgescheidenen slechts aan de minsten toestaan en zoo ontstonden er ook al weêr verschillende soorten van afgescheidenen onder de afgescheidenen.
Bij deze verschillende secten treden nog steeds geheel ongevormde personen, meestal uit de heffe des volks, als leeraars op. Alleen de Christelijkafgescheidenen hebben eene kweekschool, waarop een onderwijs wordt gegeven, dat de gehuwde toekomstige leeraren, omdat zij gehuwd zijn, ontslaat van de verpligting om Latijn te leeren, en wat als een kenmerk van het gegeven onderwijs mag gelden.
Moet het feit der afscheiding ook al betreurd worden, het kan tevens niet worden ontkend, dat er door voldaan wordt aan eene behoefte van vele onontwikkelden en onnadenkenden, bij wie eene dorre regtzinnigheid voor godsvrucht geldt; het onbegrijpelijke als bewijs van het goddelijke, en het niet zingen van Evangelische gezangen als kenmerk van vroomheid wordt aangemerkt.’
Inderdaad, wanneer een onbenevelde blik op de verschijnselen, wanneer een ontvankelijk gemoed, dat het religieuse element in elk verschijnsel op kerkelijk gebied weet te waardeeren, wanneer een geoefend oordeel, dat den inhoud van den voorbijgaanden vorm weet te schiften, behooren tot de billijke eischen, die men aan den kerkhistoricus mag doen, dan heeft de predikant van Sirjansland bewezen, tot de minst bevoegden te behooren. Heeft hij welligt een demonstratie willen doen van zijn liberalisme van eergisteren, hij wete, dat de tijd voorbij is, waarin men meende kinderen godsdienstig te maken door hun minachting in te boezemen voor de overtuiging van andersdenkenden; we hebben thans andere middelen om een kind vroom op te voeden dan het scheldwoorden in te prenten tegen een dominé, die spekslager werd.