hunne bevindingen meê te deelen en hunne nieuwe aanwinsten te doen afbeelden, niet alzoo wij Nederlanders, hoezeer ook met den wensch bezield om ook van onzen vooruitgang getuigenis af te leggen.
Wat van deze onmacht het gevolg was, valt licht te begrijpen: onbekendheid met en niet waardeering in 't buitenland van wat in Nederland door de ooftkweekers werd tot stand gebracht: en dan - door gebrek aan zamenwerking, gebrek aan een band, die de kunstbroeders op 't gebied van hun werkkring vereenigd hield - verwarring, grenzenlooze verwarring in de namen, waarmeê de tallooze soorten (eigenlijk verscheidenheden) van ooft werden aangeduid, en, dien ten gevolge, teleurstelling en nogmaals teleurstelling bij kweekers van beroep zoowel als bij liefhebbers van vruchten - in één woord bij allen, die er zich op toelegden, met hun tijd meê te gaan en hunne verzameling uit te breiden.
Doordrongen van de wenschelijkheid, aan zulk een toestand, ook in Nederland, een einde te maken, kwamen, vóór weinige jaren, eenige praktische mannen in het vak der ooftboomteelt op het denkbeeld, eene vereeniging te stichten, waarvan het streven zijn zou: met vereende krachten tegen het bestaande kwaad te velde te trekken, en dat wel in de eerste plaats door een orgaan in het leven te roepen, waarin door naauwkeurige beschrijvingen aan de eene zijde en eene zoo uitvoerig mogelijke opgave van synonymen aan de andere, al ware 't ook langzamerhand, weder eene zekere orde in de nomenklatuur der vruchten zou worden teruggebracht. Die vereeniging kwam onder den naam van: ‘Vereeniging tot regeling en verbetering van de vruchtsoorten te Boskoop’ tot stand, terwijl het orgaan, waarin zij hare acta bekend maakte, onder den titel van: ‘Beschrijving der vruchtsoorten’ het licht zag.
Twee reeksen van laatstgenoemd werk kwamen in 1862 en '63 van de pers, en vonden een gewenscht onthaal. Doch, hoezeer men ook gevoelde, dat door de op die wijze zich uitende bemoeijingen van het bestuur der Vereeniging eene eerste schrede op de baan van vooruitgang gezet werd, toch kon men den wensch niet onderdrukken, dat aan het geheel door goede gekleurde afbeeldingen meerdere volledigheid werd bijgezet.
Een ieder nu, die bekend is met de kosten, welke het uitgeven van goede gekleurde platen na zich sleept, zal gemakkelijk bevroeden, dat het bestuur der Boskoopsche Vereeniging, hoezeer ook het hierboven uitgesproken gevoelen van vele harer leden en andere deskundigen deelend, echter aan de uitvoering van hun wensch moeijelijk gevolg kon geven, en zich ook niet voorstelde, dat die ooit in vervulling zou kunnen overgaan. Doch, wat niet te verwachten was, gebeurde. De firma J.B. Wolters te Groningen bood zich aan, de onderneming op touw te zetten, en als uitkomst van het streven dier firma in verband met het bestuur, meermalen genoemd, zien wij reeds twee afleveringen van een 4o plaatwerk vóór ons liggen, 't welk onder den titel van ‘de Nederlandsche Boomgaard’, zich aansluit aan de ‘beschrijvingen’ der Boskoopsche Vereeniging, en daarmede eenmaal, hopen wij, een uitmuntend geheel vormen zal.
Hebben wij in korte trekken aangetoond, dat er behoefte aan een werk