Uit en voor 't leven.
Geeske van den Elzenpas. Een verhaal op waarheid gegrond, door M.A.A. Boeseken, schrijfster van ‘de Pleegzuster. Amsterdam, P.N. van Kampen.
't Was uit innige overtuiging dat M.A.A. Böeseken de pen opvatte, om in den vorm eener novelle, ons hare gedachten over de gemeenschappelijke opsluiting der gevangenen mede te deelen. Wie schrijft omdat hij iets te zeggen heeft, levert gewoonlijk iets goeds, en wien het daarbij te doen is om het heil der menschheid, kan verzekerd zijn, dat zijne pogingen, oefenen zij ook al geen dadelijken invloed uit op den stand van zaken, op den duur toch deelneming en goedkeuring vinden zullen.
't Is tegen de gemeenschappelijke opsluiting, dat de schrijfster zich verzet, krachtig en duidelijk toont ze er het onchristelijke van aan, als ze het schuldige maar onbedorvene Geeske van den Elzenpas de gevangenis binnen voert, en haar doet toeven te midden van het uitvaagsel der maatschappij. Kan men wel iets uitdenken, dat verderfelijker werkt op 's menschen zedelijken toestand, dan het onafgebroken verkeer in slecht gezelschap? Welig toch tiert het goede zaad niet, als het door onkruid wordt verstikt! De maatschappij weet het misdrijf te straffen en den misdadiger onschadelijk te maken, maar dien misdadiger den weg tot bekeering open te stellen, hem afschuw voor de zonde in te boezemen, vermag ze niet, zoolang ze hem zamen brengt met nog schuldiger dan hij; zoo doende brengt ze er het hare toe bij om hem geestelijk te vermoorden. Hierop doelt de schrijfster. Staat men het cellulaire stelsel voor, niet zooals het vroeger bestond, maar zooals het thans in wezen is, dan laat men den overtreder der wet niet langer ter prooi aan zijn wanhoop. Wijze en liefderijke menschen belasten zich met zijn opvoeding. Zijn geest wordt gespijzigd en aan handenarbeid ontbreekt het hem niet. Moeite noch zorg worden ontzien om den afgedwaalde terug te brengen.
Door hare verdienstelijke mededeelingen weet de schrijfster den lezer te boeijen. Wij wenschen het met haar, dat