| |
| |
| |
Letterkunde.
Een kijkje in Griekenland.
Beknopte geographische beschrijving van oud en nieuw Griekenland, met karakterschetsen zijner bevolking, door J.B.J. van Doren, met een kaart van P. Billier. Amsterdam, J.D. Sybrandi, 1864.
Bij eene vorige gelegenheid heb ik de lezers van de Tijdspiegel uitgenoodigd een uitstapje naar Rome te maken, al was de vertaling van het keurig geschrevene Rome Contemporaine van Edmond About minder gelukkig uitgevallen; nu wilde ik hun op dezelfde wijze een kijkje in Griekenland aanbieden, daar de heer van Doren op zijn ouden dag een werk van 176 bladzijden heeft zaamgesteld, dat ik mij onmiddellijk heb aangeschaft voor f 2.20, en dat ik langs dezen weg aan het lezend publiek bekend wensch te maken.
Deze hoofd-officier der militaire intendance van het Indische leger heeft namelijk het reisverhaal ‘van een zijner kennissen’ (bl. 40) genomen, en dat voor ons omgewerkt. Die kennis is een Franschman, want de grieksche eigennamen hebben de fransche vormen en accenten behouden, hetgeen zeer stootend is voor allen, die ze met latijnsche uitgangen hebben geleerd; doch niet ieder, die de vanen van het koloniale leger gevolgd heeft, had in zijn tijd Latijn en Grieksch geleerd; de latijnsche spreekwoorden, waarmeê de vertaler zijn boekje opsierde, deden mij onwillekeurig denken aan de dorps-notarissen van den goeden stempel, die van een slimmen vocativus spreken.
Het toeval wil, dat die fransche kennis van den heer van Doren mij niet onbekend was, want onder het stijve, pak van den hollandschen officier schuilt niemand anders dan de losse About. De ‘beknopte geographische beschrijving van oud en nieuw Griekenland’ (bl. 1-6) heeft onze reiziger uit een ander werk overgenomen, en wel uit een fransch boek, blijkens de foutieve spelling en den uitgang der eigennamen, maar niet uit About; want deze zou niet zeggen, dat ‘Griekenland tegenwoordig het zuidelijk gedeelte van europeesch Turkije uitmaakt,’ (bl. 3).
Daarentegen zijn de ‘karakterschetsen der bevolking’ alle vertaald uit About's Grèce Contemporaine, en wel uit de 2e of 3e uitgaaf; op bl. 67 toch verhaalt de heer van Doren dat ‘het grieksche
| |
| |
gouvernement, slechts eenige maanden voor de vervallenverklaring van koning Otto, den koning van Napels bedankt heeft voor den afdruk (dat noemen wij een pleisterbeeld of afgietsel) van den stier van Farnèse;’ dit had reeds plaats gehad ‘il y a quelques mois’ vóór de tweede uitgaaf van About's werk.
Toen de vertaler bezig was aan het bestuderen van den ‘zekeren schrijver, die verscheiden jaren in Griekenland gewoond heeft’ (bl. 58), al heeft About slechts twee reizen daarheen gemaakt, was het volgens zijn voorwoord ‘verre van hem te vooronderstellen, dat er zoo spoedig eene geheele omkeering van zaken zoude plaats hebben, en koning Otto daarbij zijne kroon zou ingeschoten hebben;’ gelukkig liet hij den moed niet zakken, maar vulde hij About's bijdragen aan door den loop der gebeurtenissen tot aan de troonsbeklimming van den jeugdigen deenschen prins te schetsen, uit engelsche en duitsche couranten-berigten die hem als de münchensche Gazette des postes, dus over Frankrijk, in handen zijn gekomen.
Ware ik in de plaats van onzen vertaler geweest, ik had den naam van About niet verzwegen, maar mijn waar onder die goede vlag gedekt; ik had dat sierlijke en wegslepende boek op den voet gevolgd en de hoofdstukken niet verplaatst; nu toch is er het hoofdstuk over de maten en het geld bij ingeschoten tot groot ongerief van den hollandschen lezer, voor wien de drachmen en lepta grieksche munt blijven; schaft zich dus een gewoon burgerman dit boek aan ter wille van zijn eigen belang in de blaauwe en andere Grieken, hij leert er niet uit, wat hij in ons geld er voor krijgen kan.
De uitgever heeft met dat al nog geen slechte speculatie gedaan, want ik verbeeld mij, dat de heer Sybrandi het debiet van About's Grèce Contemporaine in de hand heeft gewerkt; ik wed namelijk, dat de kooper van van Dorens boek spoedig naar den winkel loopt, om een exemplaar van het fransche werk, daar de vertaling dikwerf niet te verstaan is zonder About's eigen woorden; zoo vaak is de draad van het verhaal en van de redenering afgeknipt, en zoo vele geestige zetten, waarmede de franschman zijn werk gekruid heeft op elke bladzijde, moet de lezer missen. Uit de vele voorbeelden kies ik er eenige, maar niet eens de allerergste om het gezegde te bewijzen.
Verplaatsen wij ons dus te ‘Athene, dat op een en afstand van negen dagen reizens van Parijs is gelegen’ bl. 7; ja About (p. 2) zegt dat men er in zeven dagen komt, maar onze oud-intendant is niet vast meer op de cijfers, dit is een der 16 foutief overgenomene getallen, of de zetter was niet aan het schrift gewend, want op diens rekening zet ik de ‘vijgen van Afrika’ bl. 77, in plaats van Attika. Hoe het zij, de fransche stoombootmaatschappij des Messageries Impériales brengt u naar Athene, al heet zij ook op bl. 10 ‘de zoo genoemde compagnie der keizerlijke postwagens.’ De stoomboot ‘giert aan in de haven Pirée; Pirée is een dorp bevattende 5 à 6000 zielen (d.i. 4 à 5 mille âmes, tout en cabarets et en magasins), terwijl de woningen niets anders dan herbergen en winkels voorstellen. De weg naar Athene met eenige zorg onderhouden is op sommige plaatsen beplant met populieren van eene bijzondere soort, die veel sterker, dikker en veel lommerrijker zijn
| |
| |
dan de onzen (d.i. de franschen), terwijl de bladeren met eene zekere ligte soort van katoen bedekt zijn. Bij het begin van den weg ziet men niet anders dan dorre heiden, die zich ter regter zijde met de moerassen van Phalère vereenigen, doch op een kwartier afstands van Pirée merkt men eenige wijngaarden en amandelboomen op, terwijl men een weinig verder eene kleine rivier ontmoet, die men Céphise noemt; van dat oogenblik af wordt de weg aangenamer en loopt langs een olijfbosch, dat zich vroeger tot aan Athene uitstrekte en de stad omringde, doch dat door den inwendigen oorlog (guerre de l'indépendance) en den hevigen winter van 1849 tot 1850 achtereenvolgens is vernield geworden,’ zoo als de vertaler ten overvloede er bij zet ‘in den omtrek van Athene.’ Volgens dezen was, bl. 42 ‘Athene, vóór dat het tot hoofdstad van Attika (zegge: het herstelde koningrijk Griekenland) gekozen was, een weinig bevolkt Albaneesch dorp; de graaf van Capo d'Istria, president in 1828, verplaatste den zetel van het bestuur uit Astros naar het dorp Aeginae, maar in 1829 werd deze naar Nauplia verlegd, die op zijne beurt in bevolking toenam, even als de stad (zegge: van) Capo d'Istria bevolkt was, tot dat de vader van den thans gevlugten koning Otto, in de maand December 1834 Nauplia verliet en zijne hoofdzetel naar Athene verplaatste;’ About schreef: ‘C'est le roi Othon ou plutôt c'est son père, qui a voulu qu' Athènes devînt la capitale du royaume,’ natuurlijk om de geschiedkundige herinneringen, ofschoon Corinthe gezonder en geschikter gelegen was, bl. 44 ‘doch het algemeen belang en de gezondheid der bevolking moesten bukken voor de overmagt en het egoïsmus,’ dat heet: céder à l'archéologie!
‘Evenwel vergrootte zich Athene al spoedig, aangezien de Grieken ondernemend en daarenboven bouwlustig zijn; het overgroot getal menschen, (voeg er bij: qui occupaient et sollicitaient des places), dat steeds aangroeide, deed de huishuur stijgen en de bouwkundigen (les constructeurs de maisons) verdubbelden hunne fortuin. Het was eene gewone zaak geworden, geld tegen 12 en meer percent op te nemen om huizen te bouwen, terwijl de huur den eigenaar zuiver 18 percent opleverde. Ook zag men niet zelden, dat een Griek, die slechts over duizend drachmen (zegge: dix mille) kon beschikken, een huis van 50.000 drachmen liet bouwen, dat reeds vóór het onder dak was, met zware hypotheken geboekt stond’ (chargée, eerst met hypotheken bezwaard en daarna met het dak).
‘De stad Athene is eigenlijk gezegd in tweeën, door twee straten die zich kruisen, verdeeld, (dus in vieren) dragende de eene den naam van Eolus, die regt naar (perpandiculaire à) de andere loopt, die van Hermes.’ Die regte straten door beijersche architecten aangelegd beantwoorden niet aan de eischen van het zuiden, tegen de voorschriften van Vitruvius valt namelijk de één juist in de middaglijn; zoo zouden de oude Grieken nooit gebouwd hebben, want die wisten dat een straat, waarin de zon over de geheele lengte staat te branden, juist daarom niet wordt verkozen boven anderen. De nieuwe stad beslaat een gedeelte van het grondgebied der stad Adriaan bl. 46. Zoo zou men in Parijs komen als men te Troje,
| |
| |
la ville de Paris moest zijn, want la ville d'Adrian is de door de Romeinen gebouwde stad onder keizer Adrianus; ‘de stad Theseus (la ville de Thésée) het oude Athene strekt zich uit tusschen den Acropolis en de haven, het grieksche dorp, (le village Turc) dat zich van oudsher aan den voet van den Acropolis bevond, is nog niet verdwenen; het maakt thans een geheele wijk der stad uit, met zeer naauwe straten en zeer lage hutten en opene plaatsen, waar het wemelt van kippen, kinderen en varkens. De bazar of markt van Athene is niet meer dan een bazar van het oosten, heeft eenige gelijkenis met den bazar Goede tijding,’ bl. 47; hier zou Sybrandi een parijsch exemplaar kunnen plaatsen, want de bazar Bonne Nouvelle op den boulevard van dien naam te Parijs kan met onze wel bekende Verkoophuizen vergeleken worden, maar gelijkt volgens About p. 231 even min op de markt van Athene als eenige oostersche bazar, want alles wat men kan koopen wordt daar verkocht, vleesch en postpapier, komkommers en handschoenen.
Door het gering verkeer van vreemdelingen zijn de logementen te Athene nog niet best; ‘het hotel Dimitri over de fransche legatie is het minst slechte, terwijl het hôtel d'Orient en dat d'Angleterre, bl. 48, op 30 passen afstand van elkander in de straat Eolus staan, tegenover de zoogenaamde kanonloods, zoodat de reiziger uit zijn venster de twaalf kleine kanonnen kan bewonderen, die de geheele artillerie van het koningrijk uitmaken. Na deze drie logementen komt het hôtel de l'Europe, hetwelk op een verderen afstand in de Eolusstraat ligt;’ gelukkig, dat het niet altijd op hetzelfde neêrkomt, hoe of de woorden volgen, want About zegt p. 405 après ces trois hôtels, mais à une grande distance vient l'hôtel d'Europe, rue d'Eole, omdat, zoo als onze vertaler zonder den draad te vatten, er bij voegt, ‘de reizigers voor vreemde huizen of kleine geëmploijeerden, die zich niet aan morsigheid storen, bij verkiezing in dit hôtel gaan.’ De Grieken uit den middenstand reizen met hun beddegoed, dat is met eene deken, zoodat zij ‘slechts een lokaal (espace) van zes voet lengte verlangen, om hunne deken te ontrollen en den nacht op den plankenvloer door te brengen;’ men slaapt daar te midden van vier Grieken en wat dies meer zij. Dat eenvoudige volkje eet meestal, zoo als ik dat ook te Napels zag, in de opene lucht of in gaarkeukens, en is tevreden met koud eten, qu'il mange sur le pouce, zoo uit het vuistje, ‘een stuk gezouten visch, een handje spaansche peper of bittere olijven, een snede koek met sésame en honig, waaraan zij den naam van khalva geven,’ dat is: gâteau de sésame et de miel, p. 408, pour la somme de trois sous, un festin de Balthazar, ‘en waarvoor niet meer dan drie fransche stuivers betaald wordt.’ Natuurlijk gebruikt een vreemdeling het middagmaal liever in het
logement.
‘Wat de vervoer- en transportmiddelen betreffen’ gaat de heer van Doren letterlijk voort, ‘zijn de rijtuigen te Athene niet zeldzaam, en men vindt er, die geschikt zijn (hij bedoelt: abondamment) voor de stad en voor het land. Niets is onaangenamer, dan die vuile en slecht onderhouden wagens en huurkoetsen van Athene te zien; weinige daarvan zijn met geheele glasramen, en zij rollen soms door de straten met een half ge- | |
| |
broken wiel; ten aanzien van het verblijf dezer rijtuigen, bevinden zij zich even als bij ons te lande op daartoe aangewezen plaatsen vereenigd’ bl. 50; ik zou dus te Athene een rijtuig in een koetshuis gaan zoeken, want in Nederland ken ik geene ‘voitures de place’, toch bedoelde de vertaler het anders, want About vertelt, p. 408 on trouve les voitures tous rassemblés sur une place boueuse, qu'on appele la place des voitures. Het gaat daar overigens even als te Rome; bij gebrek aan tarief moet men voor elke vracht dingen met den koetsier, tot dat vraag en aanbod met elkander overeenstemmen. ‘Er is lang sprake geweest om van Athene tot Pirée omnibussen tot stand te brengen, doch de communicatie tusschen die beide plaatsen is zoo druk, en de prijs, waarvoor de huurkoetsiers den reiziger van de eene plaats naar de andere brengen, zoo gering, dat de ondernemers van omnibussen er geld zouden moeten bijleggen: om deze reden is zulks uitgesteld, en er vooreerst aan het bestaan van omnibussen niet te denken is’; zoo luidt de zin waarvan de analyse, ik bedoel eene logische, menigen kweekeling op een examen zou doen vallen, en toch bevat die zin niet eens waarheid, want de ware reden wordt door den oud-officier achterwege gelaten, About vertelt namelijk, dat hij, die naar der Pireus gaan wil, in een rijtuig stapt en wacht tot dat er een tweede en een derde komt, en zoo stopt men tot
zelfs acht vreemde menschen bij elkander, die dan op een goedkoopje rijdende, van hun huurrijtuig een omnibus maken.
‘Voor wij dit hoofdstuk eindigen, laat onze schrijver er op volgen, willen wij nog een paar regelen aan de badplaatsen van Athene wijden;’ zeker dacht hij aan de Indische bains d.i. badhuizen. ‘Men gebruikt er zelden anders dan stoombaden, zoo als in afrikaansche landen de gewoonte is, terwijl de badhuizen en besproeipijpen d.i. robinets, in Griekenland en Turkije voorwerpen van verachting zijn. Het beste der Turksche badhuizen te Athene is een huisje van weinig uiterlijk voorkomen, met twee geschilderde uithangbordjes, voorstellende twee beeldjes, zijnde het eene een man en het andere eene vrouw, welke beeldjes in de allegorische spreuk, in de landtaal overgebragt, beteekent: rib der mannen, rib der vrouwen;’ ja lieve lezer, zoo schreef de oud-officier, en hij liet die landtaal curcijf drukken, maar ik durf toch volhouden, dat hij zich wel zoo allegorisch heeft uitgedrukt als de afrikaansche badbaas; gelukkig dat Sybrandi u met een fransch exemplaar kan te hulp komen, waar wij lezen: c'est une maison sans apparence avec deux petites enseignes peintes, représentant un bonhomme et une bonne femme; ce langage allégorique se traduit en patois vulgaire par: côté des hommes, côté des dames. Mij dunkt, notre intendant ne s'y entend pas. Zou een accent wel ooit grooter vergissing veroorzaakt hebben? Ik durf de lange schildering van het stoombad met ‘de wrijving en huidknijping’ niet af te schrijven; genoeg dat ‘het eene lekkere uitwerking heeft, als of men in het paradijs van Mahomed meent te zijn’, hetgeen waar zou wezen, als About er niet had bijgezet, dat juist de slechte koffij, de slechte rustbank, en de vunsige stank van alle kanten opstijgende, aan alles behalve aan zulk een paradijs doen denken.
De stad, die de schoonste tooneelstukken heeft zien opvoeren in den ouden
| |
| |
tijd, bezit tegenwoordig wel een schouwburg, maar die is meestal gesloten, bij gebrek aan tooneelspelers, en deze komen er zelden, daar de verdiensten te gering zijn; de eigenaars van den schouwburg willen liever geen geld geven om in hun eigene loge te zitten, terwijl de ‘officieren uitsluitend bevoorregt met de vier eerste banken regts van het orchest iets meer dan 65 centimes betaalden, bl. 56 (dat heet p. 421 un peu moins de 95 centimes), en in weerwil dat zij later met 5 lepta's verminderd zijn geworden (dat is: une addition de 5 lepta) waren zij nog niet tevreden; het publiek van zijnen kant beschouwde het zonderling, dat die heeren eene vermindering van 60 centimes op den prijs van hunne plaatsen verlangd hadden’, ja wel zonderling is die vertaling van p. 421 soixante pour cent! Het is overigens ligt te begrijpen, dat te Athene geen tooneel kan bestaan, dat door al de inwoners zou bezocht worden, ‘de fransche komedie zou voor 9/10 der grieksche maatschappij onverstaanbaar zijn, terwijl de treurspelen van Soutzo voor 9/10 der aanwezige vreemdelingen hebreeuwsch zou zijn’; of onze vertaler zich bij die vreemdelingen schaart bij die berekening, weet ik niet, maar wel, dat About zegt, p. 421, les tragédies héroïques de Soutzo seraient lettre close pour les dix-neuf vingtièmes des étrangers.
(Slot volgt.)
|
|