De Tijdspiegel. Jaargang 21
(1864)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijHet paleis voor volksvlijt te Amsterdam.12 Chromolithographische platen voorstellende het uit- en inwendige van het gebouw benevens platte grond, naar de teekeningen van W. Hekking Jr. Tekst van P.H. Witkamp. Uitgever Jan D. Brouwer te Amsterdam, 1864.Onder de degelijke voortbrengselen van monumentale bouwkunst, in de laatste jaren in Nederland verrezen, moet aan het onlangs in de hoofdstad ingewijde paleis voor volksvlijt eene eerste plaats worden toegekend. Was het verheven denkbeeld van den éénigen Sarphati om, in navolging van Londen, Parijs, Munchen, Dublin, Manchester en New-York een industrie-paleis te Amsterdam te verkrijgen, gelukkig te noemen, voor velen scheen het eene zaak welker verwezenlijking aan het onmogelijke grensde, en toch, het aanschouwen van Outshoorn's meesterstuk getuigt van de wilskracht en volharding van den een, van het groote talent van den ander, van de belangstellende medewerking der natie in al wat tot den bloei en de ontwikkeling van het schoone en goede, tot bevordering van degelijke beschaving en volksgeluk kan strekken. Geen wonder dan, dat de 16de Aug. l.l., zijnde de dag der inwijding, een ware feestdag voor Amstels ingezetenen, voor geheel Nederland was. Wij hebben hier geenszins den indruk weder te geven, dien het trotsche gebouw, zoowel uit- als inwendig op den toeschouwer maakte, evenmin te spreken van het tooverachtige, toen des avonds de zoo gelukkig aangebragte 6000 lichtvlammen ontstoken waren en men zich als in een paleis der duizend-en-een-nacht waande, want, den vol- | |
[pagina 395]
| |
genden dag reeds beijverden zich de dagbladen zulks den volke te verkondigen. De nieuwsgierigheid hierdoor gaande gemaakt deed bij velen den wensch ontstaan dit kunstgewrocht van naderbij te leeren kennen of wel daarvan eene getrouwe afbeelding te bezitten. Hierin heeft de heer Jan D. Brouwer, boekhandelaar te Amsterdam, op eene waardige en loffelijke wijze voorzien door de uitgave van een twaalftal fraaije chromolithographische afbeeldingen, benevens den platten grond met verklarenden tekst, in vier talen, als de Nederlandsche, Hoogduitsche, Fransche en Engelsche gedrukt. Is het denkbeeld van deze uitgave op zich zelf genomen reeds alle aanbeveling waardig, niet minder is het dit door de keuze van hen aan wie die arbeid werd opgedragen en toevertrouwd. Zoo is de heer W. Hekking Jr. bij ons, niet alleen als een bekwaam kunstenaar, maar tevens als een naauwgezet teekenaar te gunstig bekend, dan dat wij van zijn werk niet het beste mogten verwachten. Zijne afbeeldingen van het paleis zijn dan ook zoo getrouw, dat men alles tot in de kleinste bijzonderheden naauwkeurig kan nagaan. Ook de heer P.H. Witkamp, aan wien de verklarende tekst van deze afbeeldingen werd opgedragen, kweet zich evenzeer op eene loffelijke wijze van zijne taak. Bekend als een onverzadelijk navorscher van al wat tot de geschiedenis der door hem geliefde stad Amsterdam behoort, getuigen zijne bijschriften van ‘Amsterdam in schetsen’Ga naar voetnoot(*), waarin hij reeds eene beschrijving van dat paleis gaf, konden wij van hem niets anders dan goeds verwachten. De verdeeling in den verklarenden tekst is goed genomen; in een 40 tal bladzijden, geeft hij eerst eene beschrijving van de stichting om daarna tot den bouw, de hiertoe gebezigde materialen en de kosten van dien over te gaan. Vervolgens spreekt hij van de voorgenomen verfraaijing van den omtrek, die het geheel, ongetwijfeld, een nog schooner aanzien zal geven, wanneer al het belemmerende in de omgeving zal weggeruimd zijn. Eindelijk bespreekt hij het paleis zelf en geeft eene korte doch duidelijke verklaring van elk der twaalf afbeeldingen. Kunnen wij ons met deze beschrijving volkomen vereenigen, in één punt verschillen wij van den schrijver d.i. in het op bl. 29 vermelde, als zouden de versieringen en lijnen aan den Byzantijnschen stijl herinneren; dit is bepaald eene vergissing die wij den geachten schrijver evenwel niet te euvel kunnen duiden, wanneer reeds in het rapport aan den Minister van Binnenlandsche Zaken in December 1863 door de commissie bestaande uit de heeren W.C.A. Staring, C. Rochussen en J.F. Metzelaar uitgebragt, dezelfde vergissing plaats vond. Neen, het gebouw ontleent zijne bestanddeelen geenszins aan den Byzantijnschen stijl. Het karakter hier aangegeven is dat van alle dergelijke gebouwen in den laatsten tijd vervaardigd, een karakter dat zijnen oorsprong vindt eerstens in de behoeften waaraan men bij die gebouwen moet voldoen d.i., groote lokalen te verkrijgen, die eene geschikte gelegenheid geven tot het ten toon stellen van voorwerpen hoofdzakelijk tot het gebied der industrie en kunst behoorende, die geregeld ter bezigtiging dienen geplaatst te kunnen worden en op de best mogelijke wijze verlicht, - en | |
[pagina 396]
| |
ten andere in de voor deze gebouwen gebezigde materialen n.l. de ijzerconstructie die van zelve geheel andere vormen aangeeft dan de steen, het hout enz. De stijl is daarom, zoo als de Ned. SpectatorGa naar voetnoot(*) te regt zegt, een modern-eklektische, wij zouden zeggen een goed beredeneerde modern-eklektische stijl, waarin wel is waar de rondboog eene hoofdrol speelt en meesterlijk is gebezigd, maar die daarom toch geen byzantijnsch karakter heeft. Omtrent de verdere uitvoering kunnen wij ook niet anders dan eene loffelijke getuigenis afleggen. De plaatjes zijn zeer goed uitgevoerd, en doen de lithographen v. Emrik en Binger alle eer aan. Ook de tekst is netjes gedrukt, in één woord het geheel heeft iets aanvalligs, waardoor het zoowel bij den vreemde als bij ons, aanspraak op een groot debiet kan maken, hetwelk wij den uitgever ook van ganscher harte toewenschen.
L.H.E......
3 Oct. 1864. |
|