Kamers is gezegd en zooals door de Kamers door eene wet is bepaald, maar wel dat dit punt veel verder komt, namelijk te Kedoeng Djati. Uit het verslag van commissarissen der Nederlandsch Indische spoorwegmaatschappij (reeds vroeger aangehaald) blijkt het dat ook de heer de Bordes, de hoofd-ingenieur der Maatschappij, dit door de terreinopnamen gevonden heeft, zoodat dus de heer Stieltjes in deze zijne bewering volkomen gelijk heeft. Maar behalve dat op deze wijze niet meer aan de wetsbepaling voldaan wordt, zoude de aanleg van den zijtak Kedoeng Djati-Ambarawa eene volkomene ongerijmdheid zijn. Wat toch is het doel van den zijtak?
Eerstens. Het in verband brengen der spoorweglijn Samarang-Solo met de vesting Willem I. Het is duidelijk dat hoe korter die zijtak is en hoe digter hij bij het strand aansluit, hoe meer hij in het belang der verdediging ligt. Maar nu is de directe lijn Ambarawa-Samarang even lang als de zijtak Ambarawa-Kedoeng Djati. De troepen zijn dus langs den eersten weg even spoedig te Samarang, als zij langs den tweeden te Kedoeng Djati kunnen zijn, dat geheel in het binnenland ligt.
Tweedens. De afvoer van producten, uit de Kadoe Ledok, enz. Hiervoor zal het geen betoog behoeven, dat ook de kortere lijn de voorkeur verdient. Nu is de lijn van Merak-Matti langs Ambarawa en Kedoeng Djati naar Samarang 7.85 mijl lang, en de lijn over Oenarang 39 mijl, terwijl zij tevens door gecultiveerde en sterk bewoonde gronden loopt.
Zooals de heer Stieltjes, die het terrein voor beide rigtingen kent, beweert, zijn de zwarigheden van de lijn Kedoeng Djati-Ambarawa grooter dan die van de lijn Samarang-Oenarang-Ambarawa en dus zullen ook de kosten, vooral ook die van exploitatie, daar grooter zijn.
Dit geconstateerd hebbende, ziet men dat het in het belang der verdediging, van den handel en van de spoorwegmaatschappij is, niet den zijtak Ambarawa-Kedoeng Djati, maar den zijtak Ambarawa-Oenarang-Samarang te leggen.
Maar - als men eens te Ambarawa is; als men toch genoodzaakt is dit gevreesde bergterrein door te trekken; waarom dan niet van daar dadelijk op Solo en Djocjo aan en den grooten omweg door de woestenij opgegeven? Mij dunkt, dit laatste is een noodwendig gevolg van het eerste.
Zooals wij in den aanvang reeds zeiden: ‘in het veranderen van het aansluitingspunt ligt meer dan het verschil in naam der dessa, die met het kruisstation zal bevoorregt worden.’
Niet alleen zal het kapitaal der maatschappij op onnutte wijze worden verwerkt aan lange berglijnen, die weinig beloven; niet alleen zal slechts zijdelings het belang der verdediging ter harte worden genomen, waar alle belangen zoo uitnemend in overeenstemming zijn; maar ook de Staat zal zware offers moeten brengen, daar het te voorzien is dat de Maatschappij welligt nooit de kosten harer exploitatie zal kunnen dekken. Van welken invloed eene finantiëele mislukking van de eerste spoorweglijn op Java op den aanleg van andere lijnen zal zijn, behoeft niet breed uitgemeten te worden. Het belang van kolonie en moederland is ten naauwste geïnteresseerd bij het doelmatig aanleggen van de eerste spoorweglijn op Java, en het zoude ernstig te betreuren zijn,