De Tijdspiegel. Jaargang 21
(1864)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 127]
| |
Brievenbus.I.
| |
[pagina 128]
| |
Maatschappijen geneest men tegenwoordig alle kwalen, - eene Maatschappij die den naam zou kunnen voeren van ‘Genootschap tot bevordering der schurkerij’ of zoo iets dergelijks, en waarvan het doel niet verder zou behoeven omschreven te worden, daar de titel dat genoegzaam te kennen geeft. Tot Directeuren dier Maatschappij zou ik willen benoemen de heeren Faure c.s., die het rapport der Kaapsche synode onderteekend hebben. Deze zouden tevens belast worden met het onderzoek van hen die tot het lidmaatschap wenschten toe te treden, daar zij getoond hebben voor deze taak volkomen berekend te zijn. Niemand zou tot lid aangenomen worden, dan die niet alleen in gemoede verklaren kon, dat hij steeds geneigd was tot alle loosheid, maar daarvan ook bewijzen gaf: een paar diefstallen, echtbreuken en moorden, of nog liever hebbelijkheid om orthodoxie te huichelen, terwijl men in zijn hart volbloed liberaal is, zouden tot krachtige aanbeveling strekken. Zoodra men bij iemand nog eenige neiging tot iets goeds bespeurde, b.v. om de heeren examinatoren een slag in het aangezigt te geven, zou hij onherroepelijk moeten afgewezen worden. De kandidaat, eens aangenomen als lid, zou plegtig moeten beloven, de neiging steeds bij zich te zullen aankweeken en alle daarmede strijdende begeerten te onderdrukken. Een jaarlijksch onderzoek zou het bewijs moeten geven van de getrouwe vervulling dezer beloften. Oude zondaars, die nog wel zouden willen, maar niet meer kunnen, zouden eereleden van het genootschap kunnen worden, en sommige vromen in den lande zou men kunnen begiftigen met den titel van begunstigers. Op deze wijze verbeeld ik mij, dat er veel goeds geweerd en veel kwaads tot stand zou kunnen gebragt worden. (Ik druk mij immers goed uit, want in deze Babylonische spraakverwarring heb ik soms moeite den weg te vinden?) De Kaapsche broeders zullen zeker geneigd zijn ook tot deze boosheid, en mij gaarne de hand willen bieden. Uit hun naam meen ik aan de kandidaten voor mijn genootschap wel te kunnen beloven: vrijen overtogt naar de Kaap, en daar een heerlijk, onbezorgd leventje te Darling of elders. Den heer Kotzé zou ik maar raden, hoe eer hoe liever het gezelschap te verlaten, waarin hij zich nu bevindt. Foei! hij is niet ten allen tijde geneigd b.v. om vrouw en kinderen te vermoorden, en die man zou predikant mogen wezen, en medebroeder van zoo velen, die volgens hunne verklaring allezins en altijd geneigd zijn tot die boosheid. Één zondaar bederft veel goeds, hier zou één eerlijk man veel kwaads tegenwerken, en dat mag niet. Zal mijn genootschap tot stand komen, zal mijn ideaal verwezenlijkt worden? Het is te hopen, maar ook te verwachten..? Mogelijk kan hiertoe medewerken het anti-christelijk onderwijs, dat thans volgens advertentie van den heer Josua van EijkGa naar voetnoot*) op onze openbare scholen gegeven wordt. Want wordt daar wezenlijk het tegendeel geleerd, van 't geen het Christendom voorschrijft, wordt daar aan de kinderen ingeprent dat zij moeten doodslaan, moeten stelen, moeten echtbreken, dat zij verpligt zijn God en alle menschen te haten, dan is er kans op, dat éénmaal geheel het opkomend geslacht geneigd zal zijn tot alle boosheid. Heeft de steller van die anti-christelijke advertentie ook zulk onderwijs genoten? 20 Dec. 1863. Jan Olij. | |
[pagina t.o. 129]
| |
KIEL, DE HOOFDSTAD VAN HOLSTEIN.
|
|