Brievenbus.
III.
Heiligschennis.
Mijnheer de Redacteur!
Een jeugdig dichter van goeden aanleg verdient immers dat hij op zijne dichterlijke loopbaan aangemoedigd worde, terwijl men hem op zijne feilen opmerkzaam maakt? Maar een poëtaster van het ergste soort verdient, dunkt mij, evenzeer dat men hem zijne feilen onder het oog brenge, opdat hij zwijge wanneer hij niet beter dichten kan. Zoo dacht ik, toen ik in eenige nommers van het ‘Leeskabinet’ eene zoogenaamde vertaling van Goethe's Faust ontmoette. Van Goethe's Faust! Er behoort waarlijk moed toe om zulk een reuzenarbeid te ondernemen; doch de heer F. schijnt daarvoor niet terug te deinzen. Welligt dat gij, mijnheer de redacteur, den moed niet eens gehad hebt die vertaling te lezen. Ik kan het u ook niet aanraden, want het is pijnlijk voor uw oor, voor uw hart, voor uw schoonheidsgevoel. Ik heb op dit oogenblik alleen No. 6 van dezen jaargang voor mij, maar daaruit zijn curieuse staaltjes op te sporen. Dat het eenvoudige
Lege dich hinter den Ofen nieder,
Mein bestes Kissen geb ich dir
vertaald wordt door
Kom, leg u ginder op dat kussen neder,
En dat wel daadlijk, zeg ik u!
is wel wat plat, maar het kan er nog door. Maar regels als de volgende:
Helaas! reeds voel 'k, dat, bij den besten wil,
Niets ooit mijn borst haar' weetlust still'
zijn toch wel wat al te stootend, ja bijna
De geesten in den gang zingen tegen den betooverden poedel:
Blijft hier en verroert geen vinnen (!!)
Kijkt hij nu op zijn lip.
Is dat niet keurig vertaald? Wie zou daarin het hoogduitsch erkennen van:
Zagt ein alter Höllenluchs?
Ook vond ik den regel:
Daarom de steven nu gewend.
Ik was nieuwsgierig hoe Goethe dien echt Hollandschen scheepsterm gebruikt had, en vond
Doch dieser Mangel lässt sich ersetzen,
Wir lernen das Ueberirdische schätzen.
Dat heet vrij vertalen, en den zin van het oorspronkelijke wedergeven!
En dan het kernachtige
Ich bin der Geist der stets verneint
te vertalen met
Ik ben de Geest die alles steeds verstoort,
dat gaat, dunkt mij, alle vrijheid te ver.
De vertaler heeft bovendien nog al een vrij gebruik gemaakt van L. Vleeschouwer's Vlaemsche vertaling van den Faust, uitgegeven in 1842 bij Katinckx en Oberts te Antwerpen. Hij moest, dunkt mij, zijnen arbeid maar staken; waartoe het onvertaalbare vertaald, of liever verminkt en verknoeid?
d. L.